ECLI:NL:RBDHA:2018:5295
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van een aanvraag tot afgifte van een document voor rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan op basis van verblijf in Cyprus
Op 25 april 2018 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. R. Bom, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. H.P. Kallenbach. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag door eiser voor een document dat rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan zou bevestigen, op basis van verblijf in Cyprus. Eiser had op 9 november 2016 de aanvraag ingediend, gebaseerd op zijn huwelijk met referente, die de Nederlandse nationaliteit bezit. De staatssecretaris heeft de aanvraag afgewezen, omdat eiser niet kon aantonen dat hij en referente ten minste drie aaneengesloten maanden op Cyprus hebben verbleven.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser en referente op 2 juni 2014 op Cyprus zijn getrouwd en dat hun samenwoning daar begin juni 2014 is begonnen. Eiser voerde aan dat hij met bewijsstukken had aangetoond dat zij meer dan drie maanden op Cyprus verbleven, maar de rechtbank oordeelde dat de overgelegde documenten onvoldoende bewijs boden voor een daadwerkelijk verblijf van de vereiste duur. De rechtbank concludeerde dat verweerder terecht had gesteld dat er geen sprake was van een aaneengesloten verblijf van ten minste drie maanden.
Daarnaast werd het beroep van eiser ongegrond verklaard, omdat de rechtbank oordeelde dat de hoorplicht in de bezwaarfase niet was geschonden. De rechtbank concludeerde dat het bezwaar kennelijk ongegrond was en dat verweerder op basis daarvan van horen kon afzien. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 25 april 2018, en tegen deze uitspraak kan binnen vier weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.