ECLI:NL:RBDHA:2018:5935

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 mei 2018
Publicatiedatum
22 mei 2018
Zaaknummer
C/09/551788 / FA RK 18-2865
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige machtiging tot voortduren van verblijf in inrichting voor verstandelijk gehandicapten

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 mei 2018 een beschikking gegeven inzake een verzoek tot het verlenen van een voorlopige machtiging voor het voortduren van het verblijf van de betrokkene in een inrichting voor verstandelijk gehandicapten. Het verzoek is ingediend door de officier van justitie in het arrondissement Den Haag en betreft een betrokkene, geboren in 1964, die momenteel verblijft in een inrichting voor verstandelijk gehandicapten. De rechtbank heeft de betrokkene op de zitting gehoord, bijgestaan door haar advocaat, mr. I. Aardoom-Fuchs.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene vrijwillig in de inrichting verblijft en dat het verzoek strekt tot het verlenen van een voorlopige machtiging. De advocaat van de betrokkene heeft verweer gevoerd, waarbij zij aanvoert dat de geneeskundige verklaring niet aan de wettelijke vereisten voldoet en dat er geen sprake is van onvrijwillig verblijf. De arts verstandelijk gehandicapten heeft echter verklaard dat de betrokkene een stoornis van de geestvermogens heeft en dat er gevaar voor zelfverwaarlozing en maatschappelijke teloorgang bestaat.

De rechtbank heeft de geneeskundige verklaring als voldoende beoordeeld en vastgesteld dat er bij de betrokkene sprake is van stemmingsstoornissen en een verstandelijke handicap. De rechtbank concludeert dat het gevaar niet door tussenkomst van personen of instellingen buiten de inrichting kan worden afgewend. Daarom heeft de rechtbank het verzoek toegewezen en een voorlopige machtiging verleend voor de duur van zes maanden, ingaande op de dag na de beschikking.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 18-2865
Zaaknummer: C/09/551788
Datum beschikking: 8 mei 2018
P- nummer: 1098058

Voorlopige machtiging

Beschikking op het op 18 april 2018 ingekomen verzoek van:

de officier van justitie in het arrondissement Den Haag, met betrekking tot:

[betrokkene] ,

de betrokkene,
geboren op [geboortedag] 1964 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres 1] [woonplaats] ,
verblijvende te ’ [verblijfplaats] ,
advocaat: mr. I. Aardoom-Fuchs te Gouda.

Procedure

Bij het verzoekschrift zijn de volgende stukken – voor zover van belang – overgelegd:
- de op 17 april 2018 ondertekende en met redenen omklede verklaring van
J. Steemers de geneesheer-directeur van het genoemde ziekenhuis;
  • een afschrift van het behandelingsplan en een afschrift van de aantekeningen omtrent de geestelijke en lichamelijke toestand van de betrokkene en de op haar toegepaste behandeling en de effecten ervan;
  • een uittreksel justitiële documentatie;
  • een mutatieverslag van de politie.
De rechtbank heeft de betrokkene op 8 mei 2018 gehoord. De betrokkene werd bijgestaan
door haar advocaat.
Verder zijn ter zitting verschenen:
- de arts verstandelijk gehandicapten J. Steemers,
- de gedragswetenschapper L. van Rijn,
- de begeleidster [A]

Feiten

Betrokkene verblijft vrijwillig in de inrichting voor verstandelijk gehandicapten.

Verzoek en verweer

Het verzoek strekt tot het verlenen van een voorlopige machtiging tot het doen voortduren van het verblijf in een inrichting voor verstandelijk gehandicapten van de betrokkene.
De betrokkene voert verweer, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.

