ECLI:NL:RBDHA:2018:5982

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 mei 2018
Publicatiedatum
23 mei 2018
Zaaknummer
AWB 18/988
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • Tj. Gerbranda
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergoeding van kosten voor contra-expertise taalanalyse door het Centraal Orgaan opvang asielzoekers

In deze zaak heeft eiseres, een Iraakse asielzoeker, verzocht om vergoeding van kosten die zij heeft gemaakt voor een contra-expertise taalanalyse. Het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa) heeft dit verzoek afgewezen, omdat eiseres de kosten had gemaakt zonder voorafgaande toestemming. De casemanager van het AZC had weliswaar toestemming verleend, maar het COa stelde dat deze casemanager niet bevoegd was om deze toestemming te geven volgens hun interne handleiding. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat eiseres en haar gemachtigde mochten vertrouwen op de toestemming van de casemanager. Het COa kan zich niet beroepen op de interne handleiding, omdat dit een intern beleidsstuk is en eiseres mogelijk niet op de hoogte was van de inhoud ervan. De rechtbank heeft het beroep van eiseres gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd, omdat het COa de vereiste toestemming voor de gemaakte kosten had verleend. De rechtbank heeft bepaald dat het verzoek om vergoeding van de kosten van € 796 wordt toegewezen en dat het COa in de proceskosten van eiseres moet worden veroordeeld tot een bedrag van € 501.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 18/988

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiseres] ,

geboren op [geboortedatum] ,
v-nummer [v-nummer] ,
van Iraakse nationaliteit,
eiseres,
(gemachtigde: mr. J. van Veelen-de Hoop),
en

het bestuur van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers,

verweerder.

Het procesverloop

Bij besluit van 9 februari 2018 (hierna: bestreden besluit) heeft verweerder het verzoek van eiseres om vergoeding van gemaakte kosten (€ 796) in verband met een contra-expertise taalanalyse afgewezen.
Hiertegen heeft eiseres op 13 februari 2018 beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend. De gemachtigde van eiseres heeft op het verweerschrift gereageerd.
De openbare behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden ter zitting van
23 april 2018. Partijen zijn, met voorafgaande kennisgeving, niet ter zitting verschenen.

