ECLI:NL:RBDHA:2018:5242
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Weigering machtiging tot voorlopig verblijf op basis van inburgeringsvereiste en medische omstandigheden
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 april 2018 uitspraak gedaan in een beroep tegen de weigering van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om eiseres een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) te verlenen. Eiseres, geboren in Ethiopië, heeft een aanvraag ingediend voor een mvv om bij haar echtgenoot in Nederland te kunnen verblijven. De aanvraag werd afgewezen omdat eiseres niet voldeed aan het inburgeringsvereiste en niet over voldoende middelen van bestaan beschikte. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard.
Tijdens de zitting op 15 februari 2018 heeft eiseres aangevoerd dat zij serieuze inspanningen heeft geleverd om het inburgeringsexamen te halen, maar de rechtbank oordeelde dat zij onvoldoende onderbouwd had dat zij niet in staat was om te oefenen voor het examen. De rechtbank heeft ook de medische situatie van de referent, de echtgenoot van eiseres, in overweging genomen, maar oordeelde dat er geen dringende redenen waren om eiseres te ontheffen van de inburgeringsplicht. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris in redelijkheid heeft kunnen besluiten om de mvv te weigeren, omdat eiseres niet voldeed aan het inburgeringsvereiste. Het beroep werd ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft verder vastgesteld dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid om hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na verzending van de uitspraak.