ECLI:NL:RBDHA:2018:5684

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 mei 2018
Publicatiedatum
14 mei 2018
Zaaknummer
AWB - 18 _ 1620
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Amerikaanse eiseres op grond van veilig land van herkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 mei 2018 uitspraak gedaan in het beroep van een Amerikaanse eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiseres, geboren in 1959, heeft op 23 augustus 2017 een asielverzoek ingediend, maar haar aanvraag werd op 5 maart 2018 afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank oordeelt dat de eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat de Verenigde Staten voor haar geen veilig land van herkomst zijn. De rechtbank heeft de relevante elementen van het asielrelaas van eiseres beoordeeld, waaronder haar ervaringen met de Amerikaanse autoriteiten en haar vrees voor vervolging bij terugkeer naar de VS.

De rechtbank overweegt dat de eiseres vreest voor onmenselijke behandeling en een gebrek aan een eerlijk proces in de VS. Echter, de rechtbank concludeert dat de staatssecretaris zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de VS in het algemeen als veilig land van herkomst kunnen worden beschouwd. De rechtbank wijst erop dat eiseres onvoldoende heeft onderbouwd dat haar specifieke situatie afwijkt van deze algemene conclusie. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de afwijzing van de asielaanvraag, waarbij ook wordt opgemerkt dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is openbaar uitgesproken en er is een rechtsmiddel beschikbaar voor hoger beroep binnen één week na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 18/1620

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 mei 2018 in de zaak tussen

[eiseres], eiseres, V-nummer [V-nummer],

en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J.S.M. Rietveld).

