ECLI:NL:RBDHA:2018:5046
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verantwoordelijkheid van Zwitserland voor asielaanvraag van eiser
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 april 2018 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van een eiser van Marokkaanse nationaliteit. De eiser had op 17 januari 2018 een asielaanvraag ingediend, maar de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag niet in behandeling genomen. Dit gebeurde op basis van het besluit dat Zwitserland verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag, aangezien de eiser eerder op 6 februari 2016 een asielaanvraag in Zwitserland had ingediend.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verantwoordelijkheid van een lidstaat voor een verzoek om internationale bescherming wordt bepaald op het moment van de eerste indiening van het verzoek. In dit geval was dat in Zwitserland. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat Zwitserland een verzoek tot terugname van de eiser door Nederland heeft aanvaard op 14 februari 2018. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de Staatssecretaris terecht heeft besloten de aanvraag niet te behandelen, omdat Zwitserland de verantwoordelijke lidstaat is.
De eiser was niet aanwezig op de zitting, maar zijn gemachtigde was wel aanwezig. Na de behandeling van de zaak heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan en het beroep van de eiser ongegrond verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door rechter J.F.I. Sinack, in aanwezigheid van griffier W. Evenhuis. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.