ECLI:NL:RBDHA:2018:5140

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 maart 2018
Publicatiedatum
1 mei 2018
Zaaknummer
C/09/531151 / HA ZA 17-439
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanspraak gemeente op exploitatiebijdrage bij overschrijding kosten projectontwikkeling

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag, vordert de gemeente Westland betaling van een exploitatiebijdrage van Hoogeland Vastgoed B.V. De zaak betreft een posterieure overeenkomst die op 27 april 2012 is gesloten tussen de gemeente en Hoogeland Vastgoed voor de ontwikkeling van een nieuwbouwproject in het plangebied Hoogeland. De gemeente stelt dat Hoogeland Vastgoed gehouden is tot betaling van de exploitatiebijdrage, ondanks dat de verhaalbare kosten de opbrengsten van het project overstijgen. Hoogeland Vastgoed betwist dit en stelt dat de overeenkomst nietig is omdat er geen afrekenbeding is overeengekomen.

De rechtbank oordeelt dat de gemeente onverkort aanspraak kan maken op de exploitatiebijdrage, ook al zijn de kosten hoger dan de opbrengsten. De rechtbank wijst erop dat de exploitatiebijdrage in de posterieure overeenkomst is gefixeerd en dat het risico van een negatief exploitatieresultaat voor rekening van Hoogeland Vastgoed komt. De rechtbank wijst de vorderingen van de gemeente toe en veroordeelt Hoogeland Vastgoed tot betaling van € 700.000,-- en € 519.706,--, vermeerderd met contractuele rente. Daarnaast wordt Hoogeland Vastgoed veroordeeld tot betaling van beslag- en proceskosten.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK DEN HAAG
Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/531151 / HA ZA 17-439
Vonnis van 21 maart 2018
in de zaak van
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE WESTLAND,
zetelend te Naaldwijk, gemeente Westland,
eiseres,
advocaat mr. E.I. Speelman te Arnhem,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HOOGELAND VASTGOED B.V.,
gevestigd te Naaldwijk, gemeente Westland,
gedaagde,
advocaat mr. J. Geelhoed te Honselersdijk, gemeente Westland.
Partijen worden hierna ‘de gemeente’ en ‘Hoogeland Vastgoed’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 23 februari 2017, met producties;
  • de conclusie van antwoord, met productie;
  • het tussenvonnis van 5 juli 2017, waarbij een comparitie van partijen is bevolen;
  • het proces-verbaal van comparitie van 12 december 2017.
1.2.
Het proces-verbaal van comparitie is buiten aanwezigheid van partijen opgemaakt. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld hun commentaar op de verslaglegging kenbaar te maken. Zij hebben van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt.
1.3.
Ter rolzitting van 31 januari 2018 hebben beide partijen vonnis gevraagd. De vonnisdatum is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Hoogeland Vastgoed is een projectvennootschap van Bouhuisen Groep Projectontwikkeling, ontwikkelaar van nieuwbouwprojecten (hierna: de Bouhuisen Groep).
2.2.
De gemeente en Hoogeland Vastgoed hebben op 27 april 2012 een overeenkomst gesloten, getiteld: “Posterieure overeenkomst Deelplan 2B (kadastraal perceel Naaldwijk sectie E nummer 5182) Hoogeland Naaldwijk (definitieve versie: 23 april 2012)” (hierna: de overeenkomst dan wel de posterieure overeenkomst). De overeenkomst, waarin Hoogeland Vastgoed is aangeduid als ‘de ontwikkelaar’ of ‘(de) exploitant’, luidt – voor zover hier relevant – als volgt:
“Gegeven dat:
  • de gemeenteraad bij besluit van 23 juni 2010 het Bestemmingsplan Hoogeland en het Exploitatieplan Hoogeland Deelgebied II heeft vastgesteld;
  • de gemeenteraad bij besluit van 22 november 2011 het Exploitatieplan Hoogeland Deelgebied II (Herziening 2011) heeft vastgesteld;
  • de partijen in het kader van het plangebied Hoogeland, het bij Hoogeland Vastgoed BV in eigendom zijnde perceel, kadastraal bekend gemeente Naaldwijk, sectie E, nummer 5182 gelegen in Hoogeland deelgebied 2B tot ontwikkeling willen brengen ten behoeve van de bouw van 16 koopwoningen (12 twee onder één kapwoningen en 4 semi-vrijstaande woningen);
  • de partijen de bepalingen uit het Exploitatieplan Hoogeland Deelgebied II nader willen uitwerken in een posterieure overeenkomst, als bedoeld in afdeling 6.4 Wet ruimtelijke ordening;
  • de ontwikkelaar de gemeente heeft verzocht om medewerking te willen verlenen aan de realisering van de in het exploitatiegebied voorziene bebouwing;
  • de ontwikkelaar bereid is met de gemeente een posterieure overeenkomst op grond van de hiervoor genoemde wetgeving aan te gaan.
