ECLI:NL:RBDHA:2018:4941

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 april 2018
Publicatiedatum
26 april 2018
Zaaknummer
09/827367-17
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Doodslag door wurgpartij met hondenriem na confrontatie over seksueel misbruik

Op 26 april 2018 heeft de Rechtbank Den Haag een 51-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 jaar voor de doodslag op zijn schoonvader. De zaak vond zijn oorsprong op 16 juni 2017, toen de schoonvader in beschonken toestand onverwacht op bezoek kwam. Tijdens een gesprek confronteerde de verdachte zijn schoonvader met vermoedens van seksueel misbruik van zijn dochters, waaronder de vrouw van de verdachte. De schoonvader reageerde laconiek, wat leidde tot een escalatie. De verdachte wurgde zijn schoonvader met een hondenriem en vervoerde het lichaam naar het politiebureau. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van psychische overmacht, ondanks de verminderd toerekeningsvatbaarheid van de verdachte. De rechtbank legde een hogere straf op dan geëist door de officier van justitie, vanwege de brute wijze waarop de daad was gepleegd. De rechtbank benadrukte dat het nemen van een leven een ernstig misdrijf is, dat veel leed heeft veroorzaakt voor de naasten van het slachtoffer.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/827367-17
Datum uitspraak: 26 april 2018
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1967 te [geboorteplaats],
BRP-adres: [adres],
thans gedetineerd in het PPC te Den Haag.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzittingen van 29 september 2017, 19 december 2017, 15 maart 2018 (telkens pro forma) en 12 april 2018 (inhoudelijk).
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.J. Algera en van hetgeen door verdachte en zijn raadsman mr. B.J.W. Tijkotte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 16 juni 2017 te Bodegraven, gemeente Bodegraven-Reeuwijk en/of Gouda, [slachtoffer] opzettelijk van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet die [slachtoffer] met een (honden)riem, althans enig voorwerp, gewurgd door die (honden)riem, althans dat voorwerp, om de hals/nek van die [slachtoffer] te doen en/of (vervolgens) daaraan te trekken en/of (vervolgens) die riem, althans dat voorwerp, aangetrokken te houden (waardoor de ademhaling van die [slachtoffer] werd belemmerd), tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden.

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van het ten laste gelegde feit geen bewijsverweer gevoerd.
3.3
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
Inleiding
Op zaterdag 17 juni 2017 omstreeks 0:55 uur meldde verdachte zich op het politiebureau in Gouda. Hij verklaarde dat zijn schoonvader, [slachtoffer], dood was en dat deze in zijn bus, die voor het politiebureau stond, lag. [2] In de bus van verdachte hebben verbalisanten het overleden slachtoffer aangetroffen. [3]
Doodsoorzaak
Bij sectie op het lichaam van [slachtoffer] is aan de hals/nek tot in de haarlijn achterwaarts aan het hoofd een snoerspoor vastgesteld, zijn er bloeduitstortingen in de tong en mondbodem aangetroffen en zijn er inwendig in de weke delen van de hals bloeduitstortingen geconstateerd. Ook zijn er breuken van beide bovenste hoorntjes van het strottenhoofd met begeleidende bloeduitstortingen vastgesteld. De conclusie is dat deze letsels bij leven zijn ontstaan ten gevolge van inwerking van uitwendig mechanisch samendrukkend geweld (verwurging) in de zin van ligatuurstrangulatie (ligeren met een voorwerp door aantrekken daarvan of ligeren door verhanging), al dan niet in combinatie met manuele strangulatie en al of niet in combinatie met stomp botsend geweld op de hals. Het overlijden kan goed worden verklaard door zuurstofgebrek in de hersenen opgetreden als gevolg van samendrukkend geweld op de hals. Een andere doodsoorzaak is bij lichtmicroscopisch onderzoek en toxicologisch onderzoek niet gebleken. [4]
Verklaring van verdachte
Verdachte heeft ter terechtzitting van 12 april 2018 verklaard dat hij op 16 juni 2017 in de avond alleen in zijn woning aan de [adres] te Bodegraven was. Er werd meerdere malen op de vaste telefoonlijn gebeld. In eerste instantie heeft verdachte niet opgenomen, omdat bijna niemand meer via de vaste lijn belt. Toen hij uiteindelijk wel opnam, kreeg hij zijn schoonvader aan de lijn. Hij hoorde meteen dat zijn schoonvader onder invloed van alcohol was. Zijn schoonvader zei dat hij met verdachte wilde praten. Ook wilde hij weten of verdachte alleen thuis was. Verdachte had geen zin in het gesprek, antwoordde dat hij alleen thuis was en dat hij Netflix ging kijken. Vervolgens heeft hij opgehangen. [5]
Op enig moment hoorde hij dat de honden aansloegen en bleven blaffen. Toen hij ging kijken wat er aan de hand was, kwam hij in de hal tussen de woonkamer en de garage zijn schoonvader tegen. Verdachte heeft zijn schoonvader niet weggestuurd en zij raakten in gesprek over allerlei zaken, waarbij verdachte zijn schoonvader op enig moment heeft aangesproken over seksueel misbruik van zijn eigen dochter, de vrouw van verdachte. Verdachte heeft verklaard dat hij zijn schoonvader daar nu mee wilde confronteren om te kijken hoe zijn schoonvader zou reageren. Het gesprek ging ook over andere geruchten die verdachte had gehoord over zijn schoonvader. Het gesprek verliep volgens verdachte op een normale en rustige manier. [6]
