ECLI:NL:RBDHA:2018:582

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 januari 2018
Publicatiedatum
23 januari 2018
Zaaknummer
AWB - 17 _ 2159
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid bezwaar wegens termijnoverschrijding en problemen met postontvangst

Op 22 januari 2018 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een verzetsprocedure van een ambtenaar tegen het bestuur van De Haagse Scholen. De zaak betreft een bezwaar dat niet-ontvankelijk is verklaard vanwege termijnoverschrijding. De opposante, die een dienstverband had voor bepaalde tijd, ontving op 3 juni 2016 een besluit van haar werkgever, maar diende pas op 27 september 2016 een beroepschrift in. Dit beroepschrift werd op 30 december 2016 door de rechtbank doorgezonden als bezwaarschrift. Het bestuur verklaarde het bezwaar op 21 februari 2017 niet-ontvankelijk, wat leidde tot een beroep van de opposante. De rechtbank verklaarde dit beroep op 5 september 2017 kennelijk ongegrond, waarna de opposante verzet aantekende op 12 september 2017.

Tijdens de zitting op 12 december 2017 heeft de rechtbank de argumenten van de opposante gehoord, die stelde dat zij het besluit te laat had ontvangen omdat het niet-aangetekend was verzonden en dat zij op een studentenadres woonde waar post vaak verloren gaat. De rechtbank oordeelde echter dat de ontvangst van de post voor rekening en risico van de opposante komt. De rechtbank concludeerde dat de opposante geen verschoonbare reden had gegeven voor de termijnoverschrijding en dat het bestuur het bezwaar terecht niet-ontvankelijk had verklaard. De rechtbank verklaarde het verzet ongegrond, waardoor de eerdere uitspraak in stand bleef. De uitspraak werd gedaan door rechter J.L.E. Bakels, in aanwezigheid van griffier H.G. Egter van Wissekerke, en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 17/2159

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 januari 2018 op het verzet van

[opposante], te [plaats], opposante

(gemachtigde: mr. J.L.G.M. van der Lans),
en

Het bestuur van De Haagse Scholen, verweerder

(gemachtigde: mr. H.J. Brouwer)

Procesverloop

Bij besluit van 3 juni 2016 heeft het bestuur van de Haagse Scholen opposante aangesteld voor een dienstverband voor bepaalde tijd vanaf 25 november 2015 tot en met uiterlijk 31 juli 2016.
Op 27 september 2016 is door de rechtbank een beroepschrift ontvangen van opposante.
Op 30 december 2016 heeft de rechtbank dit doorgezonden ter behandeling als bezwaarschrift naar het bestuur van De Haagse Scholen.
Bij besluit van 21 februari 2017 heeft het bestuur van De Haagse Scholen het bezwaar van opposante tegen het besluit van 3 juni 2016 niet-ontvankelijk verklaard vanwege termijnoverschrijding.
Opposante heeft tegen de beslissing van 21 februari 2017 op 31 maart 2017 beroep ingesteld.
Bij uitspraak van 5 september 2017 heeft de rechtbank het beroep kennelijk ongegrond verklaard.
Opposante heeft tegen deze uitspraak bij schrijven van 12 september 2017 verzet ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 december 2017. Opposante is daarbij in persoon verschenen. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Voorts was namens verweerder ter zitting aanwezig [persoon].

Overwegingen

1. De rechtbank heeft in de beroepszaak op 5 september 2017 uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) biedt die mogelijkheid als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank heeft het beroep kennelijk ongegrond geacht. De reden hiervoor is dat de rechtbank tot de conclusie is gekomen dat het bezwaarschrift van opposante niet tijdig is ingediend; opposante geen verschoonbare reden heeft gegeven voor deze termijnoverschrijding en verweerder het bezwaar derhalve terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
2 In onderhavige verzetsprocedure beoordeelt de rechtbank uitsluitend of in de buiten-zittinguitspraak terecht is geoordeeld dat buiten redelijke twijfel is dat het beroep ongegrond is. Aan de inhoud van de beroepsgronden komt de rechtbank in deze zaak pas toe als het verzet gegrond is.
3 Opposante voert tegen de uitspraak van de rechtbank aan dat zij het besluit van 3 juni 2016 te laat heeft ontvangen omdat deze doo verweerder niet-aangetekend is verzonden en zij op een niet-kadastraal gesplitst adres (een studentenhuis, [adres] te [plaats]) woont, waar post vaak op een grote hoop verdwijnt.
4 De rechtbank overweegt het volgende.
Niet in geschil is dat het besluit van 3 juni 2016 onaangetekend naar het juiste - door opposante zelf opgegeven - adres is verstuurd. Opposante betwist de ontvangst van het besluit niet, doch geeft aan dat de brief in het huis op een grote hoop met post is beland en dat zij de brief pas na haar vakantie in [buitenland] ontdekt heeft.
De rechtbank overweegt dat de omstandigheid dat de post op haar adres ‘op een grote hoop’ verdwijnt voor haar eigen rekening en risico komt. Hetzelfde geldt voor het feit dat zij tijdens haar vakantie niets heeft geregeld voor haar post. Overigens is in de verzetprocedure gebleken dat op haar adres ook problemen zijn met de ontvangst van aangetekende post. Aan de stelling van opposante dat zij over deze situatie een klacht heeft ingediend bij de gemeente Den Haag en dat dit sinds kort is rechtgezet, gaat de rechtbank, bij gebrek aan onderbouwing daarvan, voorbij.
Uit de stukken maakt de rechtbank op dat eiseres in elk geval op 16 augustus 2016 op de hoogte was van de beslissing dat haar tijdelijk contract afliep na 31 juli 2016.
Eerst op 25 september 2016 heeft eiseres een beroepschrift naar de rechtbank verstuurd, welke aan verweerder is doorgezonden ter behandeling als bezwaarschrift. Opposante heeft geen verschoonbare reden gegeven voor deze termijnoverschrijding en verweerder heeft het bezwaar derhalve terecht niet-ontvankelijk verklaard.
Opposante gaat voorts inhoudelijk in op de aanstelling die haar door verweerder ten onrechte zou zijn ontzegd en betalingen die zij nog van verweerder tegoed zou hebben. Aan de inhoud van deze inhoudelijke beroepsgronden komt de rechtbank in de verzetsprocedure echter niet toe, nu de rechtbank geen aanleiding ziet anders te oordelen dan in de uitspraak van 5 september 2017 is gedaan.
5 Het verzet is ongegrond. Dat betekent dat de uitspraak van 5 september 2017 in stand blijft.
6 Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.L.E. Bakels, rechter, in aanwezigheid van mr. H.G. Egter van Wissekerke, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 januari 2018.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.