ECLI:NL:RBDHA:2018:5623

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 april 2018
Publicatiedatum
9 mei 2018
Zaaknummer
09/994013-15
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Valsheid in geschrift en feitelijk leidinggeven aan valsheid in geschrift door een rechtspersoon

Op 3 april 2018 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van valsheid in geschrift. De zaak betrof het opmaken van valse arbeidsovereenkomsten en ontslagbrieven door de verdachte, die feitelijk leiding gaf aan de rechtspersoon [bedrijfsnaam]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 mei 2011 tot en met 27 februari 2014 betrokken was bij het opmaken en gebruiken van valse documenten, waaronder ontslagbrieven en een uitzendovereenkomst. De officier van justitie had gevorderd tot bewezenverklaring van de tenlastelegging, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor het fictieve dienstverband van de werknemers, maar dat de ontslagbrieven vals waren en dat de verdachte feitelijk leiding had gegeven aan de gedragingen van de rechtspersoon. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het eerste feit, maar verklaarde de feiten 2 en 3 bewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot een geldboete van € 2.500,-. De rechtbank overwoog dat de verdachte niet eerder was veroordeeld voor soortgelijke feiten en dat er sprake was van overschrijding van de redelijke termijn, wat leidde tot een gematigde straf.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/994013-15
Datum uitspraak: 3 april 2018
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] te [geboorteplaats]
BRP-adres: [adres]

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 9 januari 2018 en 20 maart 2018.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. T.M. Rethmeier en van hetgeen door verdachte en zijn raadslieden mr. O. Batur en Y. Özdemir, advocaten te Den Haag, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
[bedrijfsnaam] , op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 mei 2011 tot en met 27 februari 2014 te Den Haag, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met [medeverdachte] en/of (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) (een) geschrift(en) dat/die bestemd is/zijn om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten:
-een arbeidsovereenkomst tussen [bedrijfsnaam] en [naam] d.d. ( [nummer] ), en/of
-een arbeidsovereenkomst tussen [bedrijfsnaam] en [naam] d.d. ( [nummer] ), en/of
-een werkgeversverklaring van [bedrijfsnaam] inzake haar werknemer [naam] d.d. ( [nummer] ), en/of
-een werkgeversverklaring van [bedrijfsnaam] inzake haar werknemer [naam] d.d. ( [nummer] ),
valselijk heeft/hebben opgemaakt en/of vervalst en/of valselijk heeft/hebben doen en/of laten opmaken en/of doen vervalsen door (een) ander(en), met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door (een) ander(en) te doen gebruiken,
en/of
opzettelijk gebruik heeft/hebben gemaakt van dit/die geschrift(en) als ware(n) het/ze echt en onvervalst, bestaande het gebruik (telkens) hierin dat zij, [bedrijfsnaam] , en/of haar mededader(s) dit/die geschrift(en):
-heeft/hebben opgenomen in de administratie van [bedrijfsnaam] ,
bestaande deze valsheid en/of vervalsing hierin - zakelijk weergegeven - dat in deze/dit geschrift(en) valselijk en/of in strijd met de waarheid is en/of staat geschreven en/of opgegeven en/of vermeld, dat [naam] en/of [naam] een (vast en/of voltijd) dienstverband zou(den) hebben gehad/had(den) bij [bedrijfsnaam] , terwijl [naam] en/of [naam] - in werkelijkheid - geen (vast en/of voltijd) dienstverband heeft/hebben gehad bij voornoemde onderneming,
tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens) opdracht heeft gegeven en/of aan welke bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, feitelijke leiding heeft gegeven;
2.
[bedrijfsnaam] , op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 mei 2011 tot en met 27 februari 2014 te Den Haag, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met [medeverdachte] en/of (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) (een) geschrift(en) dat/die bestemd is/zijn om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten:
-een arbeidsovereenkomst tussen [bedrijfsnaam] en [naam] d.d. 4 november 2013 [nummer] ), en/of
-een ontslagbrief ten aanzien van [naam] d.d. 15 februari 2013 ( [nummer] ), en/of
-een arbeidsovereenkomst tussen [bedrijfsnaam] en [naam] d.d. 4 december 2013 ( [nummer] ), en/of
-een arbeidsovereenkomst tussen [bedrijfsnaam] en [naam] d.d. 1 februari 2014 ( [nummer] ), en/of
-een werkgeversverklaring van [bedrijfsnaam] over werknemer [naam] d.d. 2 januari 2014 ( [nummer] ), en/of
-een ontslagbrief ten aanzien van [naam] d.d. 1 oktober 2014 ( [nummer] ),
valselijk heeft/hebben opgemaakt en/of vervalst en/of valselijk heeft/hebben doen en/of laten opmaken en/of doen vervalsen door (een) ander(en), met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door (een) ander(en) te doen gebruiken,
en/of
opzettelijk gebruik heeft/hebben gemaakt van dit/die geschrift(en) als ware(n) het/ze echt en onvervalst, bestaande het gebruik (telkens) hierin dat zij, [bedrijfsnaam] , en/of haar mededader(s) dit/die geschrift(en):
-heeft/hebben opgenomen in de administratie van [bedrijfsnaam] ,
bestaande deze valsheid en/of vervalsing hierin dat:
-in de arbeidsovereenkomst tussen [bedrijfsnaam] en [naam] [nummer] ) valselijk in strijd met de waarheid is en/of staat geschreven en/of opgegeven en/of vermeld, dat [naam] een (vast en/of voltijd) dienstverband heeft/(heeft ge)had bij [bedrijfsnaam] , terwijl die [naam] - in werkelijkheid - als oproepkracht werkzaam was voor [bedrijfsnaam] , althans niet werkzaam was als vermeld in/op voornoemde arbeidsovereenkomst [nummer] ), en/of
