ECLI:NL:RBDHA:2018:5163
Rechtbank Den Haag
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag wegens terugtrekking gemachtigde en afwezigheid eiser
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 mei 2018 een mondelinge uitspraak gedaan in het bestuursrecht, specifiek het vreemdelingenrecht. De eiser, met V-nummer [V-nummer], had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling genomen. De reden hiervoor was dat Duitsland verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag, conform artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000.
Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, maar op 11 april 2018 heeft de gemachtigde van eiser, mr. K. Martens, aangegeven zich terug te trekken. De rechtbank heeft vervolgens de zitting, die gepland stond op 19 april 2018, aangehouden omdat eiser niet was verschenen en de rechtbank het van belang achtte dat eiser persoonlijk aanwezig zou zijn. De behandeling van de zaak vond uiteindelijk plaats op 24 april 2018, maar wederom verscheen eiser niet. De staatssecretaris was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
Na de behandeling heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en onmiddellijk uitspraak gedaan. De rechtbank heeft het beroep van eiser niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen beroepsgronden waren ingediend en eiser niet ter zitting was verschenen om deze aan te voeren. De uitspraak is gedaan door mr. M. Soffers, rechter, in aanwezigheid van mr. J.C. de Grauw, griffier, en is bekendgemaakt op 24 april 2018. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.