ECLI:NL:RBDHA:2018:5694

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 april 2018
Publicatiedatum
14 mei 2018
Zaaknummer
C/09/545749 / FA RK 17-9977
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van het ouderlijk gezag over een minderjarige na ingrijpende gebeurtenissen en de benoeming van een voogd

Op 30 april 2018 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de beëindiging van het ouderlijk gezag van de vader over zijn minderjarige zoon. De zaak was aangespannen door de Raad voor de Kinderbescherming, regio Haaglanden, die zich zorgen maakte over de sociaal-emotionele ontwikkeling van de minderjarige. De vader had sinds 2014 nauwelijks contact met zijn zoon en er was sprake van een belastende relatie tussen hen. De moeder van de minderjarige was op 7 november 2015 overleden, waarna de vader alleen met het ouderlijk gezag was belast. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige in zijn ontwikkeling ernstig werd bedreigd door de situatie en dat de vader niet in staat was om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding te dragen.

De kinderrechter heeft overwogen dat de minderjarige sinds mei 2015 in een pleeggezin verblijft waar hij rust en stabiliteit ervaart. De vader had blijkens het rapport van de Raad sinds 2014 nauwelijks contact gehad met de minderjarige en was niet langer betrokken bij zijn opvoeding. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de aanvaardbare termijn waarbinnen de vader in staat kan worden geacht om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige te dragen, inmiddels was overschreden. Daarom heeft de kinderrechter het verzoek tot beëindiging van het gezag van de vader toegewezen.

Daarnaast heeft de kinderrechter de gecertificeerde instelling, de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, benoemd tot voogdes over de minderjarige, omdat verdere begeleiding noodzakelijk is. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en hoger beroep kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

rechtbank DEN HAAG
Team Jeugd & Bopz
Zaaksgegevens: FA RK 17-9977 / C/09/545749
Datum uitspraak: 30 april 2018
Beschikking van de kinderrechter
Beëindiging gezag
in de zaak naar aanleiding van het op 4 januari 2018 ingekomen verzoek van:
de Raad voor de Kinderbescherming, regio Haaglanden(hierna te noemen: de Raad),
betreffende:
-
[jongmeerderjarige]geboren op [geboortedag 1] 2000 te [geboorteplaats 1]
hierna ook te noemen: [jongmeerderjarige]
-
[minderjarige], geboren op [geboortedag 2] 2007 te [geboorteplaats 2] ,
hierna ook te noemen: [minderjarige] ,
hierna tezamen te noemen: de minderjarigen.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de man] ,

de vader,
wonende te [woonplaats 1]

de gecertificeerde instelling:

William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
de beoogd voogdes,
alsmede

[pleegmoeder]

hierna: de pleegmoeder van [minderjarige] ,
wonende te [woonplaats 2] ,
advocaat: mr. K.J. ter Wisch-de Nijs te Driebergen-Rijsenburg.

Procedure

De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoek.
Op 30 april 2018 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Daarbij zijn verschenen:
  • de heer [A] , namens de Raad;
  • mevrouw [B] , namens de gecertificeerde instelling;
  • de pleegmoeder, bijgestaan door haar advocaat, mr. K.J. ter Wisch-de Nijs.
Verder is opgeroepen en niet verschenen:
- de vader.

Feiten

  • De moeder ( [de vrouw] ) is op 7 november 2015 overleden.
  • De vader is van rechtswege alleen met het ouderlijk gezag over [minderjarige] belast.
  • De kinderrechter heeft bij beschikking van 15 mei 2017 de ondertoezichtstelling en de machtiging om de minderjarigen gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg verlengd van 19 mei 2017 tot 19 mei 2018.
  • Sinds mei 2015 verblijven de minderjarigen in het huidige, perspectief biedende pleeggezin.

Verzoek en verweer

De Raad verzoekt het gezag van de vader over de minderjarigen te beëindigen en de gecertificeerde instelling te benoemen tot voogdes over de minderjarigen. Namens de Raad is ter zitting het verzoek ten aanzien van [jongmeerderjarige] ingetrokken, omdat hij inmiddels meerderjarig is. De Raad heeft, blijkens de stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht, het volgende aan het resterende verzoek ten grondslag gelegd.
De Raad maakt zich zorgen over de sociaal-emotionele ontwikkeling van [minderjarige] . Hij heeft ingrijpende gebeurtenissen meegemaakt in een zeer korte tijd. Er heerst veel onrust bij hem. Op school laat hij wisselend gedrag zien. Daarnaast zorgt de relatie met de vader voor onrust bij [minderjarige] . [minderjarige] heeft sinds 2014 weinig tot geen contact meer met de vader. Er is dan ook al geruime tijd geen sprake meer van ‘family life’. Hij geeft aan zijn vader gezien te hebben en wordt hier onrustig van. [minderjarige] wenst geen contact met de vader. Sinds [jongmeerderjarige] bij ’s Heeren Loo woont, ervaart [minderjarige] rust. Hij heeft daarnaast PMT en EMDR-therapie ontvangen, wat positief zal worden afgesloten. [minderjarige] ervaart in de huidige thuissituatie rust en stabiliteit. Er ontbreekt een samenwerking tussen de vader en de pleegmoeder. Er is sprake van onderling wantrouwen naar elkaar toe, wat in het verleden geleid heeft tot bedreigingen. De vader heeft meerdere malen geweigerd toestemming te geven voor betalingen of financiën die gaan over [jongmeerderjarige] . De vader weigert in te zien dat hij het belang van [jongmeerderjarige] en [minderjarige] hiermee schaadt. De bemoeienis van de vader met de opvoeding van de minderjarigen was al gestopt voor het overlijden van de moeder.
De pleegmoeder heeft aangegeven dat het goed gaat met [minderjarige] en dat hij bij haar kan blijven.

