ECLI:NL:RBDHA:2018:5173
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag wegens verantwoordelijkheid Duitsland
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 april 2018 een mondelinge uitspraak gedaan over de verzoeken om voorlopige voorzieningen van verzoekers, die asiel aanvragen. De verzoekers, een gezin met minderjarige kinderen, hebben een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft echter besloten om de aanvragen niet in behandeling te nemen, omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van deze aanvragen. Verzoekers hebben hiertegen beroep ingesteld en verzocht om voorlopige voorzieningen.
Tijdens de zitting op 24 april 2018 zijn de verzoekers niet verschenen, terwijl de staatssecretaris zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, mr. J.J. Balfoort. De voorzieningenrechter heeft na de behandeling van de zaken onmiddellijk uitspraak gedaan. De voorzieningenrechter heeft de verzoeken om voorlopige voorzieningen afgewezen, omdat er inmiddels op de beroepen van verzoekers was beslist in een andere procedure. De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat de verzoeken niet ontvankelijk zijn, aangezien de beroepen al waren behandeld.
De uitspraak is digitaal ondertekend en bekendgemaakt op dezelfde dag. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open, wat betekent dat de beslissing van de voorzieningenrechter definitief is. De zaak betreft bestuursrecht en vreemdelingenrecht, met specifieke aandacht voor de verantwoordelijkheden van verschillende landen in asielprocedures.