Procesverloop

Bij besluit van 5 maart 2018 heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde asielprocedure afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw), in samenhang gelezen met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b en h, van de Vw. Daarnaast wordt aan eiseres geen verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd verleend op grond van artikel 14, eerste lid, aanhef en onder e, van de Vw, in samenhang gelezen met artikel 3.6a van het Vreemdelingenbesluit (Vb). Voorts wordt aan eiseres een inreisverbod opgelegd voor de duur van twee jaar, te rekenen vanaf de datum dat eiseres Nederland daadwerkelijk verlaten heeft.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 april 2018.
Eiseres is verschenen. Als tolk is verschenen de heer Klundert. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres stelt te zijn geboren op [geboortedatum] 1959 en de Amerikaanse nationaliteit te hebben. Zij heeft op 23 augustus 2017 een asielverzoek ingediend.
2. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
- nationaliteit, identiteit en herkomst;
- op 9 oktober 2012 is door eiseres een rechtszaak gestart omdat openbare ambtenaren en rechters volgens eiseres onwettig hebben samengespannen om de constitutionele rechten van eiseres en haar gezin te schenden. De reden daarvoor is dat zij in 2010/2011 diverse civielrechtelijke zaken heeft gevoerd inzake problemen met haar ex-man over financiën, alimentatie en voogdij. Van een voogdijprocedure is op 13 juni 2011 een videopname gemaakt. In die zaak hebben zich twee advocaten teruggetrokken die eiseres niet meer wilden verdedigen. Ook haar laatste toegevoegde advocaat heeft weinig gedaan. De door eiseres ingediende moties zijn geweigerd. Er ligt vooralsnog geen vonnis in deze zaak, die gaat om de vraag of eiseres psychisch voldoende capabel is om zelf haar advocaat van input te voorzien.
- op 10 oktober 2012 werd eiseres bij de voogdijzaak door parketwachten onheus bejegend en is zij gewelddadig geworden tegen deze personen. Eisers is daarvoor gearresteerd en naar een ‘county jail’ gebracht. De volgende dag is eiseres vrijgelaten in plaats van dat zij bij de rechtbank is voorgeleid. Eiseres is door de ‘county jail’ naar het ‘[ziekenhuis]’ gestuurd en is daar onderzocht. Zij is dezelfde dag naar huis gestuurd na interventie door haar broer en haar moeder. Sinds 21 juni 2013 loopt er een strafrechtelijke zaak tegen eiseres en er is een borg vastgesteld, die inmiddels verbeurd is verklaard. Tegen eiseres zou sinds 8 september 2015 een arrestatiebevel lopen. De strafrechtelijke zaak is nog niet afgesloten.
- eiseres heeft verklaard dat zij op 27 december 2012 slachtoffer is geworden van een verkrachting. De aanvaller werd niet vervolgd en stalkte eiseres. Eiseres wilde bij de lokale politie een klacht indienen over de stalker. Eiseres werd echter bedreigd met verdere vervolging als ze een klacht over stalking zou indienen.
Eiseres vreest bij terugkeer naar de Verenigde Staten van Amerika (VS) dat zij op de luchthaven zal worden gearresteerd en voor onbepaalde tijd zal worden vastgehouden in de psychiatrie-eenheid van de gevangenis [gevangenis] ([gevangenis]) zonder borgtocht.
Verweerder acht de relevante elementen geloofwaardig, behalve de omstandigheid dat er sinds 8 september 2015 een arrestatiebevel zou lopen tegen eiseres. Daarnaast concludeert verweerder dat eiseres afkomstig is uit een veilig land van herkomst en dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat de VS voor haar persoonlijk niet als veilig land van herkomst geldt. Ook concludeert verweerder dat eiseres niet in aanmerking komt voor vluchtelingschap op grond van het Vluchtelingenverdrag, noch dat zij bij uitzetting een reëel risico loopt op ernstige schade zoals bedoeld in artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
4. Eiseres stelt zich op het standpunt dat er een drietal kwesties is waarover de rechtbank zich dient te buigen.
De eerste kwestie is dat zijn geen eerlijk proces als in artikel 6 EVRM krijgt bij het strafhof in de staat Michigan VS. Het hof schendt haar recht op een eerlijke en openbare zitting. Het hof heeft het strafproces geprobeerd te omzeilen door bepalen dat eiseres (verminderd) toerekeningsvatbaar is. Dit heeft tot gevolg dat zij wordt beperkt in haar mogelijkheid om haar advocaat in die procedure te ondersteunen. Daarmee wordt de verdediging van eiseres beperkt. Eiseres sluit niet uit dat ze zal worden opgenomen in een forensisch centrum voor psychiatrische criminelen. Zij vreest in dat geval voor onmenselijke en wrede bejegening, Zij vreest ook beperkt te worden om gehoord te worden door een jury.
Verweerder heeft in de besluitvorming volgens eiseres onvoldoende gereageerd op haar standpunten. Verweerder hecht teveel waarde aan een arrestatiebevel, hetgeen niet de directe reden is geweest voor het vertrek van eiseres. Het arrestatiebevel is slechts een gevolg van het feit dat zij vóór de ‘competency hearing’ is vertrokken uit de VS.
De tweede kwestie is dat verweerder er ten onrechte vanuit gaat dat eiseres afkomstig is uit een veilig land van herkomst. Zij voert daartoe, kort samengevat, aan dat zij geen hulp kan inroepen van de regering van de VS in zaken die dienen voor een federale rechtbank. Zij heeft geprobeerd hulp te zoeken bij ambtenaren maar die hebben haar niet geholpen. Ook voert zij aan dat zij niet in beroep zal kunnen tegen de vaststelling dat zij ontoerekeningsvatbaar is, nu daarvoor geen rechterlijke uitspraak nodig is.
Ten derde is eiseres het niet eens met het feit dat verweerder haar paspoort onder zich houdt. Eiseres heeft inmiddels nog een andere aanvraag voor een verblijfsvergunning gedaan, op grond van het Nederlands-Amerikaans Vriendschapsverdrag. Doordat verweerder het paspoort van eiseres onder zich houdt wordt zij beperkt in haar mogelijkheid om deze aanvraag te doen.
5. De rechtbank overweegt het volgende.
5.1
Allereerst merkt de rechtbank op dat ter zitting duidelijk is geworden dat eiseres met ontoerekeningsvatbaarheid bedoelt ‘niet competent om haar advocaat te instrueren’. Eiseres heeft ter zitting verklaard dat zij bericht van haar advocaat in de strafzaak heeft ontvangen over de voortgang daarvan.
Voor zover eiseres stelt dat verweerder had moeten beslissen of de procesgang bij het strafhof in Michigan voldoet aan artikel 6 EVRM, is de rechtbank van oordeel dat eiseres dat onvoldoende heeft gemotiveerd.
5.2
Op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000 kan een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vw 2000 worden afgewezen als kennelijk ongegrond in de zin van artikel 32, tweede lid, van de herziene Richtlijn 2013/32/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende gemeenschappelijke procedures voor de toekenning en intrekking van de internationale bescherming, indien de vreemdeling afkomstig is uit een veilig land van herkomst in de zin van de artikelen 36 en 37 van de Procedurerichtlijn. De rechtbank stelt vast dat eiseres niet concreet heeft betwist dat de VS in het algemeen niet kunnen worden beschouwd als een veilig land van herkomst. Dit betekent dat een algemeen rechtsvermoeden bestaat dat eiseres geen gegronde vrees voor vervolging heeft en geen reëel risico loopt op ernstige schade in de zin van artikel 3 van het EVRM. Verweerder kan dit algemeen rechtsvermoeden niet handhaven wanneer eiseres aannemelijk maakt dat de VS in haar specifieke geval niet als een veilig land kunnen worden beschouwd.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat er geen aanleiding is om aan te nemen dat de VS ten aanzien van eiseres hun verdragsverplichtingen niet nakomen. Eiseres heeft met hetgeen zij heeft aangevoerd namelijk onvoldoende onderbouwd dat de VS geen veilig land van herkomst voor haar is. Verweerder heeft daarbij mogen betrekken dat gebleken is dat sinds 1998 de normale rechtsgang voor eiseres openstaat en dat de zaken die zij aanhangig heeft gemaakt in behandeling zijn genomen. Eiseres heeft niet aangetoond dat de normale rechtsgang niet op haar van toepassing is. Verweerder heeft zich voorts niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat de door eiseres gestelde vrees voor een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM (bij opname in een psychiatrisch ziekenhuis) ongefundeerd is.
Zoals eiseres voorts ter zitting heeft verklaard, wordt zij in de strafrechtelijke procedure die nog tegen haar loopt en waarvan zij stelt dat die in strijd met artikel 6 van het EVRM verloopt, bijgestaan door een advocaat. Zij dient met hulp van haar advocaat in de VS haar klachten over de eerlijkheid van die procedure voor te leggen.
5.3
De gronden van eiseres gericht tegen de inhouding van haar paspoort door verweerder vallen buiten de omvang van deze procedure. De rechtbank zal deze gronden derhalve niet inhoudelijk behandelen. Ter zitting heeft verweerder overigens meegedeeld daarover in overleg te willen met eiseres.
6. Eiseres komt niet in aanmerking voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). De aanvraag is terecht afgewezen als kennelijk ongegrond.
7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.S.G. Jongeneel, rechter, in aanwezigheid van mr. C.E.B. Davis, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 4 mei 2018.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen één week na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.