Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiseres],
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
Procesverloop
Overwegingen
Bij besluit van 20 oktober 2015 heeft verweerder de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond. Deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam, heeft bij uitspraak van 11 november 2015 (AWB 15/18750) het daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard en het besluit van 20 oktober 2015 vernietigd.
- het rapport “On Human Rights Conditions of Transgender Women in Mexico” van mei 2016;
- het rapport van de Immigration and Refugee Board of Canada, “Mexico: Situation and treatment of sexual minorities, particularly in Mexico City, Cancún, Guadalajara, and Acapulco; state protection and support services available” van 18 augustus 2015;
- het rapport van US Department of State van 25 juni 2015 over Mexico; en
- een artikel uit The Bubble van 1 juni 2015, “Recent study shows Latin America had highest rates of Trans murders”.
De rechtbank heeft ten slotte op grond van de aangehaalde bronnen geconcludeerd dat niet valt uit te sluiten dat eiseres, als bekend wordt dat zij transgender is, een gegronde vrees heeft voor vervolging in de zin van het Verdrag betreffende de status van vluchtelingen (het Vluchtelingenverdrag) dan wel een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). De rechtbank heeft daarom geoordeeld dat verweerder in een nieuw besluit nader zal dienen te motiveren waarom eiseres volgens hem geen gegronde vrees heeft voor vervolging of een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 EVRM.
- de identiteit en nationaliteit;
- eiseres is transgender;
- de gepleegde identiteitsfraude.
Verweerder acht alle relevante elementen geloofwaardig. Verweerder acht echter niet aannemelijk dat eiseres vanwege de identiteitsfraude of als transgender te vrezen heeft voor vervolging, zoals bedoeld in het Vluchtelingenverdrag. Ook heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat zij bij uitzetting een reëel risico loopt op ernstige schade in de zin van artikel 3 EVRM. Eiseres komt daarom niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd.
Eiser voert in dit verband verder aan dat verweerder ten onrechte niet is ingegaan op het leven van eiseres in de Verenigde Staten. Verweerder acht dit deel van het relaas immers geloofwaardig. Het was een leven binnen de Mexicaanse gemeenschap en illegaal, dus met veel gewelddadigheden, net zoals in haar jeugd in Mexico. Deze omstandigheden behoren bij de beoordeling wel mee te wegen, waarbij verweerder juist alles tezamen dient te beoordelen. Volgens eiseres kan zij geen bescherming van de autoriteiten in Mexico krijgen. Verweerder haalt weliswaar de door eiseres in de vorige procedure genoemde openbare bronnen aan, maar geeft daar enkel een draai aan en reageert niet op hetgeen eiseres daaruit heeft aangehaald. Dit is onvoldoende gelet op de uitspraak van de rechtbank van 15 maart 2017 en de daarin opgenomen opdracht aan verweerder. Verweerder gebruikt een cirkelredenering. De vraag rijst waarom er geen speciaal beleid is.
Voorts diende verweerder, in verband met de grote hoeveelheid informatie die in deze zaak voorligt, een algemeen ambtsbericht op te doen stellen over de situatie van LHBT’s in Mexico. Eiseres vindt het onduidelijk wanneer wel sprake is van voldoende informatie om haar vrees bij terugkeer aannemelijk te achten. Volgens haar is het besluit daarom in strijd met artikel 3 EVRM en met artikel 3 van het Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke en onterende behandeling of bestraffing (Antifolterverdrag) en heeft verweerder het Vluchtelingenverdrag niet naar behoren toegepast.
- het rapport van de Immigration and Refugee Board of Canada, “Mexico: Situation and treatment of sexual minorities, particularly in Mexico City, Cancún, Guadalajara, and Acapulco; state protection and support services available” van 18 augustus 2015;
- Mexico country report 2015 en 2016;
- het rapport van de Inter American Commission on Human Rights (IACHR);
- het rapport van de Human Rights Council van mei 2016;
- het rapport van de Transgender Law Center van de Cornell Universiteit;
- het US Departement of State over Mexico van april 2016;
- het artikel van Think Progress van juli 2015;
- een citaat van een Amerikaanse rechter in het blad Business van september 2015,
stelt verweerder zich op het volgende standpunt.