De beoordeling

1. Verweerder heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat eiseres kosten heeft gemaakt, zonder dat zij daar vooraf toestemming voor heeft verkregen. Omdat deze toestemming volgens artikel 17, derde lid, van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005 (hierna: Rva 2005) wel is vereist, en geen sprake is van een noodsituatie als bedoeld in dat lid, heeft verweerder het verzoek om vergoeding van de gemaakte kosten afgewezen.
2. Hier is eiseres het niet mee eens. Op wat zij heeft aangevoerd zal hierna worden ingegaan.
3. De rechtbank overweegt als volgt.
4. Ingevolge artikel 9, eerste lid, aanhef en onder g, van de Rva 2005 omvat de opvang in een opvangvoorziening in elk geval de betaling van buitengewone kosten.
Ingevolge artikel 17, eerste lid, van de Rva 2005 kan een asielzoeker een vergoeding ontvangen voor buitengewone kosten, bedoeld in artikel 9, eerste lid, aanhef en onder g, die hij heeft gemaakt. Ingevolge het tweede lid zijn buitengewone kosten noodzakelijke kosten die vanwege hun aard of hoogte in redelijkheid niet geacht kunnen worden door de asielzoeker zelf te worden betaald. Ingevolge het derde lid worden buitengewone kosten slechts betaald voor zover vooraf door verweerder aan de asielzoeker toestemming is verleend voor het maken van deze kosten, met uitzondering van kosten die voortvloeien uit noodsituaties waarin geen mogelijkheid bestond tot het verzoeken om toestemming.
5. Eiseres heeft betoogd dat zij vooraf wel toestemming heeft verkregen voor het maken van de kosten. Volgens eiseres heeft zij namelijk van [casemanager] (hierna: [casemanager] ), casemanager bij de locatie Winterswijk, namens verweerder vooraf de vereiste toestemming verkregen. Ter onderbouwing hiervan heeft zij e-mailberichten tussen haar gemachtigde, [casemanager] en [opsteller besluit] (hierna: [opsteller besluit] ), de opsteller van het bestreden besluit, overgelegd.
6. Subsidiair heeft eiseres betoogd dat sprake was van een noodsituatie als bedoeld in artikel 17, derde lid, van de Rva 2005. Binnen 14 dagen na het uitbrengen van het voornemen in haar asielprocedure moest zij namelijk aantonen dat een contra-expertise uit zou worden gevoerd, aldus eiseres. Anders zou het gevolg kunnen zijn dat verweerder de contra-expertise niet meeneemt in zijn besluitvorming.
7. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de toestemming onbevoegd is gegeven en dat eiseres hiervan op de hoogte had kunnen zijn. Eiseres heeft immers verwezen naar bladzijde 14 van de Handleiding buitengewone kosten van januari 2015. Hier is aangegeven dat aanvragen voor een contra-expertise worden afgehandeld door Staf/team JZ en dat toestemming alleen gegeven kan worden door de unitmanager, locatiemanager of JZ. Ook heeft verweerder aangegeven dat geen sprake was van een noodsituatie. Als eiseres de (complete) aanvraag had ingediend bij JZ, dan had JZ binnen twee weken kunnen beslissen.
8. Door verweerder wordt niet betwist dat vooraf toestemming is gegeven voor het maken van de kosten door [casemanager] . De rechtbank ziet zich dan ook gesteld voor de vraag of eiseres aan de toestemming van [casemanager] het gerechtvaardigd vertrouwen heeft kunnen ontlenen dat de kosten door verweerder zouden worden vergoed. Om van een gerechtvaardigd vertrouwen te kunnen spreken, moet het gaan om een uitdrukkelijke, ondubbelzinnige en ongeclausuleerde toezegging van de kant van het tot beslissen bevoegde orgaan. Hiervan kan ook sprake zijn indien deze toezegging is gedaan door een persoon waarvan de betrokkene op goede gronden mocht veronderstellen dat deze de opvatting van het bevoegde orgaan vertolkte (vgl. de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 19 juli 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1946).
8.1
Het e-mailbericht van [casemanager] van 11 januari 2018, gericht aan de gemachtigde van eiseres, luidt als volgt:
“Als het gaat om een beprekte (
lees: beperkte) contra-expertise taalanalyse worden die kosten vergoed door het Coa tot een bedrag van € 800,-.
Hiervoor kunt u het formulier in de bijlage invullen met daarin een beargumentatie waarom deze analyse gedaan moet worden. Tevens kunt u een rekening toevoegen zodat de afdeling Juridische Zaken van het Coa de aanvraag kan bekijken en verder kan behandelen.
De aanvraag kunt u naar mij retour zenden. Mevrouw moet de aanvraag namelijk ondertekenen. Daarna zal ik deze doorsturen naar de Juridische Afdeling.”
