ECLI:NL:RBDHA:2018:5874

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 mei 2018
Publicatiedatum
18 mei 2018
Zaaknummer
NL18.7489
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag buiten behandeling gesteld; inreisverbod en terugkeerbesluit blijven in stand

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 mei 2018 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een asielaanvraag. Eiser had op 13 maart 2018 een asielaanvraag ingediend, maar is niet verschenen op de uitnodigingen voor het gehoor op 20 en 26 maart 2018. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft daarop de aanvraag buiten behandeling gesteld en een inreisverbod voor twee jaar opgelegd, met de verplichting voor eiser om Nederland onmiddellijk te verlaten. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar de rechtbank oordeelde dat het beroep ongegrond was. De rechtbank overwoog dat de Staatssecretaris bevoegd was om een terugkeerbesluit uit te vaardigen, omdat eiser niet had aangetoond dat hij Nederland al had verlaten ten tijde van het bestreden besluit. Eiser had ook geen bijzondere omstandigheden aangevoerd die een kortere duur van het inreisverbod rechtvaardigden. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Tegen deze uitspraak kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL18.7489

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[eiser], eiser,

(gemachtigde: mr. D. de Vries),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J.W. Kreumer).

ProcesverloopBij besluit van 11 april 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure buiten behandeling gesteld op grond van artikel 30c, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet (Vw) 2000. Daarbij heeft verweerder bepaald dat eiser Nederland onmiddellijk moet verlaten en tegen hem een inreisverbod voor de duur van twee jaren uitgevaardigd..

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 mei 2018. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser heeft op 13 maart 2018 een asielaanvraag ingediend. Hij is uitgenodigd om op 20 maart 2018 zijn asielaanvraag toe te lichten. Eiser is, zonder voorafgaande kennisgeving, niet op deze afspraak verschenen. Ook op de afspraak van 26 maart 2018 is eiser niet verschenen.
2. Met het bestreden besluit heeft verweerder de asielaanvraag van eiser buiten behandeling gesteld, omdat eiser niet is verschenen voor het gehoor en hiervoor geen verschoonbare reden heeft gegeven. Met dat besluit heeft verweerder bovendien bepaald dat eiser Nederland onmiddellijk moet verlaten en heeft tegen hem een inreisverbod voor de duur van twee jaren uitgevaardigd.
3. Eiser is het niet geheel eens met het bestreden besluit. Hij verzet zich niet tegen het buiten behandeling stellen van zijn asielaanvraag. Met het terugkeerbesluit en het inreisverbod kan hij zich echter niet verenigen. Eiser betoogt primair dat een lidstaat slechts bevoegd is om een terugkeerbesluit uit te vaardigen tegen iemand die, illegaal, op zijn grondgebied verblijft. Eiser verbindt hieraan de gevolgtrekking dat verweerder in dit geval niet bevoegd was om tegen hem een terugkeerbesluit uit te vaardigen. Hij bevond zich ten tijde van het bestreden besluit immers niet op Nederlands grondgebied. Subsidiair voert eiser aan dat verweerder de duur van het inreisverbod ondeugdelijk heeft gemotiveerd.
4. De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.
Gelet op het bepaalde in artikel 6, eerste lid, van richtlijn 2008/115/EG, is verweerder slechts bevoegd tot het uitvaardigen van een terugkeerbesluit indien de vreemdeling zich op Nederlands grondgebied bevindt. Over het algemeen zal een vreemdeling die bij verweerder een aanvraag heeft ingediend om verlening van een verblijfsvergunning asiel, ten tijde van het bestreden besluit nog in Nederland verblijven. In dit geval heeft verweerder niet hoeven vermoeden dat eiser het grondgebied ten tijde van het bestreden besluit reeds zou hebben verlaten. In de zienswijze heeft eiser namelijk volhardt in zijn verblijfsaanspraken en pas in beroep stelt de gemachtigde van eiser zich op het standpunt dat eiser het land zou hebben verlaten zonder dit op enige wijze nader te onderbouwen. Nu niet duidelijk is of en wanneer eiser Nederland heeft verlaten, heeft verweerder een terugkeerbesluit en inreisverbod kunnen opleggen.
Ten aanzien van de duur van het inreisverbod overweegt de rechtbank dat eiser in de gelegenheid gesteld is bijzondere omstandigheden kenbaar te maken die zouden moeten leiden tot een beperking van de duur van het inreisverbod. Eiser heeft van die mogelijkheid geen gebruik gemaakt. Gelet hierop heeft verweerder de termijn kunnen vaststellen op twee jaren.
5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.S.G. Jongeneel, rechter, in aanwezigheid van mr. I.M. Bijvank, griffier.
Deze uitspraak is gedaan, digitaal ondertekend en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.