In Mexico-Stad en Guadalajara bestaat een grote LHBT-gemeenschap en wordt jaarlijks een Gay Pride georganiseerd. Het enkele feit dat uit de rapporten blijkt dat moorden op transgenders regelmatig voorkomen, leidt niet tot het oordeel dat eiseres bij eventuele openbaring van haar transgender identiteit te vrezen heeft voor haar leven. Daarbij neemt verweerder in ogenschouw dat in Mexico in zijn algemeenheid veel moorden worden gepleegd, zodat logischerwijs daarbij dan ook een hoger aantal LHBT-slachtoffers is dan in landen waar verhoudingsgewijs minder moorden worden gepleegd.
Eiseres heeft ten slotte niet aannemelijk weten te maken dat zij bij terugkeer te maken zal krijgen met misbruik door de politie, discriminatie op de arbeidsmarkt, afpersing, intimidatie, gebrek aan gezondheidszorg of afwijzing en misbruik door familie en gemeenschapsleden. Voorts kan zij, als zij wel hiermee te maken krijgt, de bescherming van de hogere autoriteiten inroepen.
Hetgeen eiseres heeft gesteld over haar leven in Mexico en de Verenigde Staten doet geen ander licht schijnen op de vraag of haar vrees bij eventuele terugkeer naar Mexico gegrond is. Daarnaast hebben de feiten uit haar jeugd en haar proces ten aanzien van haar verandering van geslacht geen directe aanleiding gevormd voor het verlaten van Mexico. Eiseres heeft immers tot oktober 2016 in Mexico verbleven. Ten slotte ziet verweerder de relevantie van de geschetste situatie in de Verenigde Staten niet in. Verweerder verwacht van eiseres namelijk niet dat zij terugkeert naar de Verenigde Staten.
Gelet op het voorgaande stelt verweerder zich op het standpunt dat hij de door eiseres bij terugkeer gevreesde problemen vanwege haar genderidentiteit terecht niet aannemelijk heeft geacht. Daarom is hij niet toegekomen aan een beoordeling van de zwaarwegendheid van die problemen en de vraag of eiseres tegen de door haar gevreesde problemen voldoende bescherming van de autoriteiten kan krijgen.
Uit de door eiseres overgelegde verklaringen van drs. Poolman van 26 januari 2017 en Wendel Schaeffer van 7 augustus 2017 blijkt weliswaar dat bij eiseres sprake is van een subjectieve vrees voor problemen na terugkeer in Mexico, maar hieruit kan niet worden afgeleid dat ook sprake is van een objectieve, en dus gegronde en reële, vrees als transgender voor vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag dan wel een behandeling in strijd met artikel 3 EVRM of het Antifolterverdrag.
Voor zover eiseres heeft bedoeld aan te voeren dat verweerder ten onrechte geen beleid heeft voor de beoordeling van asielaanvragen van LHBT’s, of meer in het bijzonder tansgenders, afkomstig uit Mexico, is de rechtbank van oordeel dat verweerder, bij gebreke aan dergelijk beleid, is gehouden in elke zaak individueel te motiveren waarom volgens hem een vreemdeling die transgender is bij terugkeer naar Mexico geen gegronde vrees voor vervolging heeft of een reëel risico loopt op ernstige schade. Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat verweerder in de zaak van eiseres aan die motiveringsplicht heeft voldaan.
Nu verweerder bij zijn beoordeling verschillende openbare bronnen heeft betrokken, en eiseres de juistheid van de conclusies die verweerder daaruit heeft getrokken niet gemotiveerd heeft bestreden, is er evenmin grond voor het oordeel dat verweerder een algemeen ambtsbericht over de situatie voor LHBT’s in Mexico had moeten laten opstellen.
De beroepsgrond slaagt niet.