-in de ontslagbrief ten aanzien van [naam] d.d. 15 februari 2013 ( [nummer] ) valselijk in strijd met de waarheid is en/of staat geschreven en/of opgegeven en/of vermeld, dat [naam] per genoemde datum op eigen verzoek zijn ontslag indien(t)(de) en/of dat hij zulks deed omdat hij een andere functie heeft bemachtigd bij een andere organisatie en/of dat voornoemde ontslagbrief zou zijn ondertekend op 1 mei 2015 en/of dat die Yildiz akkoord is gegaan met de inhoud van voornoemde ontslagbrief, terwijl die [naam] - in werkelijkheid - geen ontslag wilde en/of heeft genomen, althans niet op genoemde datum en/of als vermeld in voornoemde ontslagbrief, en/of
-in de arbeidsovereenkomst tussen [bedrijfsnaam] en [naam] d.d. 4 december 2013 ( [nummer] ) valselijk in strijd met de waarheid is en/of staat geschreven en/of opgegeven en/of vermeld, dat [naam] een (vast en/of voltijd) dienstverband heeft/(heeft ge)had bij [bedrijfsnaam] , terwijl die [naam] - in werkelijkheid - niet in een voltijd dienstverband werkzaam was voor [bedrijfsnaam] , althans niet werkzaam was als vermeld in/op voornoemde arbeidsovereenkomst ( [nummer] ), en/of
-in de arbeidsovereenkomst tussen [bedrijfsnaam] en [naam] d.d. 1 februari 2014 ( [nummer] ) valselijk in strijd met de waarheid is en/of staat geschreven en/of opgegeven en/of vermeld, dat [naam] een (vast en/of voltijd) dienstverband heeft/(heeft ge)had bij [bedrijfsnaam] , terwijl die [naam] - in werkelijkheid - niet in een voltijd dienstverband werkzaam was voor [bedrijfsnaam] , althans niet werkzaam was als vermeld in/op voornoemde arbeidsovereenkomst ( [nummer] ), en/of
-in de werkgeversverklaring van [bedrijfsnaam] over werknemer [naam] d.d. 2 januari 2014 ( [nummer] ) valselijk in strijd met de waarheid is en/of staat geschreven en/of opgegeven en/of vermeld, dat [naam] een (vast en/of voltijd) dienstverband heeft/(heeft ge)had bij [bedrijfsnaam] , terwijl die [naam] - in werkelijkheid - niet in een voltijd dienstverband werkzaam was voor [bedrijfsnaam] , althans niet werkzaam was als vermeld in/op voornoemde werkgeversverklaring, en/of
-in de ontslagbrief ten aanzien van [naam] d.d. 1 oktober 2014 ( [nummer] ) valselijk in strijd met de waarheid is en/of staat geschreven en/of opgegeven en/of vermeld, dat [naam] per genoemde datum op eigen verzoek zijn ontslag indien(t)(de) en/of dat hij zulks deed omdat hij een andere functie heeft bemachtigd bij een andere organisatie en/of dat voornoemde ontslagbrief zou zijn ondertekend op 1 oktober 2014 en/of dat die [naam] akkoord is gegaan met de inhoud van voornoemde ontslagbrief, terwijl die [naam] - in werkelijkheid - geen ontslag wilde en/of heeft genomen, althans niet op genoemde datum en/of als vermeld in voornoemde ontslagbrief,
tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen , (telkens) opdracht heeft gegeven en/of aan welke bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, feitelijke leiding heeft gegeven;
3.
[bedrijfsnaam] , op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 mei 2011 tot en met 27 februari 2014 te Den Haag, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met [medeverdachte] en/of (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) (een) geschrift(en) dat/die bestemd is/zijn om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten:
-een uitzendovereenkomst tussen [bedrijfsnaam] en [naam] d.d. 3 september 2012 ( [nummer] ), dan wel
-een arbeidsovereenkomst tussen [bedrijfsnaam] en [naam] d.d. 2 januari 2013 ( [nummer] ), en/of
-een ontslagbrief ten aanzien van [naam] d.d. 1 februari 2012 ( [nummer] ),
valselijk heeft/hebben opgemaakt en/of vervalst en/of valselijk heeft/hebben doen en/of laten opmaken en/of doen vervalsen door (een) ander(en), met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door (een) ander(en) te doen gebruiken,
en/of
opzettelijk gebruik heeft/hebben gemaakt van dit/die geschrift(en) als ware(n) het/ze echt en onvervalst, bestaande het gebruik (telkens) hierin dat zij, [bedrijfsnaam] , en/of haar mededader(s) dit/die geschrift(en):
-heeft/hebben opgestuurd en/of doen opsturen naar en/of (doen) overhandig(d)(en) aan (medewerkers van) het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen, en/of
-heeft/hebben opgenomen in de administratie van [bedrijfsnaam] , en/of
-(op verzoek) heeft/hebben overhandigd/overgedragen aan (een) werknemer(s),
bestaande deze valsheid en/of vervalsing hierin dat:
-in de uitzendovereenkomst tussen [bedrijfsnaam] en [naam] d.d. 3 september 2012 ( [nummer] ) valselijk in strijd met de waarheid is en/of staat geschreven en/of opgegeven en/of vermeld, dat [naam] een dienstverband op oproepbasis heeft/(heeft ge)had bij [bedrijfsnaam] , terwijl die [naam] - in werkelijkheid - op basis van een (vast en/of voltijd) arbeidsovereenkomst ( [nummer] ) werkzaam was voor [bedrijfsnaam] , althans niet werkzaam was als vermeld in/op voornoemde uitzendovereenkomst ( [nummer] ), en/of
-in de ontslagbrief ten aanzien van [naam] d.d. 1 februari 2012 ( [nummer] ) valselijk in strijd met de waarheid is en/of staat geschreven en/of opgegeven en/of vermeld, dat [naam] per genoemde datum op eigen verzoek zijn ontslag indien(t)(de) en/of dat hij zulks deed omdat hij een andere functie heeft bemachtigd bij een andere organisatie en/of dat voornoemde ontslagbrief zou zijn ondertekend op 1 februari 2013 en/of dat die [naam] akkoord is gegaan met de inhoud van voornoemde ontslagbrief, terwijl die [naam] - in werkelijkheid - geen ontslag wilde nemen en/of heeft genomen, althans niet op genoemde datum en/of als vermeld in voornoemde ontslagbrief, en/of
-in de arbeidsovereenkomst tussen [bedrijfsnaam] en [naam] ( [nummer] ) valselijk in strijd met de waarheid is en/of staat geschreven en/of opgegeven en/of vermeld, dat [naam] een (vast en/of voltijd) dienstverband heeft/(heeft ge)had bij [bedrijfsnaam] , terwijl die Eren - in werkelijkheid - op basis van een uitzendovereenkomst ( [nummer] ) werkzaam was voor [bedrijfsnaam] , althans niet werkzaam was als vermeld in/op voornoemde arbeidsovereenkomst ( [nummer] ),
tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen , (telkens) opdracht heeft gegeven en/of aan welke bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, feitelijke leiding heeft gegeven.