(…)
Artikel 2 – Doel van de overeenkomst.
2.1.
De doelstelling van deze overeenkomst is, het in samenwerking tussen partijen, komen tot de ontwikkeling en realisatie van het Bouwplan en de aanleg van de Openbare ruimte in het plangebied.
2.2.
Ieder der partijen brengt ten behoeve van het in het voorgaande lid beschreven doel haar eigen specifieke deskundigheid en menskracht in:
1. De gemeente zal onder de in deze overeenkomst vastgelegde voorwaarden het Plangebied voor eigen rekening en risico bouw- en woonrijp maken;
2. De ontwikkelaar zal het Bouwplan voor eigen rekening en risico realiseren met inachtneming van de Planning.
(…)
Artikel 7 – Bijdragen en rentebeding.
7.1.
De ontwikkelaar is in verband met de realisatie van het project een (exploitatie)bijdrage aan de gemeente verschuldigd van € 2.100.158,-- (
minus de inbrengwaarde van de bouwkavels voor de 16 woningen ad € 446.958,-- is het € 1.653.200,--). De exploitatiebijdrage betreft een netto contante waarde, prijspeil 1-1-2011. Bij de afrekening betaalt de ontwikkelaar dit bedrag, vermeerderd met rente 4,39% rente. Tevens is de ontwikkelaar alle legeskosten verschuldigd.
7.2.
Exploitant dient de exploitatiebijdragen overeenkomstig onderstaande termijnen aan de gemeente te voldoen:
1. bij notarieel transport van het openbaar gebied
2. € 53.256,-- binnen 3 maanden na oplevering van de bouwrijpwerkzaamheden van het uitgeefbaar gebied
3. € 625.809,-- bij afgifte van de omgevingsvergunning fase 1
4. € 575.000,-- bij afgifte van de omgevingsvergunning fase 2
De gemeente stuurt hiertoe tijdig een factuur naar de exploitant.
7.3.
De gemeente verrekent de reeds door de ontwikkelaar gemaakte kosten in het kader van het bouwrijp maken van het Plangebied bij de tweede termijnbetaling ad € 53.256,--. Deze kosten bestaan uit o.a. sloop- en sanering en bedragen € 53.256,--.”
2.3.
Hoogeland Vastgoed heeft het bedrag van € 399.135,--, zoals genoemd in artikel 7.2 van de overeenkomst onder 1 volgens het bepaalde in de overeenkomst bij het notarieel transport van het openbaar gebied aan de gemeente voldaan. Het bedrag van € 53.256,--, zoals genoemd in artikel 7.2 van de overeenkomst onder 2, is overeenkomstig het in artikel 7.3 van de overeenkomst bepaalde, verrekend met de reeds door Hoogeland Vastgoed gemaakte kosten.
2.4.
Ten aanzien van de onder 3 en 4 van artikel 7.2 genoemde bedragen, respectievelijk € 625.809,-- en € 575.000,--, heeft Hoogeland Vastgoed zich op enig moment gedurende de uitvoering van de overeenkomst op het standpunt gesteld niet tijdig aan haar betalingsverplichtingen te kunnen voldoen.
2.5.
Op 19 mei 2015 heeft de gemeente aan Hoogeland Vastgoed een e-mail gestuurd met onder meer de volgende inhoud:
“Hallo [X] ,
(…)
Conform de overeenkomst zou je per 1 januari 2011 een bedrag moeten voldoen van €1.200.809 met daarbij een rentepercentage van 4,39%
Per 1 juli zou dit bedrag €1.456.930 bedragen.
Om je toch enigszins tegemoet te komen doe ik je het volgende maar laatste voorstel:
Betaling van de grondprijs van €1.200.809 excl. btw
Een eerste betaling van €700.000 per 1 juli 2015 voor de woningblokken 3 en 4
Het restant, €500.809 bij afgifte omgevingsvergunning voor de woningen van blok 5.