Beoordeling

Op het verzoek zijn van toepassing de artikelen 2, 3, 5, 6, 8 en 9 van de Wet bijzondere opnemingen psychiatrische ziekenhuizen (hierna: Wet Bopz).
De rechtbank stelt voorop dat de verzochte machtiging slechts kan worden verleend indien een stoornis van de geestvermogens de betrokkene gevaar doet veroorzaken en het gevaar niet door tussenkomst van personen of instellingen buiten een inrichting voor verstandelijk gehandicapten, kan worden afgewend.
De betrokkene heeft verklaard dat zij op een groep woont met zeven mensen en dat zij zich soms door de drukte terugtrekt op haar kamer. De betrokkene heeft aangegeven dat zij eind maart weer is begonnen met werken. Volgens betrokkene slaat de medicatie niet aan en is de depressie er nog steeds.
De advocaat heeft aangevoerd dat de geneeskundige verklaring niet aan de wettelijke vereisten voldoet. Onduidelijk is door wie die is opgesteld en door wie de verklaring is ondertekend. Daarnaast vraagt de advocaat zich af of [adres 2] , waar betrokkene verblijft, een BOPZ-instelling is.
Voorts heeft de advocaat aangevoerd dat er geen sprake is van onvrijwillig verblijf. Betrokkene verblijft hier al een jaar en gaat niet weg. De machtiging is niet passend. Daarnaast is een BOPZ-machtiging een opnamemachtiging en geen behandelmachtiging. Ook is er volgens de advocaat geen sprake van een dusdanige depressie die gevaar veroorzaakt. De advocaat pleit voor afwijzing van het verzoek nu de verzochte machtiging niet passend is en ook niet is bedoeld voor het toepassen van dwang.
De arts verstandelijk gehandicapten heeft verklaard zij de geneeskundige verklaring heeft ondertekend in hoedanigheid van geneesheer-directeur en dat [adres 2] een BOPZ-instelling is. De arts verstandelijk gehandicapten heeft voorts verklaard dat in december 2017 is gekozen om meer dwang toe te passen, omdat betrokkene zich terugtrok van de groep en minder naar haar dagbesteding ging. Met het toepassen van deze dwang ging betrokkene beter voor zichzelf zorgen en ook op de dagbesteding ging het een stuk beter. In maart 2018 is het zonder dwang geprobeerd, maar al snel trok betrokkene zich weer terug, moest zij uit bed gehaald worden en ging de zelfzorg achteruit. Voor de melding van ingezette dwang bij de Inspectie is een artikel 60 wet BOPZ of een rechterlijke machtiging nodig. Dan zijn ook de rechten van betrokkene beter gewaarborgd. De medicatie heeft weliswaar nog niet het gewenste effect, maar het hebben van een dagritme kan ook voor voortuitgang zorgen, aldus de arts verstandelijk gehandicapten.
De rechtbank is van oordeel dat de geneeskundige verklaring aan de wettelijke vereisten voldoet. Ter zitting heeft de geneesheer directeur verklaard, welke verklaring niet is bestreden, dat de geneeskundige verklaring door haar is opgesteld en is ondertekend.
De rechtbank is voorts van oordeel dat er bij de betrokkene sprake is van een stoornis van de geestesvermogens als bedoeld in de Wet Bopz. Bij betrokkene is sprake van stemmingsstoornissen, depressieve periode in engere zin en een verstandelijke handicap.
De rechtbank is ook van oordeel dat het hiervoor genoemde gevaar zich voordoet. De betrokkene levert door haar ziekte een gevaar op voor zichzelf. Bij betrokkene is door haar depressie gecombineerd met haar verstandelijke handicap sprake van initiatiefverlies waardoor er gevaar bestaat voor zelfverwaarlozing en maatschappelijk teloorgang. Betrokkene blijft de hele dag in bed liggen en verzorgt zichzelf niet. Er is zodoende sprake van gevaar voor maatschappelijke teloorgang en verwaarlozing. Andere middelen ter afwending van het gevaar zijn geprobeerd maar zijn niet toereikend gebleken. Geprobeerd is om betrokkene zonder dwang te begeleiden, maar dan valt betrokkene direct terug in haar oude patroon. Zij komt haar bed niet uit, doet geen zelfzorg en zakt weg in haar depressie. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het gevaar niet door tussenkomst van personen of instellingen buiten een inrichting voor verstandelijk gehandicapten kan worden afgewend.
Tot slot heeft betrokkene geen blijk gegeven van de nodige bereidheid. Gebleken is dat betrokkene niet meewerkt aan de noodzakelijk geachte behandeling. Om het gevaar af te wenden is immers noodzakelijk dat betrokkene een dagstructuur volgt en de ernst van de depressie en verstandelijke beperking maken dat betrokkene dit niet doet.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het verzoek toewijzen zoals verzocht.

Beslissing

De rechtbank:
verleent voorlopige machtiging tot het doen voortduren van het verblijf in een inrichting voor verstandelijke gehandicapten van:

[betrokkene]

geboren op [geboortedag] 1964 te [geboorteplaats] ,
tot en met 8 november 2018.
(voorlopige machtiging gaat in op de dagnade datum van de beschikking, voor de duur van ten hoogste zes maanden, zie Termijnennotitie)
Deze beschikking is gegeven door mr. H.M. Boone, rechter, bijgestaan door K.D. van den Berg als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 mei 2018.