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding
Naar aanleiding van het vermoeden dat er bij de aanvraag van een huurwoning valse werkgeversverklaringen en loonspecificaties zijn overgelegd heeft er een onderzoek plaatsgevonden naar [bedrijfsnaam] , die deze stukken heeft verstrekt. Uit dat onderzoek is een verdenking ontstaan dat verdachte als (mede)pleger opdracht c.q. leiding heeft gegeven aan het door [bedrijfsnaam] opmaken van valse stukken (arbeidsovereenkomsten, werkgeversverklaringen, ontslagbrieven en een uitzendovereenkomst) en het gebruik van die stukken.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van al hetgeen onder 1, 2 en 3 is ten laste gelegd.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadslieden hebben integrale vrijspraak bepleit. Daartoe is – zakelijk weergegeven – aangevoerd dat:
- de omstandigheid dat de arbeidsovereenkomsten voor werknemers konden dienen voor een ander doel (bijvoorbeeld voor een lening) niet maakt dat daarmee het aangaan van die arbeidsovereenkomst strafbaar was voor [bedrijfsnaam] ;
- de werknemers daadwerkelijk hebben gewerkt en er sprake was van gezag, arbeid en loon, ondanks dat er mogelijk wel sprake was van slordigheden in de urenadministratie;
- de ontslagbrieven hooguit eigenzinnig zijn, maar dat zij nimmer zijn gebruikt, en dat zij zijn opgesteld met toestemming en medeweten van de werknemers, en het overeenkomen van een ontslag niet een strafbaar feit is;
- de ontslagbrieven op een bureau zijn aangetroffen en niet officieel in de administratie van [bedrijfsnaam] waren opgenomen;
- het sturen van het uitzendcontract van [naam] naar het UWV een kennelijke vergissing was;
- geen van de handelingen aan de rechtspersoon kunnen worden toegerekend, omdat er sprake was van een duurzam gestructureerde samenwerkingsverband gericht op arbeid, en niet gericht op een strafbare gedraging, en dat een oogmerk op het plegen van strafbare feiten ontbreekt;
- verdachte niet kan worden aangemerkt als leidinggever, omdat niet is voldaan aan de vereiste criteria van macht, wetenschap en aanvaarding, en
- van nauwe en bewuste samenwerking geen sprake was.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
3.4.1
Feit 1 (
opmaken valse arbeidsovereenkomsten en werkgeversverklaring El Baraka en Bachar)
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit het dossier – anders dan de officier van justitie heeft betoogd – niet dat er sprake was van een fictief dienstverband tussen [bedrijfsnaam] enerzijds, en [naam] respectievelijk [naam] anderzijds. Uit het dossier volgt dat tussen de door [bedrijfsnaam] gevoerde urenadministratie en de daadwerkelijk (zowel door [naam] als [naam] ) gewerkte uren wel enige verschillen zijn aan te geven, maar die enkele omstandigheid maakt de dienstverbanden nog niet fictief. Ook uit de omstandigheid dat [naam] ontslag nam direct na het verkrijgen van de door haar gewenste huurwoning kan niet worden afgeleid dat haar arbeidsovereenkomst (die zich overigens niet in het dossier bevindt) fictief was. Nu het dossier overigens geen andere bewijsmiddelen bevat op grond waarvan kan worden vastgesteld dat de dienstverbanden wél fictief waren, zal verdachte van het onder 1 ten laste gelegde worden vrijgesproken.
3.4.2
Feiten 2 en 3 (
vervalsen arbeidsovereenkomsten, werkgeversverklaring en ontslagbrieven [naam] , [naam] en [naam])
3.4.2.1 De arbeidsovereenkomsten en werkgeversverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit het dossier niet dat de arbeidsovereenkomst betreffende [naam] , [naam] en [naam] of de werkgeversverklaring ter zake van [naam] vals of vervalst zijn. Uit het dossier volgt dat voornoemde personen voor [bedrijfsnaam] zijn gaan werken op basis van een uitzendovereenkomst. Op enig moment zijn er (vaste/voltijd) arbeidsovereenkomsten tussen [bedrijfsnaam] enerzijds, en deze drie personen anderzijds opgesteld die in de plaats zijn gekomen van de uitzendovereenkomsten. Dat de vaste arbeidsovereenkomst telkens relatief kort na de contractdatum van de uitzendovereenkomst is aangegaan maakt – zonder nadere onderbouwing die ontbreekt – niet dat de arbeidsovereenkomst vals is. Dit brengt met zich dat evenmin kan worden vastgesteld dat de werkgeversverklaring, die immers is gebaseerd op de (vaste/voltijd) arbeidsovereenkomsten, wel vals zou zijn.
De omstandigheid dat de onderneming, de verdachte of iemand anders binnen de onderneming [naam] , [naam] of [naam] heeft willen helpen, omdat zij een vast of voltijd arbeidsovereenkomst nodig hadden voor een niet werk-gerelateerde reden (het aangaan van een lening of gezinshereniging) maakt het voorgaande niet anders. Dat een arbeidsovereenkomst (mede) met het oog daarop is afgesloten, maakt die arbeidsovereenkomst immers op zichzelf nog niet vals. Hoewel de aanwezigheid van door die werknemers ondertekende en door [bedrijfsnaam] opgestelde ontslagbrieven gerelateerd aan genoemde arbeidsovereenkomsten de nodige vraagtekens oproepen, is ook die omstandigheid – in onderlinge samenhang met de overige omstandigheden – naar het oordeel van de rechtbank niet voldoende om vast te kunnen stellen dat sprake was van valse arbeidsovereenkomsten en een valse werkgeversverklaring. De rechtbank zal de verdachte dan ook vrijspreken voor zover de feiten 2 en 3 zien op de arbeidsovereenkomsten en werkgeversverklaringen.
3.4.2.2 De ontslagbrieven (
ten aanzien van [naam] , [naam] en [naam])
Op 27 februari 2014 vond een doorzoeking plaats bij [bedrijfsnaam] [2] In een envelop die op een bureau lag dat zou worden gebruikt door de verdachte zaten diverse ontslagbrieven, waaronder:
- een ontslagbrief op naam van [naam] , gedateerd op 15 februari 2013, voorzien van de handtekening van de werknemer ( [nummer] ); [3]
- een ontslagbrief op naam van [naam] gedateerd op 1 oktober 2014, voorzien van de handtekening van de werknemer ( [nummer] ) [4] en
- een ontslagbrief op naam van [naam] (de rechtbank begrijpt: [naam] ), gedateerd op 1 februari 2012, voorzien van de handtekening van de werknemer ( [nummer] ). [5]
Op de ontslagbrieven staat vermeld dat de ondergetekende (de rechtbank begrijpt: de werknemer) op eigen verzoek zijn ontslag indient met ingang van de op de brief genoemde datum. Verder staat in de ontslagbrieven (steeds) vermeld dat de ondergetekende een andere functie zou hebben bemachtigd bij een andere organisatie en dat “wij” (de rechtbank begrijpt: [bedrijfsnaam] ) instemt met het verzoek tot ontslag van de ondergetekende.