Indien dit laatste niet haalbaar is, wordt dit bedrag jaarlijks verhoogd met 2,5% rente met een uiterste betaalmoment 31 december 2016. Het totale bedrag voor blok 5 bedraagt dan €519.706 excl.
Groet,
[Y] ”
2.6.
Op 17 juli 2015 heeft de gemeente Hoogeland Vastgoed een factuur, met factuurnummer N108666, gezonden voor een bedrag van € 700.000,--. Hoogeland Vastgoed heeft deze factuur onbetaald gelaten.
2.7.
Op 11 juli 2016 heeft de Bouhuisen Groep de gemeente een e-mail gestuurd, waarin, voor zover thans van belang, het volgende is opgenomen:
“Wij zijn op dit moment bezig met een herfinanciering van een project/ gronden, hieruit kunnen wij dan de nota 108666 ad. € 700.000,- voldoen.”
2.8.
Op 2 augustus 2016 heeft de gemeente Hoogeland Vastgoed een tweede factuur, met factuurnummer N116614, gezonden voor een bedrag van € 514.426,89,
te weten € 500.809,--, vermeerderd met € 13.617,89 aan rente. Hoogeland Vastgoed heeft ook deze factuur onbetaald gelaten.
2.9.
Bij e-mail van 22 augustus 2016 heeft de Bouhuisen Groep de gemeente onder meer het volgende laten weten:
“Wij hebben alle stukken betreffende Hoogeland Vastgoed B.V. nogmaals op een rijtje gezet en ook met onze adviseurs nog eens goed doorgenomen en wij komen tot de conclusie dat het betalen van de exploitatiebijdrage zoals reeds gefactureerd niet kan plaatsvinden totdat er een eindafrekening is en ons daarmee volledig duidelijkheid geeft over de definitieve exploitatieopzet.”
2.10.
Bij brief van 6 januari 2017 heeft mr. Speelman (advocaat) namens de gemeente Hoogeland Vastgoed gesommeerd tot betaling van een bedrag van € 1.268.411,24 in totaal,
te weten € 700.000,-- en € 519.706,--, vermeerderd met € 48.705,24 aan rente.
2.11.
Na daartoe op 19 januari 2017 verkregen verlof van de voorzieningenrechter van deze rechtbank heeft de gemeente op 27 januari 2017 ten laste van Hoogeland Vastgoed conservatoir (derden)beslag doen leggen.

3.Het geschil

3.1.
De gemeente vordert – samengevat – bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
Hoogeland Vastgoed te veroordelen tot betaling aan de gemeente van € 700.000,-- en van € 519.706,--, beide bedragen te vermeerderen met contractuele rente;
Hoogeland Vastgoed te veroordelen in de beslagkosten van € 3.211,--, de proceskosten en de nakosten, een en ander te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis en, indien voldoening niet binnen deze termijn plaatsvindt, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De gemeente legt aan haar vorderingen – kort weergegeven – ten grondslag dat Hoogeland Vastgoed gehouden is tot nakoming van de betalingsverplichtingen voortvloeiend uit de overeenkomst en de in aanvulling daarop gemaakte afspraken zoals weergegeven in de door haar aan Hoogeland Vastgoed verstuurde e-mail van 19 mei 2015.
3.3.
Hoogeland Vastgoed voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Deze zaak gaat in de kern om de beantwoording van de vraag of de gemeente onverkort aanspraak kan maken op de met Hoogeland Vastgoed in de posterieure overeenkomst overeengekomen exploitatiebijdrage, indien is gebleken dat de verhaalbare kosten de opbrengsten van een projectontwikkeling overstijgen en tussen partijen geen afrekenbeding is overeengekomen.
Achtergrond
4.2.
Partijen hebben een jarenlange samenwerkingsrelatie gehad op het gebied van grondexploitatie. In april 2012 zijn partijen met betrekking tot de ontwikkeling van het plangebied Hoogeland de overeenkomst met elkaar aangegaan. Op het moment van het sluiten van de overeenkomst gold het door de gemeente vastgestelde Exploitatieplan Hoogeland Deelgebied II (Herziening 2011).
4.3.
De tussen partijen gesloten overeenkomst betreft een zogenaamde posterieure overeenkomst, dat wil zeggen een overeenkomst over grondexploitatie die is aangegaan nadat een exploitatieplan voor de betreffende locatie is vastgesteld. Afdeling 6.4 Grondexploitatie van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) biedt hiervoor in artikel 6.24 een basis. Een gemeente en een particuliere eigenaar zijn niet verplicht om, nadat een exploitatieplan is vastgesteld, deze privaatrechtelijke weg te bewandelen. Indien een particuliere eigenaar niet wenst te contracteren, zal de gemeente de kosten verbonden aan de grondexploitatie dienen te verhalen via de bouwvergunning, zulks overeenkomstig artikel 6.17 Wro (kostenverhaal via het publiekrechtelijke spoor).
