ECLI:NL:RBDHA:2018:5034
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel op basis van ongeloofwaardig relaas en geen risico op schending van mensenrechten bij terugkeer naar Burundi
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 april 2018 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij eiseres, een Burundese vrouw, een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had ingediend. De aanvraag werd afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die het relaas van eiseres ongeloofwaardig achtte. Eiseres had aangevoerd dat zij en haar minderjarige dochter in Burundi te vrezen hadden voor ernstige schendingen van hun mensenrechten, waaronder seksuele geweldpleging, maar de rechtbank volgde de staatssecretaris in zijn oordeel dat er geen sprake was van een reëel risico op dergelijke schendingen bij terugkeer naar Burundi.
De rechtbank overwoog dat de staatssecretaris de identiteit en nationaliteit van eiseres geloofwaardig achtte, maar de gestelde problemen met haar vader's tweede vrouw en het gedwongen verblijf bij een militair niet geloofwaardig vond. Eiseres had geen overtuigende bewijsstukken of verklaringen over haar situatie in Burundi kunnen overleggen. De rechtbank concludeerde dat eiseres niet tot een kwetsbare minderheidsgroep behoort die systematisch risico loopt op ernstige schade bij terugkeer.
De rechtbank oordeelde verder dat de staatssecretaris voldoende rekening had gehouden met de belangen van de minderjarige dochter van eiseres, maar dat de gestelde omstandigheden niet voldoende waren om de aanvraag voor een verblijfsvergunning te rechtvaardigen. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en bevestigde de afwijzing van de asielaanvraag.