[casemanager] legt in één van haar berichten van 9 februari 2018 aan [opsteller besluit] , medewerker Staf/Team JZ van verweerder, uit dat zij toestemming heeft verleend: “Zoals ik het lees in de beleidsstukken worden de kosten vergoed. Mits ze van te voren worden aangevraagd. Dit heeft de advocaat gedaan door mij te vragen hoe de kosten vergoed zouden kunnen worden. De aanvraag is ingediend. (…)” Op de vraag van [opsteller besluit] : “Maar begrijp ik nu dat er door U van te voren, voor de beoordeling van de aanvraag, toestemming was gegeven tot het maken van de kosten?” antwoordt [casemanager] : “Als ik vanuit mijn functie de toestemming zou mogen geven, dan heb ik de toestemming van te voren gegeven. (..)”
Naar het oordeel van de rechtbank is door [casemanager] een uitdrukkelijke, ondubbelzinnige en ongeclausuleerde toezegging gedaan dat de kosten vergoed zouden worden tot een bedrag van € 800. Dat deze toezegging zonder voorbehoud is gedaan, is door verweerder ook niet betwist. [casemanager] is er pas na deze toezegging door [opsteller besluit] op gewezen dat een dergelijke toestemming volgens de Handleiding vergoeding buitengewone kosten niet door haar kon worden gegeven en dat de aanvraag alleen bij Staf/Team JZ kon worden ingediend.
8.2
Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat eiseres hiervan op de hoogte had kunnen zijn, nu zij blijkbaar in het bezit was van de bedoelde Handleiding. De rechtbank overweegt dat eiseres terecht heeft aangevoerd dat bedoelde Handleiding een intern beleidsstuk is en dat verweerder hierop geen beroep kan doen jegens eiseres en gemachtigde, nog daargelaten de vraag of eiseres reeds voor het bestreden besluit in bezit was van de Handleiding. Verder bevat artikel 17, derde lid, van de Rva 2005, enkel de algemene bepaling dat toestemming vooraf door verweerder moet worden verleend. Dat het binnen de organisatie van verweerder niet duidelijk is wie de toestemming mag verlenen, dient niet voor rekening en risico van eiseres te komen. Naar het oordeel van de rechtbank kunnen de uitlatingen van [casemanager] daarom aan verweerder worden toegerekend en hebben deze het gerechtvaardigd vertrouwen gewekt dat de kosten zouden worden vergoed.
8.3
Gelet hierop slaagt het beroep op het vertrouwensbeginsel. Het vertrouwensbeginsel strekt echter niet zo ver dat gerechtvaardigde verwachtingen altijd moeten worden nagekomen. Er kunnen belangen aanwezig zijn die zwaarder wegen dan het belang van eiseres en het honoreren van het bij haar opgewekt vertrouwen. In dit geval is van dergelijke zwaarder wegende belangen naar het oordeel van de rechtbank niet gebleken.
9. Dit betekent dat het beroep gegrond is en het besluit dient te worden vernietigd wegens strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). De overige beroepsgronden behoeven geen bespreking.
10. Gelet op het voorgaande moet ervan uit worden gegaan dat verweerder de vereiste toestemming voor het maken van buitengewone kosten heeft verleend. Nu ingevolge artikel 17, derde lid, gelezen in combinatie met artikel 17, vierde lid, van de Rva 2005, de toestemming de enige voorwaarde is voordat verweerder overgaat tot betaling van de kosten, ziet de rechtbank aanleiding om zelf in de zaak te voorzien. De rechtbank zal daarom bepalen dat het verzoek om vergoeding van de door eiseres in verband met een contra-expertise taalanalyse gemaakte kosten, ad € 796, wordt toegewezen, en dat deze uitspraak, onder toepassing van artikel 8:72, derde lid aanhef en onder b, van de Awb, in de plaats treedt van het vernietigde besluit.
11. De rechtbank ziet aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiseres redelijkerwijs gemaakte proceskosten, welke zijn begroot op € 501 op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand (1 punt voor het beroepschrift, met een waarde van € 501 per punt en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- wijst het verzoek van eiseres om vergoeding van de in verband met een contra-expertise taalanalyse gemaakte kosten, ad € 796, toe;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
- veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten in beroep tot een bedrag van € 501.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Tj. Gerbranda, rechter, in tegenwoordigheid van mr. B.G. Smouter, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen de uitspraak in beroep kunnen partijen binnen vier weken na de verzending van een afschrift hoger beroep instellen bij de Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC ’s-Gravenhage. Het beroepschrift dient een of meer grieven tegen de uitspraak te bevatten. Artikel 6:6 van de Awb is niet van toepassing. Een afschrift van de uitspraak dient overgelegd te worden. Meer informatie treft u aan op de website van de Raad van State (www.raadvanstate.nl).