Op naam van [naam] zijn nog 12 identieke ontslagbrieven aangetroffen, gedateerd 1 april 2013, 18 november 2013, 20 december 2013, 15 februari 2014, 1 april 2014, 1 juni 2014, 15 juli 2014, 1 september 2014, 15 oktober 2014, 1 januari 2015, 1 maart 2015 en eenmaal ongedateerd ( [nummer] ). [6]
Op naam van [naam] zijn nog 5 identieke ontslagbrieven aangetroffen, gedateerd 3 februari 2014, 1 april 2014, 2 juni 2014, 1 augustus 2014 en 3 november 2014 ( [nummer] ). [7]
Op naam van [naam] zijn nog 10 identieke ontslagbrieven aangetroffen, gedateerd 1 maart 2012, 1 april 2012, 1 mei 2012, 3 juni 2012, 1 juli 2012, 1 augustus 2012, 2 september 2012, 1 oktober 2012, 1 november 2012 en 2 december 2012 ( [nummer] t/m -13). [8]
Werknemers [naam] , [naam] en [naam]
heeft bij de politie – geconfronteerd met de stukken – verklaard dat hij de ontslagbrieven herkent en dat hij die allemaal heeft ondertekend toen hij zijn contract kreeg (in maart of april van 2014 [9] ). [10] Hij wist echter niet dat dit ontslagbrieven waren. Hij heeft de brieven ter ondertekening gekregen van kantoormedewerker [medeverdachte] . Geconfronteerd met de inhoud van die brieven – dat hij op eigen verzoek ontslag had genomen op die data, omdat hij een andere functie had bemachtigd – heeft hij verklaard dat daar niets van klopt. Hij had ten tijde van zijn werk bij [bedrijfsnaam] nooit elders gesolliciteerd en (dus) ook geen ontslag genomen. [11]
[naam] heeft – geconfronteerd met de stukken – bij de politie verklaard dat hij de ontslagbrieven niet herkent. Wel heeft hij, toen hij zijn arbeidsovereenkomst tekende (december 2013 [12] ), meerdere documenten gezien en ondertekend. Als hij een ontslagbrief zou hebben ondertekend dan zou dat op dezelfde dag (in december 2013) zijn geweest. Hij herkent de handtekeningen op de ontslagbrieven, maar verklaart aanvankelijk nooit zoveel brieven te hebben ondertekend. Later verklaart hij dat “het zou kunnen dat ik zo’n brief heb ondertekend”. Geconfronteerd met de inhoud van die brieven – dat hij op eigen verzoek ontslag had genomen op die data, omdat hij een andere functie had bemachtigd – heeft [naam] verklaard dat hij niet op de hoogte was van de inhoud, omdat hij geen Nederlands kon lezen. [13] Bij de rechter-commissaris heeft [naam] verklaard dat het mogelijk is dat hij een paar brieven heeft ondertekend zonder te weten wat het was. [14]
[naam] heeft bij de politie – geconfronteerd met de stukken – verklaard dat hij de ontslagbrieven nog nooit heeft gezien en dat hij ze niet heeft ondertekend. Hij herkent wel zijn handtekeningen en hij kon zich nog herinneren dat hij, toen hij werd aangenomen (eind 2012), meerdere documenten moest ondertekenen, waarvan hij zich een deel van de documenten zich niet kan herinneren. [15] De inhoud van die brieven – dat hij op eigen verzoek ontslag had genomen op die data, omdat hij een andere functie had bemachtigd – klopt volgens hem niet. [16] Hij was volgens zijn verklaring op 14 mei 2014 nog steeds formeel werkzaam bij [bedrijfsnaam] , omdat hij nooit ontslag had genomen. [17]
Bij de rechter-commissaris heeft [naam] verklaard dat hij alle ontslagbrieven heeft ondertekend. Hij zou anders geen vast dienstverband krijgen, want “dat was een verzekering voor hen” en “Zij gaven aan dat zij eerder vaste contracten hadden gegeven en dat personeel dan niet meer kwam opdagen, daarom was dit een verzekering voor hen”. [18]
Verdachte
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat de ontslagbrieven (van [naam] , [naam] en [naam] ) dienden als stok achter de deur voor het bedrijf. Bij het ondertekenen van een arbeidscontract moesten werknemers ook meerdere ontslagbrieven ondertekenen. Verdachte was zelf op dat idee gekomen. Als de werknemers stalen of het bedrijf op andere manier in diskrediet brachten, kon hij ze ontslaan omdat zij al een ontslagbrief hadden getekend. [19] Ter terechtzitting van 20 maart 2018 heeft hij deze gang van zaken bevestigd. [20]
Valselijke opmaken en/of gebruik maken van een vals stuk
Gelet op voornoemde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat de ontslagbrieven betreffende [naam] , [naam] en [naam] vals zijn en door [bedrijfsnaam] zijn opgemaakt.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de ontslagbrieven op of omstreeks het moment van het aangaan van een arbeidsovereenkomst tussen [bedrijfsnaam] enerzijds en de werknemer anderzijds zijn opgesteld door [bedrijfsnaam] en ondertekend door de desbetreffende werknemer. Uit de verklaring van verdachte volgt dat de ontslagbrieven bedoeld waren om tot bewijs (van het verzochte ontslag) te dienen, maar nu uit niets volgt dat de werknemers dat ontslag wilden nemen of hebben genomen – niet om de reden genoemd in de ontslagbrieven en evenmin op één van de data genoemd in de ontslagbrieven – brengt dat gegeven reeds met zich dat de ontslagbrieven vals zijn.
Aan het verweer dat de ontslagbrieven ‘slechts’ op het bureau zijn aangetroffen, en dus niet in de administratie waren opgenomen, gaat de rechtbank voorbij nu de verklaring van verdachte op dit punt volstrekt helder is: de brieven waren bedoeld om te gebruiken zodra zich een situatie voor zou doen waarbij [bedrijfsnaam] van een werknemer af wilde.
