Op 8 mei 2018 heeft de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in een zaak betreffende een voorlopige machtiging in het kader van de Wet bijzondere opnemingen psychiatrische ziekenhuizen (Wet Bopz). Het verzoek tot het verlenen van deze machtiging was ingediend door de officier van justitie in het arrondissement Den Haag, met betrekking tot een betrokkene die in een inrichting voor verstandelijk gehandicapten verblijft. De rechtbank heeft de betrokkene gehoord, bijgestaan door zijn advocaat, mr. M.C. Buys-Zuurmond. Tijdens de zitting zijn verschillende deskundigen en begeleiders van de betrokkene verschenen, en zijn relevante stukken overgelegd, waaronder een geneeskundige verklaring van psychiater L.E.W. Vermeulen en verklaringen van andere zorgverleners.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene, geboren in 1963, vrijwillig in de inrichting verblijft en dat er sprake is van een stoornis van de geestesvermogens. De advocaat van de betrokkene heeft verweer gevoerd tegen de geneeskundige verklaring, maar de rechtbank oordeelde dat deze aan de wettelijke vereisten voldoet. De rechtbank concludeerde dat de betrokkene een gevaar vormt voor zichzelf en anderen, en dat dit gevaar niet kan worden afgewend zonder verblijf in de inrichting. Gezien de verstandelijke beperking en het niet-aangeboren hersenletsel van de betrokkene, is er onvoldoende wilsbekwaamheid om in te stemmen met vrijheidsbeperkende maatregelen.
De rechtbank heeft daarom besloten om de voorlopige machtiging te verlenen, die ingaat op de dag na de beschikking en geldig is tot en met 8 november 2018. Deze beslissing is genomen door mr. H.M. Boone, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.