4.4.
Op grond van de overeenkomst was de gemeente gehouden het plangebied voor eigen rekening en risico bouw- en woonrijp te maken. Hoogeland Vastgoed zou vervolgens de ontwikkeling en realisatie van het bouwplan op zich nemen. In artikel 7.1 van de overeenkomst is bepaald dat Hoogeland Vastgoed in verband met de ontwikkeling van het project een exploitatiebijdrage aan de gemeente verschuldigd is van € 2.100.158,--, na verrekening met de inbrengwaarde van de gronden feitelijk neerkomend op een bedrag van
€ 1.653.200,--. Op grond van artikel 7.2 was Hoogeland Vastgoed gehouden het laatstgenoemde bedrag in vier termijnbedragen aan de gemeente te voldoen.
Nadere betalingsafspraken?
4.5.
Hoogeland Vastgoed heeft de eerste twee termijnbedragen voldaan (zie 2.3). Met betrekking tot de laatste twee termijnbedragen (zie 2.4) stelt de gemeente zich op het standpunt dat partijen, nadat Hoogeland Vastgoed te kennen had gegeven niet tot tijdige betaling in staat te zijn, nadere afspraken hebben gemaakt, zoals weergegeven in haar e-mail van 19 mei 2015. Aan de betwisting door Hoogeland Vastgoed van deze nadere afspraken gaat de rechtbank voorbij, nu Hoogeland Vastgoed deze betwisting niet, althans onvoldoende, heeft toegelicht. Hierbij neemt de rechtbank mede in aanmerking dat Hoogeland Vastgoed de nadien door de gemeente verstuurde facturen (onder 2.6 en 2.8), die met de gestelde nadere afspraken in overeenstemming zijn, in de correspondentie met de gemeente niet heeft weersproken. De rechtbank wijst in dit verband op de e-mails namens Hoogeland Vastgoed van 11 juli 2016 en 22 augustus 2016 (onder 2.7 en 2.9). De rechtbank gaat dus uit van de juistheid van de stelling van de gemeente dat partijen, in aanvulling op de overeenkomst, nadere afspraken hebben gemaakt, zoals weergegeven in de e-mail van de gemeente van 19 mei 2015.
Gehouden tot nakoming van de resterende betalingsverplichtingen?
4.6.
De gemeente vordert in deze procedure nakoming van de resterende betalingsverplichtingen van Hoogeland Vastgoed voortvloeiend uit de overeenkomst en voornoemde nadere afspraken.
4.7.
Zoals hierboven vermeld is tussen partijen met name in geschil of de gemeente onverkort aanspraak kan maken op de in de posterieure overeenkomst opgenomen exploitatiebijdrage, indien achteraf is gebleken dat de aan het project verbonden kosten de opbrengsten hebben overstegen.
De gemeente beantwoordt deze vraag bevestigend. Zij stelt hiertoe – onder verwijzing naar de Handreiking Grondexploitatiewet van het Ministerie van Vrom, VNG en VVG – dat partijen de exploitatiebijdrage, met de vastlegging daarvan in de posterieure overeenkomst, hebben gefixeerd en dat het risico dat die bijdrage achteraf gezien te hoog is voor rekening van Hoogeland Vastgoed dient te komen.
Hoogeland Vastgoed voert daarentegen aan, met een beroep op artikel 6.16 Wro en de daarbij behorende parlementaire geschiedenis, dat een particuliere eigenaar niet geconfronteerd kan worden met een negatief resultaat. Gelet hierop is de overeenkomst, voor zover de verhaalbare kosten de opbrengsten van de ontwikkeling overstijgen, nietig, aldus Hoogeland Vastgoed.
4.8.
