Overwegingen
1. Referent heeft een verblijfsvergunning asiel aangevraagd. Bij besluit van 23 september 2015 is die aanvraag ingewilligd. Referent heeft vervolgens een mvv met als doel ‘nareis asiel’ voor eiseres, zijn echtgenote, aangevraagd. De aanvraag had mede betrekking op de gestelde kinderen van eiseres en referent: [kind], geboren [geboortedatum], en [kind], geboren [geboortedatum]. Eiseres, referent en de kinderen zijn van Eritrese nationaliteit. Eiseres stelt geboren te zijn op [geboortedatum].
2. Op 20 oktober 2016 zijn een huwelijksakte en doopakten van de kinderen overgelegd.
3. In het bestreden besluit heeft verweerder de aanvraag afgewezen, omdat eiseres haar identiteit niet heeft aangetoond. Verweerder werpt tegen dat eiseres geen Eritrees identiteitsdocument heeft overgelegd. Volgens verweerder kan van gezinsleden van statushouders weliswaar niet worden verlangd dat zij zich alsnog wenden tot de autoriteiten van het land van herkomst, maar wel dat uitgelegd wordt waarom betrokkenen niet eerder in het bezit zijn geweest van officiële documenten. Identiteitskaarten zijn in Eritrea nodig om toegang te krijgen tot overheidsdiensten en voor het reizen in het binnenland. Verweerder wijst erop dat de oude identiteitskaart tot februari 2014 werd afgegeven en dat die vanaf de leeftijd van achttien jaar kon worden aangevraagd en afgehaald. De stelling van eiseres dat zij niet over een identiteitskaart beschikt, vindt verweerder daarom niet aannemelijk. Ook de stelling dat eiseres wel over een inwonerskaart beschikte, maar die is verloren, acht verweerder niet aannemelijk omdat bezit van een inwonerspas alleen mogelijk is als men in het bezit is (geweest) van een identiteitskaart.
4. Eiseres voert in beroep aan dat de door haar en referent overgelegde stukken voldoende moet worden geacht om gezinshereniging toe te staan. Eiseres stelt dat met de huwelijksakte de gezinsband tussen haar en referent kan worden aangetoond. Ten onrechte wordt het ontbreken van een identificerend document aan eiseres toegerekend. Voorts toetst verweerder ten onrechte niet aan artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Eiseres heeft voorts gewezen op het resultaat van het DNA-onderzoek dat is uitgevoerd door Sanquin. Verweerder had in het kader van dat DNA-onderzoek meteen moeten overgaan tot een identificerend onderzoek. Eiseres heeft in beroep verklaringen over haar identiteit van haar zus en broer, die in Duitsland zijn toegelaten, alsmede identiteitskaarten van haar ouders en een schoolpas van haar broer overgelegd. Eiseres stelt in bewijsnood te verkeren.
De rechtbank overweegt het volgende.
5. Ingevolge artikel 29, tweede lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) kan een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 worden verleend aan de hierna te noemen gezinsleden, indien deze op het tijdstip van binnenkomst van de in het eerste lid bedoelde vreemdeling behoorden tot diens gezin en gelijktijdig met die vreemdeling Nederland zijn ingereisd dan wel zijn nagereisd binnen drie maanden nadat aan die vreemdeling de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, bedoeld in artikel 28, is verleend: de echtgenoot of het minderjarige kind van de in het eerste lid bedoelde vreemdeling.
Paragraaf C1/4.4.6 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc), zoals gold ten tijde van het bestreden besluit, luidt - voor zover van belang - als volgt:
“De vreemdeling die een beroep doet op artikel 29, tweede lid, Vw of het gezinslid bij wie de vreemdeling verblijf beoogt, moet de gestelde familierelatie aantonen door het overleggen van:
- een geldig document voor grensoverschrijding dat de identiteit van de vreemdeling aantoont;
- indien van toepassing, een document dat het bestaan van een geldig huwelijk aantoont;
- indien van toepassing, een document dat zowel het partnerschap als het samenwonen in het land van herkomst aantoont; en
- indien van toepassing, een document dat de familierechtelijke relatie tussen het kind en de ouder aantoont.
Als de vreemdeling die een beroep doet op artikel 29, tweede lid, Vw of het gezinslid bij wie de vreemdeling verblijf beoogt, een of meerdere van de hierboven genoemde documenten niet kan overleggen, moet hij of het gezinslid aannemelijk maken dat het ontbreken van dit document of deze documenten niet aan hem is toe te rekenen. Paragraaf C1/4.3 Vc is van toepassing.
Als de vreemdeling aannemelijk heeft gemaakt dat het ontbreken van dit document of deze documenten niet aan hem is toe te rekenen, moet de vreemdeling zijn identiteit en de gestelde familierelatie op een andere wijze aannemelijk maken.”
