ECLI:NL:RBDHA:2018:5035

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 april 2018
Publicatiedatum
30 april 2018
Zaaknummer
NL17.13165 en NL17.13166
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvragen van Zimbabwaanse echtpaar op grond van ongeloofwaardig asielrelaas

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 april 2018 uitspraak gedaan in de bodemzaak betreffende de asielaanvragen van een Zimbabwaans echtpaar. Het echtpaar, dat op 7 juli 2016 asiel heeft aangevraagd, heeft gesteld dat zij Zimbabwe hebben verlaten vanwege ernstige bedreigingen aan hun leven door de autoriteiten. De rechtbank heeft de aanvragen afgewezen als ongegrond, op basis van de bevindingen van het Bureau Documenten (BD) en de afwezigheid van overtuigend bewijs voor de gestelde problemen in Zimbabwe.

De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van het BD, die de geloofwaardigheid van de overgelegde documenten in twijfel trokken, aan de besluitvorming van de staatssecretaris ten grondslag mochten worden gelegd. De rechtbank concludeerde dat de eisers niet in staat waren om hun asielverhaal te onderbouwen met voldoende bewijs, zoals documenten of contra-expertise. De rechtbank wees erop dat de eisers geen acute dreiging konden aantonen en dat zij Zimbabwe zonder problemen hebben kunnen verlaten.

De rechtbank heeft de beroepen van de eisers ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummers: NL17.13165 en NL17.13166

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 april 2018 in de zaken tussen

[eiseres], eiseres,

[eiser], eiser,
gezamenlijk: eisers,
(gemachtigde: mr. J.E. de Poorte),
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, en diens rechtsvoorgangers, verweerder
(gemachtigde: mr. N.H.T. Jansen).

ProcesverloopBij twee afzonderlijke besluiten van 2 november 2017 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de aanvragen van eisers tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde asielprocedure afgewezen als ongegrond.