In de Handreiking Grondexploitatiewet, waar de gemeente zich op heeft beroepen, is in hoofdstuk 7, paragraaf 2, onder meer het volgende opgenomen:
“De gemeente en de particuliere eigenaar kunnen financiële afspraken over de grondexploitatie maken. De hoogte van de exploitatiebijdrage volgt uit het exploitatieplan. Daarover valt dus niet meer te onderhandelen. Door in een posterieure overeenkomst de hoogte van de exploitatiebijdrage vast te leggen, fixeren de gemeente en de particuliere eigenaar dat bedrag en krijgen beiden daar zekerheid over. Het voordeel voor de gemeente is dat zij dan zeker weet dat, en op welk moment, er betaald wordt. Ook voor de particuliere eigenaar kan dit aantrekkelijk zijn. Als bijvoorbeeld later bij een herziening van het exploitatieplan blijkt dat de kosten hoger uitvallen dan eerder voorzien, kan de particuliere eigenaar niet meer geconfronteerd worden met de verplichting een hogere bijdrage te betalen, tenzij de gemeente en de particuliere eigenaar in de overeenkomst hebben afgesproken dat in zo’n geval de hoogte van de exploitatiebijdrage volgt uit het herziene exploitatieplan. Zij kunnen dat eventueel in de vorm van een afrekenbeding afspreken (zie hierna in paragraaf 7.5). Uiteraard geldt hetzelfde als de kosten later lager blijken uit te vallen; dan hoeft de gemeente de overeengekomen exploitatiebijdrage niet aan te passen en niet een gedeelte van de eventueel inmiddels al ontvangen exploitatiebijdrage terug te betalen, tenzij partijen dat hebben afgesproken.”
4.9.
Dit biedt voldoende onderbouwing voor de stelling van de gemeente dat de in de posterieure overeenkomst opgenomen exploitatiebijdrage in beginsel gefixeerd is. De rechtbank begrijpt dat dit in zoverre ook niet tussen partijen in geschil is. Het geschil spitst zich toe op de beantwoording van de vraag of dit uitgangspunt van een gefixeerde exploitatiebijdrage meebrengt dat, indien – zoals in het onderhavige geval – geen afrekenbeding is overeengekomen, niet van de overeengekomen exploitatiebijdrage kan worden afgeweken.
4.10.
De rechtbank is van oordeel dat deze vraag bevestigend moet worden beantwoord. De stelling van Hoogeland Vastgoed dat uit artikel 6.16 Wro en de daarbij behorende parlementaire geschiedenis anders zou moeten worden afgeleid, volgt de rechtbank niet. Dit artikel ziet immers, zoals de gemeente ook terecht heeft gesteld, op de kosten en opbrengsten zoals vastgesteld in het exploitatieplan. Alleen als op dat moment de aan de exploitatie verbonden kosten de opbrengsten van die exploitatie overstijgen, geldt dat de gemeente de kosten slechts kan verhalen tot maximaal het bedrag van de opbrengsten. Deze situatie is hier niet aan de orde. Op het moment van het vaststellen van het exploitatieplan overstegen de kosten de opbrengsten immers niet en niet in geschil is dat de posterieure overeenkomst met het exploitatieplan in overeenstemming is.
4.11.
Voor de stelling van Hoogeland Vastgoed dat artikel 6.16 Wro ook geldt voor een individueel perceel, indien het project achteraf – zoals in dit geval volgens Hoogeland Vastgoed – niet rendabel blijkt te zijn geweest, bestaan naar het oordeel van de rechtbank geen of onvoldoende aanknopingspunten.
4.12.
Van strijdigheid met de in de Wro opgenomen verhaalssystematiek is geen sprake en het uiteindelijke negatieve exploitatieresultaat dient, bij gebreke van een afrekenbeding in de overeenkomst, hoe dan ook voor rekening van Hoogeland Vastgoed te komen. Dat het exploitatietekort volgens Hoogeland Vastgoed met name het gevolg is van de omstandigheid dat in het exploitatieplan met een onjuiste inbrengwaarde van de gronden is gerekend, kan – wat daar ook van zij – aan het voorgaande niet afdoen. Vast staat immers dat het exploitatieplan onherroepelijk is geworden en formele rechtskracht heeft gekregen, zodat van de rechtmatigheid hiervan moet worden uitgegaan. Hoogeland Vastgoed, een ervaren projectontwikkelaar, heeft er bovendien zelf voor gekozen om met de gemeente een posterieure overeenkomst te sluiten overeenkomstig het exploitatieplan en de daarin opgenomen exploitatiebijdrage. Zoals de gemeente terecht heeft opgemerkt, was Hoogeland Vastgoed hiertoe niet gehouden.
4.13.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, wordt het door Hoogeland Vastgoed aangeboden bewijs van de stelling dat het onderhavige project voor haar financieel niet haalbaar was en tot een exploitatietekort heeft geleid, althans moest leiden, als niet ter zake dienend gepasseerd en wordt het verweer van Hoogeland Vastgoed dat de overeenkomst, voor zover de verhaalbare kosten de opbrengsten van de ontwikkeling overstijgen, nietig is, gepasseerd.
