ECLI:NL:RBDHA:2018:5163

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 mei 2018
Publicatiedatum
1 mei 2018
Zaaknummer
NL18.6701
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag wegens terugtrekking gemachtigde en afwezigheid eiser

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 mei 2018 een mondelinge uitspraak gedaan in het bestuursrecht, specifiek het vreemdelingenrecht. De eiser, met V-nummer [V-nummer], had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling genomen. De reden hiervoor was dat Duitsland verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag, conform artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000.

Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, maar op 11 april 2018 heeft de gemachtigde van eiser, mr. K. Martens, aangegeven zich terug te trekken. De rechtbank heeft vervolgens de zitting, die gepland stond op 19 april 2018, aangehouden omdat eiser niet was verschenen en de rechtbank het van belang achtte dat eiser persoonlijk aanwezig zou zijn. De behandeling van de zaak vond uiteindelijk plaats op 24 april 2018, maar wederom verscheen eiser niet. De staatssecretaris was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

Na de behandeling heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en onmiddellijk uitspraak gedaan. De rechtbank heeft het beroep van eiser niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen beroepsgronden waren ingediend en eiser niet ter zitting was verschenen om deze aan te voeren. De uitspraak is gedaan door mr. M. Soffers, rechter, in aanwezigheid van mr. J.C. de Grauw, griffier, en is bekendgemaakt op 24 april 2018. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL18.6701
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser, V-nummer [V-nummer]

en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J.J. Balfoort).

Procesverloop

Bij besluit van 30 maart 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) niet in behandeling genomen op de grond dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Bij bericht van 11 april 2018 heeft de gemachtigde van eiser, mr. K. Martens, aangegeven zich als gemachtigde terug te trekken.
Bij brief van 11 april 2018 heeft de rechtbank de kennisgeving van de zitting en een exemplaar van het digitale dossier aan eiser doen toekomen.
De rechtbank heeft het onderzoek dat gepland stond op de zitting van 19 april 2018 aangehouden, omdat eiser niet is verschenen en de rechtbank het van belang acht dat eiser persoonlijk aanwezig is bij de behandeling van het beroep.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaken NL18.6702 & NL18.6703 & NL18.6704 & NL18.6705 & NL18.6706, plaatsgevonden op 24 april 2018. Eiser is niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en onmiddellijk ter zitting uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. De rechtbank constateert dat er geen beroepsgronden zijn ingediend en dat de gemachtigde van eiser zich heeft teruggetrokken. Eiser is ook niet ter zitting verschenen om beroepsgronden aan te voeren.
3. De rechtbank verklaart het beroep dan ook niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Soffers, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.C. de Grauw, griffier, op 24 april 2018.
Het proces-verbaal is digitaal ondertekend en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.