Volgens paragraaf C1/4.3 van de Vc moeten documenten met betrekking tot de identiteit van de vreemdeling officiële, door de overheid van het land van herkomst van de vreemdeling afgegeven documenten zijn met daarin ten minste een pasfoto en de geboorteplaats en -datum van de vreemdeling.
6. In geschil is of verweerder terecht heeft geconcludeerd dat eiseres haar identiteit niet aannemelijk heeft gemaakt en of dit aan eiseres valt toe te rekenen.
7. Verweerder wordt gevolgd in zijn standpunt dat eiseres met de door haar overgelegde stukken waarmee zij haar identiteit heeft willen aantonen (huwelijksakte, doopakten en inwonerspas van referent) niet haar identiteit aannemelijk heeft gemaakt. Over de overgelegde huwelijksakte heeft verweerder terecht opgemerkt dat die door het ontbreken van een foto en huwelijksdatum niet valt te herleiden tot eiseres. Ter zitting is door verweerder voorts verklaard dat op de huwelijksakte ook geen geboortedata zijn vermeld. Verweerder heeft voorts terecht gesteld dat de doopakten niet de identiteit van eiseres aantonen, omdat die op de kinderen betrekking hebben. De inwonerspas van referent heeft geen betrekking op eiseres.
8. De in beroep overgelegde verklaringen van de gestelde broer en zus van eiseres over de identiteit van eiseres en de overgelegde kopieën van de verblijfvergunning en schoolpas van de broer, van de registratie bij het AZC te Kleef, Duitsland, van de zus, en van de identiteitskaarten van hun gestelde ouders maken het oordeel over de aannemelijkheid van de identiteit van eiseres niet anders. Terecht heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat wegens het ontbreken van andere documenten, zoals bijvoorbeeld een family residence kaart, niet valt te verifiëren of de persoon waarover de gestelde familieleden uit Duitsland verklaren eiseres betreft. Die verklaringen zijn daarom niet te herleiden tot eiseres. Verweerder heeft het voorts terecht bevreemdend geacht dat haar ouders wel in het bezit zijn van identiteitskaart en eiseres, die afkomstig zou zijn uit hetzelfde gezin en naar eigen zeggen in het bezit is geweest van een inwonerspas, niet.
9. De rechtbank is tevens van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat ook uit de overgelegde resultaten van het DNA-onderzoek van 4 augustus 2017 de identiteit van eiseres niet kan worden vastgesteld. Terecht heeft verweerder opgemerkt
dat het onderzoek slechts uitsluitsel kan bieden over de biologische band tussen de onderzochte personen.
10. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder het ontbreken van een identificerend document aan eiseres kunnen toerekenen. Daartoe overweegt de rechtbank dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat niet aannemelijk is dat eiseres nooit een Eritrese identiteitskaart heeft verkregen. Uit het algemeen ambtsbericht van de minister van Buitenlandse Zaken van juli 2015 inzake Eritrea blijkt dat identiteitskaarten voor allerlei bureaucratische procedures nodig zijn. Voorts blijkt uit het algemeen ambtsbericht van 6 februari 2017 dat alle Eritreeërs van achttien jaar in het bezit van een identiteitskaart moeten zijn. Terecht heeft verweerder erop gewezen dat eiseres in 2014, gezien haar leeftijd op dat moment en voordat het uitgeven van oude identiteitskaarten was gestopt, in het bezit van identiteitskaart had kunnen zijn. De stelling dat zij op het platteland nauwelijks een identiteitskaart nodig had en er nauwelijks sprake was van controle heeft verweerder terecht onvoldoende geacht. Daarmee heeft eiseres niet inzichtelijk gemaakt hoe zij zich vanaf achttienjarige leeftijd, die zij in 2011 bereikte, zonder identificerend document heeft kunnen handhaven.
11. De rechtbank is van oordeel dat verweerder bij zijn bevindingen heeft kunnen uitgaan van de informatie uit de voornoemde algemene ambtsberichten, die volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State als deskundigenberichten gelden. Eiseres heeft geen concrete aanknopingspunten aangevoerd die twijfel oproepen aan de juistheid of de volledigheid daarvan. Op het beroep op de in de brief van eiseres van 7 november 2017 genoemde uitspraken heeft verweerder in zijn verweerschrift adequaat gereageerd. De rechtbank onderschrijft deze reactie. Verweerder heeft terecht geconcludeerd dat eiseres niet in bewijsnood verkeert. Verweerder behoefde daarom niet over te gaan tot een identificerend gehoor.
12. Nu eiseres haar identiteit niet heeft aangetoond, is ook de familierechtelijke relatie tussen eiseres en referent niet aangetoond. Immers, niet is vast te stellen of eiseres degene is die in de overgelegde stukken is genoemd. Gelet hierop wordt aan bespreking van wat over de feitelijke familieband en de toetsing aan artikel 8 van het EVRM is aangevoerd niet toegekomen.
13. De slotsom is dat verweerder de aanvraag tot het verlenen van een mvv terecht heeft afgewezen.
14. Het beroep is ongegrond.
15. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.