ECLI:NL:RBDHA:2018:6020

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 mei 2018
Publicatiedatum
24 mei 2018
Zaaknummer
NL18.7757
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en verantwoordelijkheidskwestie Duitsland in het kader van Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 mei 2018 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een asielzoeker, een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, heeft de aanvraag niet in behandeling genomen op grond van de Dublinverordening, omdat Duitsland verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.

Tijdens de zitting op 17 mei 2018, waar eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk, heeft de rechtbank de zaak behandeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser eerder in Zwitserland en Duitsland asiel had aangevraagd, maar dat deze aanvragen niet succesvol waren. Duitsland had op 5 maart 2018 ingestemd met de terugname van eiser, wat de conclusie van verweerder ondersteunt dat Duitsland de verantwoordelijke lidstaat is.

Eiser heeft aangevoerd dat verweerder ten onrechte geen registertolk in de Mandingo-taal heeft ingezet tijdens het aanmeldgehoor. De rechtbank oordeelt echter dat verweerder voldoende heeft onderbouwd waarom dit niet mogelijk was, aangezien er geen registertolken beschikbaar waren. Eiser heeft ook zijn bezorgdheid geuit over de bescherming die hij in Duitsland zou ontvangen, vooral als LHBT’er, maar de rechtbank concludeert dat Duitsland zich aan de Europese asielrichtlijnen zal houden en dat eiser in Duitsland juridische bijstand kan krijgen.

De rechtbank heeft uiteindelijk het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen een week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL18.7757
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

(gemachtigde: mr. E.S. van Aken),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 20 april 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL18.7758, plaatsgevonden op 17 mei 2018. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen L. Totosashvili. Verweerder is niet verschenen.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk ter zitting uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Eiser heeft op 3 februari 2018 een asielaanvraag ingediend. Bij het bestreden besluit is die aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling ervan.
2. Uit informatie uit Eurodac is gebleken dat eiser eerder in Zwitserland en in Duitsland een verzoek heeft gedaan om internationale bescherming. Eiser heeft zijn aanvraag in Zwitserland niet afgewacht. Zijn verzoek in Duitsland is afgewezen, waarna eiser is doorgereisd naar Nederland. Duitsland is op 5 maart 2018 akkoord gegaan met terugname van eiser. Verweerder heeft op grond hiervan terecht geconcludeerd dat Duitsland de verantwoordelijke lidstaat is.
3. Volgens eiser heeft verweerder ten onrechte geen registertolk in de Mandingo taal gebruikt tijdens het aanmeldgehoor. Volgens eiser is niet gebleken van vereiste spoed of van andere gegronde redenen hiervoor. In het rapport van het aanmeldgehoor Dublin is evenwel aangegeven dat in de Mandingo-taal geen registertolk beschikbaar is voor de IND. Voor zover het bestreden besluit verwarring wekt door te vermelden dat er niet tijdig een registertolk beschikbaar was, is dit in het verweerschrift voldoende opgehelderd met de mededeling dat er ten tijde van het aanmeldgehoor geen registertolken waren die zich beschikbaar stellen voor de IND. Gelet hierop kon niet van verweerder worden gevergd om te wachten op het beschikbaar komen van een registertolk. Verweerder heeft dan ook voldoende onderbouwd waarom geen registertolk is gebruikt.
4. Eiser stelt verder dat hij als LHBT’-er in Duitsland niet dezelfde bescherming kan krijgen als in Nederland. Zijn asielaanvraag is in Duitsland afgewezen en hij heeft daarbij geen toereikende rechtsbijstand gehad. Verweerder had volgens hem onderzoek moeten doen naar het verloop van de asielprocedure in Duitsland en naar de mogelijkheid van een nieuwe asielaanvraag in Duitsland. Eiser vreest nu indirecte réfoulement.
5. Zoals verweerder al heeft gemotiveerd in het bestreden besluit, moet ervan uit worden gegaan dat Duitsland het huidige verzoek om internationale bescherming van eiser zal behandelen met inachtneming van de Europese asielrichtlijnen. Dit geldt temeer nu Duitsland heeft ingestemd met de terugname van eiser. Aangenomen moet daarom worden dat eiser niet in strijd met artikel 3 EVRM of 4 Handvest EU zal worden teruggestuurd naar Eritrea en dat hij overeenkomstig de bepalingen van de Procedurerichtlijn in aanmerking komt juridische bijstand. Voor zover eiser meent dat Duitsland tekortschiet in de nakoming van zijn internationaalrechtelijke verplichtingen jegens eiser, moet eiser hierover in Duitsland klagen. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat dit voor hem niet mogelijk of zinloos is.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van S.A.K. Kurvink, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 mei 2018.
Het proces-verbaal is digitaal ondertekend en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.