ECLI:NL:RBDHA:2018:5789
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag militair invaliditeitspensioen na beoordeling psychische klachten en diagnose
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 mei 2018 uitspraak gedaan in een bodemprocedure betreffende de afwijzing van een aanvraag voor een militair invaliditeitspensioen (MIP) door de Minister van Defensie. Eiser, een dienstplichtig militair, had in 2010 een verzoek om een MIP ingediend vanwege psychische en lichamelijke klachten, waarbij het vermoeden van een posttraumatische stressstoornis (PTSS) was uitgesproken door een psychiater en psycholoog. De aanvraag werd echter afgewezen op basis van een verzekeringsgeneeskundig onderzoek, waarin werd geconcludeerd dat er geen oorzakelijk verband was tussen de klachten en het dienstverband van eiser.
De rechtbank heeft het procesverloop uiteengezet, waarbij eiser in beroep ging tegen het bestreden besluit van 14 maart 2017, waarin het bezwaar tegen de afwijzing ongegrond werd verklaard. Tijdens de zitting op 2 mei 2018 was eiser aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde, terwijl de Minister van Defensie zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft de argumenten van eiser, die stelde dat er inmiddels een MIP was toegekend, en de motivering van verweerder zorgvuldig gewogen.
De rechtbank concludeert dat de verzekeringsarts in 2011 op basis van de beschikbare informatie tot een juiste diagnose is gekomen, namelijk een periodieke explosieve stoornis, en dat er geen sprake was van PTSS. De rechtbank oordeelt dat de stelling van eiser dat de diagnose van de verzekeringsarts onjuist was, niet opgaat. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.