ECLI:NL:RBDHA:2018:5044
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing opvolgende asielaanvragen van Iraakse eisers op grond van interstatelijk vertrouwensbeginsel
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag op 13 april 2018, hebben eisers, van Iraakse nationaliteit, beroep ingesteld tegen twee besluiten van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin hun opvolgende asielaanvragen niet in behandeling zijn genomen. De aanvragen zijn ingediend op 19 december 2017, nadat eisers eerder op 29 april 2017 asiel hadden aangevraagd, maar deze aanvragen waren niet in behandeling genomen omdat Duitsland verantwoordelijk was voor de behandeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat Duitsland niet langer kan worden vertrouwd om hun aanvragen adequaat te behandelen. De rechtbank heeft daarbij verwezen naar eerdere uitspraken en het interstatelijk vertrouwensbeginsel, dat inhoudt dat landen binnen de EU elkaar vertrouwen in de behandeling van asielaanvragen. De rechtbank oordeelde dat de enkele verklaring van eisers over slechte opvang in Duitsland onvoldoende was om aan te nemen dat er sprake was van systeemgebonden tekortkomingen in de asielprocedure of opvangvoorzieningen in Duitsland. De rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.