Naast het valselijk opmaken is de rechtbank voorts van oordeel dat ook wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat de ontslagbrieven door [bedrijfsnaam] zijn gebruikt, namelijk door ze in de administratie op te nemen. Voor zover het verweer is gevoerd dat de brieven ‘slechts’ op het bureau van de verdachte zijn aangetroffen overweegt de rechtbank dat er geen formele vereisten zijn aan de wijze waarop een stuk in de administratie moet worden opgenomen. De vaststelling of een stuk tot de administratie behoort is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. In dit geval zijn de ontslagbrieven aangetroffen in een envelop op het bureau van de verdachte, in het bedrijfspand, terwijl hij ze daar bewaarde om te gebruiken als er redenen waren voor een ontslag van een werknemer. Zij bevonden zich dus in het bedrijfspand, gebruiksklaar ten behoeve van [bedrijfsnaam] . Onder die omstandigheden is voldoende aannemelijk geworden dat de ontslagbrieven waren opgenomen in de administratie van [bedrijfsnaam]
3.4.2.3 De uitzendovereenkomst van [naam]
Op 15 mei 2013 en 3 oktober 2013 is [naam] door [bedrijfsnaam] bij het UWV ziek gemeld. [21]
Blijkens onderzoek [22] zijn door het UWV op 22 mei 2013 en 29 oktober 2013 aan [bedrijfsnaam] verzoeken gedaan omtrent ontbrekende informatie betreffende [naam] . Blijkens de stempels op stukken is die informatie op 29 mei 2013 en 4 november 2013 binnengekomen bij het UWV. [23] Bij beide verzoeken is een kopie van dezelfde uitzendovereenkomst bijgevoegd door [bedrijfsnaam] , tussen [bedrijfsnaam] en [naam] , gedateerd 3 september 2012. [24]
Op 27 februari 2014 is bij de doorzoeking van het kantoor van [bedrijfsnaam] de originele uitzendovereenkomst ( [nummer] ) aangetroffen. Daarnaast is toen ook een, door beide partijen ondertekende, voltijd arbeidsovereenkomst ( [nummer] ) aangetroffen tussen [bedrijfsnaam] en Eren, gedateerd 2 januari 2013. [25]
[naam] heeft bij de politie verklaard dat hij eind 2012 op basis van een uitzendovereenkomst bij [bedrijfsnaam] is gaan werken en dat hij na enkele maanden heeft gevraagd of hij een vaste aanstelling kon krijgen (omdat hij die nodig had voor een lening). Omdat verdachte tevreden over hem was, kreeg hij die aanstelling en heeft hij een vaste arbeidsovereenkomst getekend. [26] Hij heeft document [nummer] herkend als de uitzendovereenkomst en [nummer] als de arbeidsovereenkomst. [naam] heeft bevestigd dat hij op 3 oktober 2013 een bedrijfsongeval heeft gehad en heeft verklaard dat hij nu (datum van verhoor 14 mei 2014) van een uitkering van het UWV geniet. [27]
Conclusie
Uit het voorgaande volgt dat door [bedrijfsnaam] tussen 22 mei 2013 en 29 mei 2013 en tussen 29 oktober 2013 en 4 november 2013, dus twee keer een kopie van de uitzendovereenkomst met Eren d.d. 3 september 2012 naar het UWV is gestuurd, terwijl [bedrijfsnaam] ruim daarvoor – namelijk op 2 januari 2013 – een voltijd arbeidsovereenkomst is aangegaan met [naam] . De inhoud van (de kopieën van de overgelegde) uitzendovereenkomst strookte dus niet met de daadwerkelijke arbeidsverhouding tussen [bedrijfsnaam] en [naam] op het moment waarop gebruik werd gemaakt van die uitzendovereenkomst (22 mei 2013 en 29 oktober 2013). Naar het oordeel van de rechtbank is de (inhoud van de) uitzendovereenkomst op dat moment vals.
Met het kopiëren van de originele uitzendovereenkomst en vervolgens het opsturen van die kopieën heeft [bedrijfsnaam] immers gebruik gemaakt van de originele uitzendovereenkomst, terwijl de inhoud van die overgelegde kopieën op dat moment vals was.
3.4.2.4 Toerekening
3.4.2.4.1 Strafbaarheid van de rechtspersoon
Het wettelijk kader
Bij de beantwoording van de vraag of een verdachte strafrechtelijk aansprakelijk kan worden gesteld ter zake van het feitelijke leidinggeven aan een door een rechtspersoon verrichte verboden gedraging, dient eerst te worden vastgesteld of die rechtspersoon een strafbaar feit heeft begaan (dat wil zeggen: een strafbaar feit heeft gepleegd of daaraan heeft deelgenomen). Ingeval die vraag bevestigend wordt beantwoord, komt de vraag aan de orde of kan worden bewezen dat de verdachte aan die gedraging feitelijke leiding heeft gegeven.
In zijn arrest van 21 oktober 2003 heeft de Hoge Raad geoordeeld dat een rechtspersoon kan worden aangemerkt als dader van een strafbaar feit indien de desbetreffende gedraging redelijkerwijs aan die rechtspersoon kan worden toegerekend. Die toerekening is afhankelijk van de concrete omstandigheden van het geval, waartoe mede behoort de aard van de (verboden) gedraging. Een belangrijk oriëntatiepunt bij de toerekening is of de gedraging heeft plaatsgevonden dan wel is verricht in de sfeer van de rechtspersoon.
Van een gedraging in de sfeer van de rechtspersoon kan sprake zijn indien zich een of meer van de navolgende omstandigheden voordoen:
a) het gaat om een handelen of nalaten van iemand die hetzij uit hoofde van een dienstbetrekking hetzij uit anderen hoofde werkzaam is ten behoeve van de rechtspersoon,
b) de gedraging past in de normale bedrijfsvoering of taakuitoefening van de rechtspersoon,
c) de gedraging is de rechtspersoon dienstig geweest in het door hem uitgeoefende bedrijf of in diens taakuitoefening,
d) de rechtspersoon vermocht erover te beschikken of de gedraging al dan niet zou plaatsvinden en zodanig of vergelijkbaar gedrag werd blijkens de feitelijke gang van zaken door de rechtspersoon aanvaard of placht te worden aanvaard, waarbij onder bedoeld aanvaarden mede begrepen is het niet betrachten van de zorg die in redelijkheid van de rechtspersoon kon worden gevergd met het oog op de voorkoming van de gedraging.
Ingeval de delictsomschrijving van het strafbare feit waarvan de rechtspersoon wordt verdacht, opzet vereist, kan dat opzet op verschillende manieren worden vastgesteld. Onder omstandigheden kan het opzet van een natuurlijk persoon aan een rechtspersoon worden toegerekend. Voor opzet van een rechtspersoon is niet vereist dat komt vast te staan dat de namens of ten behoeve van die rechtspersoon optredende natuurlijke personen met dat opzet hebben gehandeld. Het opzet van een rechtspersoon kan onder omstandigheden bijvoorbeeld ook worden afgeleid uit het beleid van de rechtspersoon of de feitelijke gang van zaken binnen de rechtspersoon.
