In deze zaak heeft eiser, een Guinese nationaliteit, beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel niet in behandeling is genomen. De staatssecretaris heeft zich beroepen op de Dublinverordening, die bepaalt dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser, aangezien hij eerder in Duitsland asiel heeft aangevraagd. Eiser heeft aangevoerd dat hij gedwongen is om zijn vingerafdrukken af te geven bij de Duitse grens en dat hij nooit de intentie heeft gehad om in Duitsland te verblijven. Hij betwist ook dat hij in Duitsland zijn klachten kan indienen, omdat hij daar niet aanwezig is en geen middelen heeft om dat te doen.
De rechtbank heeft overwogen dat de staatssecretaris terecht heeft vastgesteld dat Duitsland verantwoordelijk is voor de asielaanvraag van eiser. De rechtbank heeft de argumenten van eiser, waaronder de stelling dat er bijzondere individuele omstandigheden zijn die maken dat zijn aanvraag in Nederland behandeld moet worden, verworpen. De rechtbank concludeert dat eiser in Duitsland moet klagen over eventuele problemen die hij daar ondervindt en dat de staatssecretaris in redelijkheid heeft kunnen besluiten dat er geen bijzondere feiten of omstandigheden zijn die een uitzondering op de Dublinverordening rechtvaardigen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.