Beoordeling

De kinderrechter overweegt allereerst dat blijkens hetgeen ter zitting door de Raad is aangevoerd, de Raad het verzoek tot beëindiging van het gezag van de vader over [jongmeerderjarige] niet langer handhaaft, omdat [jongmeerderjarige] inmiddels meerderjarig is. De kinderrechter overweegt dat zij daarom ten aanzien van dat verzoek niets meer hoeft te beslissen.
De kinderrechter rechtbank overweegt voorts dat zij op grond van artikel 1:266, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) het gezag van een ouder kan beëindigen, indien
a. een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, of
b. de ouder het gezag misbruikt.
De kinderrechter is van oordeel dat aan het criterium van artikel 1:266, eerste lid, onder a BW is voldaan. De kinderrechter overweegt daartoe dat [minderjarige] in een korte tijd ingrijpende gebeurtenissen heeft meegemaakt, zoals het verbreken van het contact met de vader, het overlijden van zijn moeder en de conflicten tussen de vader en de pleegmoeder. [minderjarige] is hiervoor behandeld door middel van PMT en EMDR-therapie. Hij ervaart echter nog veel onrust en op school laat hij wisselend gedrag zien. Daarnaast ervaart [minderjarige] de relatie zoals hij die nu met de vader heeft, als belastend. De kinderrechter ziet hierin een concrete, ernstige bedreiging in de ontwikkeling van [minderjarige] . De vader heeft blijkens het rapport van de Raad sinds 2014 nauwelijks contact gehad met [minderjarige] . Hij is sindsdien niet langer betrokken bij de opvoeding en verzorging van [minderjarige] . Hij ervaart stress en onrust vanwege de situatie met de pleegmoeder en wenst daarom dat zijn ouderlijk gezag over [minderjarige] wordt beëindigd.
De kinderrechter acht het op basis van deze omstandigheden ook niet aannemelijk dat de vader de rol van opvoeder binnen aanzienlijke tijd weer op zich zal nemen. Voorts is er sprake van zodanig onderling wantrouwen tussen de vader en de pleegmoeder, dat conflicten ontstaan en een goede samenwerking ontbreekt. De kinderrechter overweegt ten aanzien van de aanvaardbare termijn dat [minderjarige] sinds mei 2015 bij de pleegmoeder verblijft, waar hij rust en stabiliteit ervaart. De plek bij de pleegmoeder is voor [minderjarige] dan ook perspectief biedend. De kinderrechter acht het voor de ontwikkeling van [minderjarige] van belang dat er duidelijkheid wordt gecreëerd over het opvoedings- en ontwikkelingsperspectief van [minderjarige] . Een jaarlijkse verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing zal de onduidelijkheid over het perspectief in stand houden. In de weging tussen het behouden van de juridische band tussen ouder en kind en het belang van [minderjarige] bij continuïteit van en duidelijkheid over zijn opvoedingssituatie, kent de kinderrechter zwaarwegende betekenis toe aan het belang van [minderjarige] . De kinderrechter is daarom van oordeel dat de aanvaardbare termijn waarbinnen de vader in staat kan worden geacht om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [minderjarige] te dragen, inmiddels is overschreden. De kinderrechter zal het verzoek tot beëindiging van het gezag van de vader daarom toewijzen.
Aangezien de beëindiging van het gezag van de vader ertoe zal leiden dat een gezagsvoorziening over [minderjarige] komt te ontbreken, dient de kinderrechter op grond van artikel 1:275, eerste lid, BW een voogd over hem te benoemen. In dat verband overweegt de kinderrechter dat [minderjarige] nog wordt behandeld voor zijn problematiek en hierin nog begeleid dient te worden. Daarnaast ontbreekt de samenwerking tussen de vader en de pleegmoeder. Om [minderjarige] verder te kunnen begeleiden, acht de kinderrechter het noodzakelijk om de gecertificeerde instelling, als neutrale partij, te benoemen als voogdes.

Beslissing

De kinderrechter:
stelt vast dat er niets meer te beslissen valt op het verzoek voor zover dat ziet op [jongmeerderjarige]
beëindigt het ouderlijk gezag van
de vader: [de man] geboren op [geboortedag 3] 1967 te [geboorteplaats 3]
over de minderjarige:
-
[minderjarige]geboren op [geboortedag 2] 2007 te [geboorteplaats 2]
benoemt tot voogdes over voormelde minderjarige:
- William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.F. Mewe, kinderrechter, in tegenwoordigheid van
E.G. Nuboer als griffier en in het openbaar uitgesproken op 30 april 2018.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.