De ontslagbrieven
Gelet op hetgeen reeds is overwogen staat vast dat door (personeel van) [bedrijfsnaam] de volgende handelingen zijn verricht – kort gezegd –:
- het valselijk opmaken van een ontslagbrief ter zake [naam] , d.d. 15 februari 2013 ( [nummer] );
- het valselijk opmaken van een ontslagbrief ter zake [naam] , d.d. 1 oktober 2014 ( [nummer] );
- het valselijk opmaken van een ontslagbrief ter zake [naam] , d.d. 1 februari 2012 ( [nummer] ).
- het opzettelijk gebruik maken die ontslagbrieven, als ware zij echt en onvervalst, door deze in de administratie op te nemen.
De rechtbank is van oordeel dat uit de verklaring van de verdachte volgt dat er een bepaald beleid was waaruit kan worden afgeleid dat bij [bedrijfsnaam] een oogmerk bestond op echt en onvervalst gebruik bij het opmaken van de ontslagbrieven. Immers werden bij het aangaan van een vaste of voltijd arbeidscontract meerdere ontslagbrieven opgesteld en ondertekend als verzekering voor [bedrijfsnaam] bij verwijtbaar handelen door de werknemer. De ontslagbrieven hadden dan ook als doel om het voor het bedrijf makkelijk te maken om – desgewenst – van een werknemer af te raken. Een en ander betekent dan ook dat het valselijk opmaken van de ontslagbrieven (onder feit 2 en 3) aan [bedrijfsnaam] kan worden toegerekend.
De uitzendovereenkomst
Gelet op hetgeen reeds is overwogen staat vast dat door (personeel van) [bedrijfsnaam] de volgende handeling is verricht – kort gezegd –:
- het gebruik maken van een valse uitzendovereenkomst, d.d. 3 september 2012 ( [nummer] ) door deze op te sturen naar het UWV.
Bij het gebruik maken van een vals geschrift is vereist dat er minst genomen sprake was voorwaardelijk opzet op het als echt en onvervalst gebruik alsmede op het valse karakter van het geschrift. In het licht van dat vereiste overweegt de rechtbank dat van elk bedrijf mag worden verwacht dat de administratie en het gebruik van documenten uit die administratie een juiste voorstelling geeft van de waarheid. Zelfs als door (een) werknemer(s) van [bedrijfsnaam] tijdens diens/dier dienstbetrekking twee maal per ongeluk – zoals de verdediging heeft gesteld – een vals document is verstrekt dan nog dient dat gelet op de bijzondere eisen die aan de administratie van een werkgever worden gesteld voor de rekening van de werkgever te komen. Daarmee acht de rechtbank voldoende aannemelijk geworden dat [bedrijfsnaam] minst genomen bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat er twee maal een vals document aan het UWV is gestuurd en dat die documenten als echt en onvervalst zouden kunnen worden gebruikt.
3.4.2.4.2 Feitelijk leiding geven
Het wettelijk kader
Pas nadat is vastgesteld dat een rechtspersoon een bepaald strafbaar feit heeft begaan, komt aan de orde of iemand als feitelijk leidinggever daarvoor strafrechtelijk aansprakelijk is. Bij de beoordeling daarvan moet worden vooropgesteld dat uit de taalkundige betekenis van het begrip feitelijk leiding geven enerzijds voortvloeit dat de enkele omstandigheid dat de verdachte bijvoorbeeld bestuurder van een rechtspersoon is, niet voldoende is om hem aan te merken als feitelijke leidinggever aan een door die rechtspersoon begaan strafbaar feit. Anderzijds is een dergelijke juridische positie geen vereiste voor feitelijk leiding geven. Sterker nog: ook iemand die geen dienstverband heeft met de rechtspersoon kan feitelijk leidinggever zijn aan een door de rechtspersoon begaan strafbaar feit.
Aan hetzelfde strafbare feit kan door meer personen – al dan niet gezamenlijk – feitelijk leiding worden gegeven. Ook een rechtspersoon kan een feitelijk leidinggever zijn.
Feitelijk leiding geven zal vaak bestaan uit actief en effectief gedrag dat onmiskenbaar binnen de gewone betekenis van het begrip valt. Van feitelijk leiding geven kan verder sprake zijn indien de verboden gedraging het onvermijdelijke gevolg is van het algemene, door de verdachte (bijvoorbeeld als bestuurder) gevoerde beleid. Ook kan worden gedacht aan het leveren van een zodanige bijdrage aan een complex van gedragingen dat heeft geleid tot de verboden gedraging en het daarbij nemen van een zodanig initiatief dat de verdachte geacht moet worden aan die verboden gedraging feitelijk leiding te hebben gegeven. Niet is vereist dat een ander de fysieke uitvoeringshandelingen heeft verricht.
Onder omstandigheden kan ook een meer passieve rol tot het oordeel leiden dat een verboden gedraging daardoor zodanig is bevorderd dat van feitelijk leiding geven kan worden gesproken. Dat kan in het bijzonder het geval zijn bij de verdachte die bevoegd en redelijkerwijs gehouden is maatregelen te treffen ter voorkoming of beëindiging van verboden gedragingen en die zulke maatregelen achterwege laat.
In feitelijk leiding geven ligt een zelfstandig opzetvereiste op de verboden gedraging besloten. Voor dit opzet van de leidinggever geldt als ondergrens dat hij bewust de aanmerkelijke kans aanvaardt dat de verboden gedraging zich zal voordoen. Van het bewijs van dergelijke aanvaarding kan – in het bijzonder bij meer structureel begane strafbare feiten – ook sprake zijn indien hetgeen de leidinggever bekend was omtrent het begaan van strafbare feiten door de rechtspersoon rechtstreeks verband hield met de in de tenlastelegging omschreven verboden gedraging.