4.14.
Ook het verweer van Hoogeland Vastgoed, inhoudende dat het gedeelte van de overeengekomen exploitatiebijdrage dat ziet op bovenplanse kosten die niet zijn gebaseerd op een structuurvisie als nietig moet worden aangemerkt, wordt verworpen. De gemeente heeft ter comparitie als reactie hierop aangevoerd dat – nog daargelaten dat voor het opnemen van een exploitatiebijdrage in het geheel geen structuurvisie is vereist – de onderhavige exploitatiebijdrage geen betrekking heeft op bovenplanse kosten. Omdat Hoogeland Vastgoed haar verweer vervolgens in het geheel niet nader heeft toegelicht of onderbouwd, gaat de rechtbank daaraan voorbij.
Conclusie
4.15.
Het voorgaande leidt ertoe dat Hoogeland Vastgoed gehouden is de uit de overeenkomst en de in aanvulling daarop gemaakte nadere afspraken voortvloeiende resterende betalingsverplichtingen te voldoen. Hoogeland Vastgoed zal derhalve, conform het door de gemeente gevorderde, worden veroordeeld tot betaling aan de gemeente van het bedrag van € 700.000,-- en het bedrag van € 519.706,--.
Rente
4.16.
Met betrekking tot de over beide bedragen primair gevorderde contractuele rente van 4,39% heeft Hoogeland Vastgoed geen verweer gevoerd, zodat deze rente zal worden toegewezen. Wat betreft de rente over het bedrag van € 700.000,-- acht de rechtbank de rente toewijsbaar vanaf de door de gemeente subsidiair gevorderde ingangsdatum, te weten 16 augustus 2015, te weten de vervaldatum van de factuur van 17 juli 2015. Wat betreft de rente over het bedrag van € 519.706,-- acht de rechtbank de rente, gelet op het in de nadere afspraken opgenomen uiterste betaalmoment van 31 december 2016, toewijsbaar vanaf
1 januari 2017, zoals ook door de gemeente gevorderd.
Beslag- en proceskosten
4.17.
De gemeente vordert Hoogeland Vastgoed te veroordelen tot betaling van de beslagkosten. Deze vordering is gelet op het bepaalde in artikel 706 Rv toewijsbaar. De rechtbank zal de beslagkosten conform de niet weersproken vordering van de gemeente begroten op een bedrag van € 3.211,--.
4.18.
Hoogeland Vastgoed zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de gemeente worden begroot op een bedrag van € 10.396,42 in totaal (€ 80,42 aan deurwaarderskosten, € 3.894,-- aan griffierecht en
€ 6.422,-- aan forfaitair salaris advocaat, uitgaande van 2 punten x tarief VIII ad € 3.211,--). Voor veroordeling in de gevorderde nakosten bestaat geen grond, omdat de hierna op te nemen kostenveroordeling ook voor deze nakosten een executoriale titel oplevert.
4.19.
De rechtbank zal, conform de vordering van de gemeente, bepalen dat Hoogeland Vastgoed de beslag- en proceskosten dient te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis. De gevorderde wettelijke rente acht de rechtbank, indien voldoening niet binnen deze termijn plaatsvindt, als niet weersproken toewijsbaar vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
veroordeelt Hoogeland Vastgoed tot betaling aan de gemeente van een bedrag van
€ 700.000,--, te vermeerderen met de contractuele rente van 4,39% over dat bedrag vanaf
16 augustus 2015 tot de dag der algehele voldoening, en van een bedrag van € 519.706,--, te vermeerderen met de contractuele rente van 4,39% over dat bedrag vanaf 1 januari 2017 tot de dag der algehele voldoening;
5.2.
veroordeelt Hoogeland Vastgoed in de beslagkosten, begroot op € 3.211,--, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis en, indien voldoening niet binnen die termijn plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente over die kosten vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag der algehele voldoening;
5.3.
veroordeelt Hoogeland Vastgoed in de proceskosten, aan de zijde van de gemeente tot op heden begroot op € 10.396,42, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis en, indien voldoening niet binnen die termijn plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente over die kosten vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag der algehele voldoening;
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. van Harten en in het openbaar uitgesproken op
21 maart 2018. [1]

Voetnoten

1.type: 2163