Verdachte heeft voorts verklaard dat hij zijn schoonvader op een gegeven moment ‘spuugzat’ was en dat hij hem uit zijn huis wilde hebben. Verdachte stond op en wilde zijn honden uit gaan laten. Zijn schoonvader wilde eerst nog gebruik maken van het toilet. Na het toiletbezoek liet zijn schoonvader het licht op het toilet aan. Toen verdachte het licht uit wilde doen, zag hij dat zijn schoonvader voor, naast en over de wc-pot had geplast. Verdachte heeft dit opgeruimd. Zijn schoonvader was ondertussen weer de woonkamer in gelopen. [7] Verdachte heeft toen tegen zijn schoonvader gezegd dat hij weg moest gaan en hij heeft daarbij nog iets gezegd als ‘veel plezier in Polen, rot daar maar lekker weg’. Verdachte heeft zijn schoonvader richting de garage, waardoor zij doorgaans de woning verlaten, geduwd waarna zijn schoonvader uit eigen beweging de garage is in gelopen. In de garage is zijn schoonvader op de poot van één van de honden gaan staan. Omdat verdachte de honden wilde gaan uitlaten pakte hij de hondenriem en maakte hij daar, zoals altijd, een soort lasso van door de onderkant van de riem door de lus van de riem te halen. Zijn schoonvader liep toen linksom in de richting van de achtertuin in plaats van rechtsom naar de deur naar buiten. Verdachte heeft op dat moment tegen zijn schoonvader iets gezegd als: ‘hoe heb je dat kunnen doen met die of de meisjes?’, waarop zijn schoonvader antwoordde: ‘ik heb anders nooit klachten gehad’. [8]
Na deze opmerking van zijn schoonvader, heeft verdachte de hondenriem als een lasso om de nek van zijn schoonvader geworpen, terwijl deze met zijn rug naar verdachte toe stond. Verdachte heeft vervolgens aan de hondenriem getrokken waardoor zijn schoonvader op zijn rug op de grond is gevallen. Verdachte heeft verklaard dat hij zichzelf enige tijd later aantrof met zijn voet op de borst van zijn schoonvader en met de riem in zijn hand. Verdachte zag toen meteen dat ‘het foute boel was’ en dat zijn schoonvader dood was. [9] Bij de politie heeft verdachte verklaard dat hij met volle kracht aan de riem heeft getrokken. [10]
Omstreeks 23:15 kwam dochter [naam dochter] weer thuis en hoorde van verdachte dat haar opa dood was. [11]
Hondenriem
Op de inbeslaggenomen hondenriem is bloed van het slachtoffer en celmateriaal van het slachtoffer en verdachte aangetroffen. [12]
Conclusie ten aanzien van het bewijs
Op grond van de verklaring van verdachte dat hij de hondenriem als een lasso om de nek van het slachtoffer heeft gegooid, het slachtoffer aan de riem naar achter op de grond heeft getrokken en vervolgens met volle kracht, met zijn voet op de borst van het slachtoffer, aan de riem heeft getrokken, welke verklaring wordt ondersteund door de bevindingen zoals weergegeven in het pathologisch onderzoek en het aantreffen van biologische sporen van het slachtoffer op de hondenriem, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte op 16 juni 2017 te Bodegraven [slachtoffer] om het leven heeft gebracht door hem te wurgen met een hondenriem.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat:
hij op 16 juni 2017 te Bodegraven, [slachtoffer] opzettelijk van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet die [slachtoffer] met een hondenriem, gewurgd door die hondenriem, om de hals/nek van die [slachtoffer] te doen en vervolgens daaraan te trekken en vervolgens die riem aangetrokken te houden waardoor de ademhaling van die [slachtoffer] werd belemmerd, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

Psychische overmacht?
5.1
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat er sprake was van psychische overmacht en heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Uit de NIFP-rapportage is gebleken dat verdachte ten tijde van het tenlastegelegde leed aan een psychische stoornis en persoonlijkheidsproblematiek. De mentale draagkracht van verdachte stond al fors onder druk voordat zijn schoonvader die avond het huis binnenkwam. Dit was mede het gevolg van financiële tegenslagen, een ernstig arbeidsongeval in 2015 en dat verdachte twee jaar geleden te horen had gekregen dat zijn vrouw in haar jeugd zou zijn misbruikt door zijn schoonvader. Verdachte heeft zich hier vreselijk schuldig over gevoeld omdat hij in die tijd daarvoor, zonder dat zijn vrouw dat wilde, contact heeft onderhouden met zijn schoonvader en juist heeft aangedrongen op verbetering van de relatie tussen zijn gezin en schoonvader. Het gezin van verdachte heeft nadien geprobeerd om schoonvader op afstand te houden. De schoonvader was die avond heel erg dronken en heeft verdachte gekleineerd in verband met zijn depressie en heeft ongepaste seksueel getinte opmerkingen gemaakt. Vervolgens heeft schoonvader de hele wc-pot onder geplast. Verdachte wilde zijn schoonvader het huis uit hebben en hem nooit meer zien. Tijdens het naar buiten lopen heeft de schoonvader op één van de poten van de honden gestaan en liep hij de verkeerde kant op. Toen verdachte hem zei dat hij nooit aan de meisjes had mogen zitten, heeft hij gezegd dat hij anders nooit klachten had gehad. En toen ging het licht uit bij verdachte.