De verklaring van de verdachte
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij zich presenteerde als manager van [bedrijfsnaam] en dat zijn verantwoordelijkheden als directeur (ook) inhielden het aannemen en ontslaan van personeel, het leiding geven aan personeel en het houden van werkoverleg. [28] Verdachte heeft verder verklaard dat [naam] directeur was van [bedrijfsnaam] , maar die was bijna nooit op kantoor [29] , dat hij zelf [naam] , [naam] en [naam] heeft aangenomen [30] , dat medeverdachte [medeverdachte] de contracten en de ontslagbrieven maakte nadat verdachte daarom had gevraagd [31] en dat [medeverdachte] een administrateur was, die stukken ondertekende namens de verdachte of namens [naam] . [32]
Ter terechtzitting van 20 maart 2018 heeft de verdachte verklaard dat [naam] de directeur was van [bedrijfsnaam] en hij slechts een adviseur was voor hem. Verdachte zat er wel als manager en presenteerde zich zodanig van [bedrijfsnaam] , maar was het eigenlijk niet. [33]
Getuigen
[getuige] heeft verklaard dat hij assistent administrateur is bij [bedrijfsnaam] of [bedrijfsnaam] en dat verdachte zijn baas is, zijn werkgever. [34]
[getuige] heeft verklaard dat hij administratief medewerker is bij [bedrijfsnaam] en dat verdachte de General Manager was van [bedrijfsnaam] . Verdachte stuurde het personeel aan van zowel [bedrijfsnaam] . als [bedrijfsnaam] Hij zag verdachte als zijn leidinggevende. Als hij een vrije dag wilde, meldde hij dat bij hem. Contractbesprekingen deed hij ook met verdachte, want verdachte nam de beslissing of een contract verlengd zou worden. [35]
[medeverdachte] heeft verklaard dat hij onder meer verdachte zag als zijn leidinggevende. [36]
Conclusie
Uit het voorgaande volgt dat verdachte de dagelijkse leiding had over de personeelsleden van [bedrijfsnaam] en daarmee over de gedragingen door [bedrijfsnaam] . Dat maakt dat hij kan worden aangemerkt als feitelijk leidinggever aan de bewezen verklaarde gedragingen van [bedrijfsnaam]
3.4.2.5 Conclusie
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte in de periode van 1 mei 2011 tot en met 27 februari 2014 te Den Haag feitelijk leiding heeft gegeven aan het door [bedrijfsnaam] :
- valselijk opmaken van drie ontslagbrieven, met het oogmerk op het echt en onvervalst gebruik van die geschriften,
- opzettelijk gebruik maken die ontslagbrieven, als ware zij echt en onvervalst, door deze in de administratie op te nemen en
- opzettelijk gebruik maken van een valse uitzendovereenkomst, als ware deze echt en onvervalst, door deze aan het UWV te sturen.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat:
2.
[bedrijfsnaam] , op tijdstippen in de periode van 1 mei 2011 tot en met 27 februari 2014 te Den Haag een geschrift dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten:
-een ontslagbrief ten aanzien van [naam] d.d. 15 februari 2013 ( [nummer] ), en
-een ontslagbrief ten aanzien van [naam] d.d. 1 oktober 2014 ( [nummer] ),
valselijk heeft opgemaakt, met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken,
en
opzettelijk gebruik heeft gemaakt van dit geschrift als ware het echt en onvervalst, bestaande het gebruik hierin dat zij, [bedrijfsnaam] , dit geschrift:
-heeft opgenomen in de administratie van [bedrijfsnaam] ,
bestaande deze valsheid hierin dat:
-in de ontslagbrief ten aanzien van [naam] d.d. 15 februari 2013 ( [nummer] ) valselijk in strijd met de waarheid is vermeld, dat [naam] per genoemde datum op eigen verzoek zijn ontslag indient en dat hij zulks deed omdat hij een andere functie heeft bemachtigd bij een andere organisatie en dat voornoemde ontslagbrief zou zijn ondertekend op
15 februari 2013en dat die [naam] akkoord is gegaan met de inhoud van voornoemde ontslagbrief, terwijl die [naam] - in werkelijkheid - geen ontslag wilde en heeft genomen op genoemde datum,
-in de ontslagbrief ten aanzien van [naam] d.d. 1 oktober 2014 ( [nummer] ) valselijk in strijd met de waarheid is vermeld, dat [naam] per genoemde datum op eigen verzoek zijn ontslag indient en dat hij zulks deed omdat hij een andere functie heeft bemachtigd bij een andere organisatie en dat voornoemde ontslagbrief zou zijn ondertekend op 1 oktober 2014 en dat die [naam] akkoord is gegaan met de inhoud van voornoemde ontslagbrief, terwijl die [naam] - in werkelijkheid - geen ontslag wilde en heeft genomen, op genoemde datum,
tot het plegen van welke bovenomschreven strafbare feiten verdachte, telkens opdracht heeft gegeven en aan welke bovenomschreven verboden gedragingen verdachte feitelijke leiding heeft gegeven;
3.
[bedrijfsnaam] , op tijdstippen in de periode van 1 mei 2011 tot en met 27 februari 2014 te Den Haag, althans in Nederland, een geschrift dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten:
-een ontslagbrief ten aanzien van [naam] d.d. 1 februari 2012 ( [nummer] ),
valselijk heeft opgemaakt, met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken,
en
opzettelijk gebruik heeft gemaakt van dit geschrift als ware het echt en onvervalst, bestaande het gebruik hierin dat zij, [bedrijfsnaam] , dit geschrift:
-heeft opgenomen in de administratie van [bedrijfsnaam] ,
bestaande deze valsheid hierin dat:
-in de ontslagbrief ten aanzien van [naam] d.d. 1 februari 2012 ( [nummer] ) valselijk in strijd met de waarheid is vermeld, dat [naam] per genoemde datum op eigen verzoek zijn ontslag indient en dat hij zulks deed omdat hij een andere functie heeft bemachtigd bij een andere organisatie en dat voornoemde ontslagbrief zou zijn ondertekend op 1 februari 2013 en dat die Eren akkoord is gegaan met de inhoud van voornoemde ontslagbrief, terwijl die [naam] - in werkelijkheid - geen ontslag wilde nemen en heeft genomen op genoemde datum
en
[bedrijfsnaam] , op tijdstippen in de periode van
22 mei 2013 en 4 november 2013te Den Haag
vaneen geschrift dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten:
-een uitzendovereenkomst tussen [bedrijfsnaam] en [naam] d.d. 3 september 2012 ( [nummer] ),
opzettelijk gebruik heeft als ware het echt en onvervalst, bestaande het gebruik hierin dat zij, [bedrijfsnaam] , dit geschrift:
-heeft opgestuurd naar het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen,
bestaande deze valsheid hierin dat:
-in de uitzendovereenkomst tussen [bedrijfsnaam] en [naam] d.d. 3 september 2012 ( [nummer] ) valselijk in strijd met de waarheid is vermeld, dat [naam] een dienstverband op oproepbasis heeft bij [bedrijfsnaam] , terwijl die [naam] - in werkelijkheid - op basis van een voltijd arbeidsovereenkomst ( [nummer] ) werkzaam was voor [bedrijfsnaam] ,
tot het plegen van welke bovenomschreven strafbare feiten verdachte, telkens opdracht heeft gegeven en aan welke bovenomschreven verboden gedragingen verdachte feitelijke leiding heeft gegeven.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ten aanzien van de feiten 1, 2 en 3 wordt veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren, subsidiair 50 dagen.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadslieden hebben bepleit dat er maximaal een geldboete van € 2.500,- of een taakstraf van 50 uren wordt opgelegd. Daartoe is aangevoerd dat er geen schade aan derden is toegebracht, dat de verdachte first offender is ter zake dit soort feiten en dat er sprake is van overschrijding van de redelijke termijn die niet aan de verdachte te wijten is. De verdachte heeft kenbaar gemaakt voorkeur te hebben voor de bepleite geldboete.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het leiding geven aan het opmaken van drie valse ontslagbrieven, het gebruik maken van die valse ontslagbrieven in de administratie en het gebruik maken van een valse uitzendovereenkomst door deze aan het UWV te sturen terwijl er inmiddels sprake was van een gewijzigde arbeidsverhouding.
