ECLI:NL:RBDHA:2018:6019

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 mei 2018
Publicatiedatum
24 mei 2018
Zaaknummer
NL18.7899
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet in behandeling nemen asielaanvraag wegens verantwoordelijkheid Duitsland

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 mei 2018 uitspraak gedaan in een beroep van eiser tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser had op 8 februari 2018 een asielaanvraag ingediend, maar deze werd op 18 april 2018 niet in behandeling genomen omdat Duitsland verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij stelde dat er systematische tekortkomingen in de asielprocedure in Duitsland zijn en dat zijn medische situatie niet voldoende in acht is genomen. Tijdens de zitting op 17 mei 2018 is de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van eiser aanwezig was, maar de verweerder niet. De rechtbank heeft na de zitting onmiddellijk uitspraak gedaan en het beroep ongegrond verklaard.

De rechtbank overwoog dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat er ernstige redenen zijn om te vrezen voor systeemfouten in de asielprocedure in Duitsland. Eiser had eerder in 2015 al een asielaanvraag in Duitsland ingediend en Duitsland had op 7 maart 2018 ingestemd met de terugname van eiser. De rechtbank concludeerde dat Duitsland de asielaanvraag van eiser zal behandelen in overeenstemming met de Europese asielrichtlijnen. Eiser's vrees voor terugzending naar Eritrea en zijn medische situatie werden niet als voldoende onderbouwd beschouwd. De rechtbank oordeelde dat verweerder geen reden had om de asielaanvraag inhoudelijk te behandelen en dat eiser zich met zijn klachten over de Duitse autoriteiten daar kan wenden.

De uitspraak werd gedaan door rechter J.F.I. Sinack, in aanwezigheid van griffier S.A.K. Kurvink, en werd openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL18.7899
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

(gemachtigde: mr. M. Drenth),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 18 april 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL18.9219, plaatsgevonden op 17 mei 2018. Voor verzoeker is zijn gemachtigde verschenen. Verweerder is niet verschenen.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk ter zitting uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Eiser heeft op 8 februari 2018 een asielaanvraag ingediend. Bij het bestreden besluit van 18 april is de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk is.
2. Niet in geschil is dat eiser eerder, op 11 mei 2015 in Duitsland heeft gevraagd om internationale bescherming. Duitsland is op 7 maart 2018 akkoord gegaan met terugname van eiser. Verweerder heeft hier terecht uit afgeleid dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van eisers asielverzoek.
3. Eiser meent dat verweerder de inhoudelijke behandeling van de asielaanvraag aan zich moet trekken, vanwege systematische tekortkomingen in de asielprocedure of opvangvoorzieningen in Duitsland en vanwege eisers medische situatie. Eiser stelt in de asielprocedure in Duitsland onvoldoende tolkenbijstand te hebben gehad, hij zegt in Duitsland te zijn gediscrimineerd en hij stelt dat de medische zorg in Duitsland onder de maat was. Hij vreest door Duitsland te worden teruggestuurd naar Eritrea. Verweerder heeft volgens eiser onvoldoende onderzocht hoe Duitsland met eiser zal omgaan na overdracht.
Eiser is daarnaast onder medische behandeling vanwege astma en oogproblemen. Continuering van die behandeling in Nederland is volgens eiser noodzakelijk. Verweerder heeft eisers medische situatie onvoldoende inzichtelijk in de besluitvorming betrokken.
4. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat er ernstig moet worden gevreesd voor systeemfouten in de asielprocedure of opvangvoorzieningen in Duitsland. Eiser heeft zijn stelling in dit verband niet onderbouwd.
5. Zoals verweerder al uitvoerig heeft gemotiveerd in het bestreden besluit, moet ervan uit worden gegaan dat Duitsland het verzoek om internationale bescherming van eiser zal behandelen met inachtneming van de Europese asielrichtlijnen. Dit geldt temeer nu Duitsland heeft ingestemd met de terugname van eiser. Aangenomen moet daarom worden dat eiser niet in strijd met artikel 3 EVRM of 4 Handvest EU zal worden teruggestuurd naar Eritrea en dat hij in afwachting van de beslissing op het asielverzoek in aanmerking komt voor medische voorzieningen. Anders dan eiser stelt, was er voor verweerder geen aanleiding om dit nader te onderzoeken.
6. Voor zover eiser – zonder verdere onderbouwing – stelt dat hij eerder in Duitsland onvoldoende tolkenbijstand of medische zorg heeft gehad of zal krijgen, geldt dat hij zich hierover kan klagen bij de Duitse autoriteiten. Niet is aannemelijk geworden dat dit voor eiser niet mogelijk of zinloos is. Ook voor zover eiser stelt in Duitsland te zijn gediscrimineerd moet worden aangenomen dat eiser de bescherming kan inroepen van de Duitse autoriteiten. Eiser heeft het tegendeel niet aannemelijk gemaakt.
7. Niet is gebleken dat Nederland het aangewezen land is om eiser medische behandeling te bieden.
8. Gelet hierop heeft verweerder zich op het standpunt kunnen stellen dat er geen reden is om eiser asielaanvraag inhoudelijk te behandelen.
9. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van S.A.K. Kurvink, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 mei 2018.
Het proces-verbaal is digitaal ondertekend en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.