3.2De rechtbank volgt eiser niet in dit betoog, omdat verweerder deze omstandigheden niet als doorslaggevende omstandigheden heeft tegengeworpen. De rechtbank ziet daarom geen strijd met de WI 2014/10. De beroepsgrond faalt.
4. Eiser betoogt verder dat verweerder zijn asielrelaas ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. Daartoe voert eiser aan dat het bestreden besluit onvoldoende is gemotiveerd. Verweerder heeft volgens eiser ten onrechte tegengeworpen dat hij geen belangrijke opposant is. Verweerder heeft enkel beoordeeld of eiser kan worden aangemerkt als een politicus en gaat eraan voorbij dat hij een bekend persoon is die de PPP-regering niet welgevallig is. Ook dit profiel kan tot negatieve belangstelling leiden, wat ook blijkt uit de door PS gepleegde moord op een ander bekend persoon, niet zijnde politicus. Verder is niet in geschil dat eiser twee maal is beschoten. Dat geen bevestiging van de overige door eiser genoemde gebeurtenissen is gevonden in het individueel ambtsbericht, wil volgens eiser niet zeggen dat deze dus niet hebben plaatsgevonden. De opstellers van het IAB hebben hier immers geen onderzoek naar gedaan. Dat PS achter de aanslagen zat is niet uitdrukkelijk door verweerder betwist, enkel is opgemerkt dat handelwijze zoals door eiser verteld niet past bij algemene beeld dat bestaat van PS. Subsidiair betoogt eiser dat verweerders standpunt inhoudelijk geen stand kan houden. Het IAB bevestigt dat PS in de genoemde periode aanslagen pleegde op de [functie] bevolking, met name op personen tegen wie, al dan niet terecht, criminele verdenkingen bestonden. Het was de regering er vooral om te doen om met tegenstanders af te rekenen, waaronder concurrenten in de drugshandel waarin de regering zelf ook actief was. Dit blijkt volgens eiser uit het IAB en andere openbare bronnen. De aanslagen op eiser passen in dit beeld, waarbij moet worden meegewogen dat verweerder minstens een van de aanslagen op eiser niet ongeloofwaardig acht en bovendien uit het IAB blijkt dat eiser als verdachte is aangemerkt van drugsmisdrijven. Verder is ten onrechte niet door verweerder bij de besluitvorming betrokken dat eiser ten minste een maal is aangevallen door PS, en daarmee doelwit van de regering en diens PS is geweest. Het enkele feit dat eiser daarbij niet is gedood, is volgens hem onvoldoende reden om dit relaas ongeloofwaardig te achten. Verweerder heeft onvoldoende gemotiveerd waarom het niet aannemelijk kan worden geacht dat eiser geluk heeft gehad dan wel waarom het feit dat hij geluk heeft gehad, afbreuk doet aan zijn vrees. Omdat eiser naast tegenstanders ook bondgenoten bij de politie had, bijvoorbeeld de heer [naam] , de [naam] en [naam] , waarvan ook een verklaring is overgelegd, is het niet vreemd dat hij aangifte kon doen, ondanks het feit dat politie informatie doorspeelde aan PS. Ook de telefonische intimidaties en geslaagde pogingen van de overheid om zijn bedrijven het faillissement in te jagen, passen volgens eiser binnen algemene praktijken die zich richten tegen grote delen van de [functie] bevolking. De overheid is van tactiek veranderd en wilde eiser enkel nog intimideren, wat niet wil zeggen dat eiser door dezelfde personen om het leven zal worden gebracht bij terugkeer. Ten slotte betoogt eiser dat het IAB ziet op eisers eigen betrokkenheid bij PS of andere misdrijven en niet op zijn relaas. Naar de overige elementen van zijn relaas is geen onderzoek gedaan, wat in strijd is met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), aldus eiser.
5. De rechtbank overweegt als volgt. Ingevolge artikel 83a van de Vreemdelingenwet (Vw) 2000 omvat de toetsing van de rechtbank een volledig en ex nunc onderzoek naar zowel de feitelijke als de juridische gronden, met inbegrip van, indien van toepassing, een onderzoek naar de behoefte aan internationale bescherming.