Eisers hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 februari 2018. Eisers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres, geboren op [geboortedatum], en eiser, geboren op [geboortedatum], zijn met elkaar gehuwd en bezitten de Zimbabwaanse nationaliteit. Op 7 juli 2016 hebben zij asielaanvragen ingediend.
2. Eisers hebben aan hun aanvragen ten grondslag gelegd dat zij Zimbabwe hebben verlaten omdat hun leven gevaar liep. Zij hadden een bedrijf, bestaande uit twee drankwinkels en een social club. Vanaf 2010 hebben eisers problemen gekregen met de politie en de autoriteiten, oplopend van omkoping, pesterijen en beledigingen, naar mishandelingen en kort durende detenties. Eisers werden vanwege hun tolerante houding en hulp aan homoseksuelen beschuldigd van homoseksualiteit, dan wel van deelname aan de oppositie. Hierdoor zijn eisers verschillende keren meegenomen en vastgehouden door de autoriteiten. De laatste keer was in januari 2016. Eisers hebben vanwege de gebeurtenissen hun bedrijven gesloten en zijn op 7 maart 2016 vertrokken uit Zimbabwe. Na aankomst in Nederland is er in Zimbabwe een arrestatiebevel uitgevaardigd jegens eiser.
3. Bij de bestreden besluiten heeft verweerder de aanvragen afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Verweerder acht de identiteit, nationaliteit en herkomst van eisers geloofwaardig. Verweerder acht ook het bezit van de twee winkels en een social club geloofwaardig. De gestelde problemen in Zimbabwe acht verweerder echter niet geloofwaardig. Ten eerste hebben eisers, afgezien van twee arrestatiebevelen, geen documenten overgelegd om hun gestelde problemen te onderbouwen. Verder blijkt uit de verklaringen van onderzoek van het Bureau Documenten (hierna: het BD) van 7 oktober 2016 en van 1 november 2017 dat de overgelegde arrestatiebevelen ‘met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid’ en ‘zeer wel mogelijk’ niet bevoegd zijn opgemaakt en afgegeven. De door eisers afgelegde verklaringen onderbouwen evenmin hun gestelde problemen. Daarnaast hebben eisers legaal en gecontroleerd Zimbabwe zonder problemen kunnen verlaten. Eisers komen daarom volgens verweerder niet in aanmerking voor een asielvergunning.
4. Op wat eisers hiertegen hebben aangevoerd wordt hierna ingegaan.
De rechtbank oordeelt als volgt.
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de verklaringen van onderzoek van het BD aan zijn besluitvorming ten grondslag heeft mogen leggen. Zij overweegt daartoe als volgt.
6. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (onder meer de uitspraak van 10 augustus 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2207), is een advies van het BD een deskundigenadvies aan verweerder ten behoeve van de uitvoering van zijn bevoegdheden. Verweerder moet zich, indien hij een deskundigenadvies aan zijn besluitvorming ten grondslag legt, er gelet op artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht van vergewissen dat dit naar wijze van totstandkoming zorgvuldig en naar inhoud inzichtelijk en concludent is. Indien dit het geval is, kan de desbetreffende vreemdeling de uitkomst van het advies slechts met succes bestrijden door een andersluidende contra-expertise van een deskundige in te brengen.
7. De rechtbank is van oordeel dat verweerder aan zijn vergewisplicht heeft voldaan en terecht heeft geconcludeerd dat de verklaringen van onderzoek van het BD inzichtelijk en concludent zijn. In de onderdelen 1 t/m 3 van deze verklaringen staat immers vermeld waarom de documenten respectievelijk ‘met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid’ en ‘zeer wel mogelijk’ niet bevoegd zijn opgemaakt en afgegeven. Het enkele feit dat er twee verschillende conclusies zijn getrokken, maakt niet dat de verklaringen van onderzoek niet inzichtelijk of concludent zijn. De beide arrestatiebevelen zijn immers niet exact hetzelfde, omdat ze beide een andere opmaak en inhoud hebben. De verklaringen van onderzoek hebben ieder dus betrekking op een andere versie van het arrestatiebevel. Nu eisers geen contra-expertise hebben ingebracht, mag verweerder van de uitkomsten van het BD uitgaan.
8. De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder in de voornemens en bestreden besluiten wel degelijk de verschillende elementen in de verklaringen van eisers in onderlinge samenhang heeft beoordeeld. Daarbij heeft verweerder ook inzichtelijk gemaakt hoe hij over deze verschillende elementen denkt, en niet ten onrechte gesteld dat de verklaringen van eisers niet geloofwaardig zijn. Zo heeft verweerder er terecht op gewezen dat eisers een beeld hebben geschetst van jarenlange problemen met de autoriteiten die steeds serieuzer werden. Dit beeld valt niet te rijmen met hun verklaring dat zij tot hun komst in Nederland nimmer in staat van beschuldiging zijn gesteld en steeds onder voorwaarden weer zijn vrijgelaten. Ook de herhaalde afgifte van licenties voor hun drankwinkels strookt niet met de gestelde negatieve aandacht. Daarnaast heeft verweerder terecht tegengeworpen dat eisers geen exacte datum kunnen noemen van de laatste arrestatie in januari 2016 en dat de aanleiding van deze arrestatie niet is onderbouwd. Verder is niet gebleken van enige (acute) dreiging voor eisers, omdat zij na deze gebeurtenis in januari 2016 tot hun uitreis op 7 maart 2016 geen problemen meer hebben gehad. Bovendien hebben zij Zimbabwe gecontroleerd zonder problemen verlaten met gebruikmaking van hun eigen paspoorten. Dit duidt niet op enige bijzondere negatieve aandacht voor hun. Tot slot is de rechtbank met verweerder van oordeel dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij door de autoriteiten van Zimbabwe als activisten worden beschouwd. Dat zij zich tolerant opstelden jegens homoseksuelen, is daartoe onvoldoende.
9. De beroepen zijn ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C. van Boven-Hartogh, rechter, in aanwezigheid van mr. J.A.B. Koens, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 10 april 2018.
griffier
rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Rechtsmiddel