De rechtbank heeft kennis genomen van een Uittreksel uit de Justitiële documentatie, d.d. 19 februari 2018, betreffende de verdachte, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk feit.
Er is verder sprake van een overschrijding van de redelijke termijn. Wat betreft de berechting van de zaak in eerste aanleg heeft als uitgangspunt te gelden dat de behandeling van de zaak ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bepaalde bijzondere omstandigheden. Nu de rechtbank van dergelijke bijzondere omstandigheden niet is gebleken, stelt zij vast dat de redelijke termijn met ruim zeventien maanden is overschreden, nu deze is aangevangen op 28 oktober 2014 met de aanhouding van de verdachte. In het voordeel van de verdachte zal de rechtbank om die reden de normaal gesproken op te leggen geldboete matigen.
Alles afwegende is naar het oordeel van de rechtbank het opleggen van een onvoorwaardelijke geldboete van nader te noemen hoogte passend en geboden.

7.De inbeslaggenomen goederen

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting toegezegd dat het op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen (beslaglijst, die als bijlage A aan dit vonnis is gehecht) onder 1 genummerde voorwerp zal worden teruggegeven aan de verdachte.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadslieden hebben geen standpunt ingenomen ter zake het beslag.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Nu het belang van strafvordering zich daartegen niet meer verzet, zal de rechtbank de teruggave aan de verdachte gelasten van het op de beslaglijst onder 1 genummerde voorwerp.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 23, 24 c, 51, 57 en 225 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9. De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 tenlastegelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 2 en 3 tenlastegelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 2:
feitelijk leiding geven aan valsheid in geschrift, gepleegd door een rechtspersoon, meermalen gepleegd
en
feitelijk leiding geven aan opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, gepleegd door een rechtspersoon, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 3:
feitelijk leiding geven aan valsheid in geschrift, gepleegd door een rechtspersoon
en
feitelijk leiding geven aan opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, gepleegd door een rechtspersoon, meermalen gepleegd;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een geldboete van € 2.500,- (vijfentwintighonderd euro);
bepaalt dat de geldboete bij gebreke van betaling en verhaal zal worden vervangen
door hechtenis voor de tijd van 35 dagen;
gelast de teruggave aan de verdachtevan het op de beslaglijst onder 1 genummerde voorwerp, te weten:
#1: een ordner.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.J. Milius, voorzitter,
mr. A.M.A. Keulen, rechter,
mr. R.G.C. Veneman, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. A.J. van Zelst, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 3 april 2018.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer 6640/2013/793, van de Inspectie SZW, Directe opsporing, Interventieteam Aanpak Malafide Uitzendbureaus (doorgenummerd blz. 1 t/m 512).
2.Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, p. 95.
3.Geschrift, te weten ontslagbrief op naam van [naam] , d.d. 15 februari 2013, p. 326.
4.Geschrift, te weten ontslagbrief op naam van [naam] , d.d. 1 oktober 2014, p. 393.
5.Geschrift, te weten ontslagbrief op naam van [naam] , d.d. 1 februari 2012, p. 337.
6.Geschriften, te weten ontslagbrieven op naam van [naam] , p. 314 t/m 325.
7.Geschriften, te weten ontslagbrieven op naam van [naam] , p. 393 t/m 397.
8.Geschriften, te weten ontslagbrieven op naam van [naam] , p. 338 t/m 347).
9.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam] , p. 182.
10.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam] , p. 183
11.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam] , p. 183.
12.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam] , p. 172.
13.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam] , p. 173.
14.Proces-verbaal van verhoor van getuige [naam] bij de rechter-commissaris, d.d. 22 november 2017, punt 11.
15.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam] , p. 162.
16.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam] , p. 163.
17.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam] , p. 163.
18.Proces-verbaal van verhoor van getuige [naam] bij de rechter-commissaris, d.d. 8 januari 2018, punt 8.
19.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 230, 232 en 233.
20.Verklaring van verdachte [verdachte] ter terechtzitting van 20 maart 2018.
21.Proces-verbaal van bevindingen, p. 55 en 56.
22.Proces-verbaal van bevindingen, p. 55 t/m 57.
23.Geschrift, te weten Verzoek om ontbrekende informatie van het UWV, d.d. 22 mei 2013, p. 357; Geschrift, te weten Verzoek om ontbrekende informatie van het UWV, d.d. 29 oktober 2013, p. 354.
24.Geschrift, te weten Uitzendovereenkomst tussen [bedrijfsnaam] en [naam] , d.d. 3 september 2013, p. 355 en 356; Geschrift, te weten Uitzendovereenkomst tussen [bedrijfsnaam] en [naam] , d.d. 3 september 2013, p. 355 en 356.
25.Proces-verbaal van relaas, p. 22; Geschrift, te weten Arbeidsovereenkomst tussen [bedrijfsnaam] en [naam] , d.d. 2 januari 2013, p. 350 en 351.
26.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam] , p. 162.
27.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam] , p. 163.
28.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 224.
29.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 224.
30.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 230 t/m 232.
31.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 232.
32.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 233.
33.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 20 maart 2018.
34.Proces-verbaal van verhoor [getuige] , p. 108 en 109.
35.Proces-verbaal van verhoor [getuige] , p. 129 en 130.
36.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte] , p. 150.