Door de uitlatingen van zijn schoonvader is die bewuste avond een zodanige psychische druk ontstaan bij verdachte dat hij op het moment van het plegen van het tenlastegelegde onvoldoende in staat was om te handelen naar het besef dat zijn handelen wederrechtelijk was. Bovendien is van belang dat verdachte door de rapporteurs van het NIFP als verminderd toerekeningsvatbaar moet worden aangemerkt.
Gelet op voornoemde feiten en omstandigheden, die zo ingrijpend, heftig en bijzonder zijn geweest, is het aannemelijk dat verdachte heeft gehandeld als gevolg van een van buiten komende druk waaraan hij redelijkerwijs geen weerstand kon én behoorde te bieden.
De raadsman heeft de rechtbank verzocht om verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging.
5.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat er geen sprake was van psychische overmacht en dat het verweer van de raadsman moet worden verworpen.
De officier van justitie acht het weliswaar aannemelijk dat het slachtoffer met zijn uitlatingen een zekere druk bij verdachte teweeg heeft gebracht, maar is van oordeel dat van verdachte meer weerstand mocht worden verwacht. Verdachte had anders kunnen en moeten handelen. Verdachte heeft bovendien in strijd met de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit gehandeld.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat voor een geslaagd beroep op psychische overmacht vereist is dat er sprake is van een van buiten komende drang waartegen het wellicht niet onmogelijk is zich te verweren, maar waarbij van een verdachte niet kan worden gevergd dat hij daartegen weerstand biedt. Er dient sprake te zijn van een zodanige acute en onweerstaanbare druk dat in gemoede kan worden gezegd dat de wilsvrijheid van de dader is aangetast. Daarbij dient rekening te worden gehouden met de concrete omstandigheden van het geval alsmede met de persoonlijkheidskenmerken van de verdachte.
Uit het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat het slachtoffer onverwacht bij verdachte op de stoep stond. Verdachte heeft verklaard dat hij hem niet heeft weggestuurd en dat zij die avond hebben gesproken over verschillende zaken. Het gesprek heeft ruim twee uur geduurd en verliep volgens verdachte op een normale en rustige manier. Op het moment dat verdachte aangaf dat het gesprek klaar was, is het slachtoffer nog naar de wc geweest, waarbij hij de wc heeft onder geplast. Verdachte heeft de wc opgeruimd en tegen het slachtoffer gezegd dat hij weg moest gaan. Nadat verdachte het slachtoffer richting de garage had geduwd, is het slachtoffer uit eigen beweging de garage ingelopen waarbij hij op een van de poten van een van de honden is gestapt. Het slachtoffer liep per ongeluk de verkeerde kant op en maakte naar aanleiding van de vraag van verdachte “hoe heb je dat nou kunnen doen met die meisjes” de opmerking “ik heb anders nooit klachten gehad”.
Hierop heeft verdachte het slachtoffer van achteren benaderd en gewurgd met de hondenriem.
Verdachte heeft verklaard dat hij zo heeft gehandeld omdat er bij hem iets knapte. De opmerking “ik heb anders nooit klachten gehad” was de spreekwoordelijke druppel, aldus verdachte.
De rechtbank heeft niet kunnen vaststellen dat het slachtoffer zich op enigerlei wijze zodanig jegens verdachte heeft opgesteld dat kan worden gesproken van een van buiten komende drang als vereist voor een geslaagd beroep op psychische overmacht, bijvoorbeeld door zich agressief of gewelddadig jegens verdachte op te stellen. Verdachte heeft verklaard dat het gesprek, dat ruim twee uur duurde, op een rustige en normale manier heeft plaatsgevonden. Op een gegeven moment wilde de verdachte dat het slachtoffer zijn woning zou verlaten. Het slachtoffer heeft hier ook gehoor aan gegeven. Hij is op verzoek van verdachte, voor de verdachte uit en met zijn rug naar hem toe, richting de uitgang gelopen. De door het slachtoffer bij zijn vertrek geuite bewoordingen zijn bij verdachte ongetwijfeld hard aangekomen, maar zijn naar het oordeel van de rechtbank niet van een zodanige mate en intensiteit dat deze de voor psychische overmacht vereiste, van buiten komende acute en onweerstaanbare drang opleveren. Het handelen van verdachte is voortgekomen uit zijn eigen wil en drang. Weliswaar heeft verdachte gehandeld onder invloed van een heftige gemoedsbeweging –“toen knapte er iets in mij” – maar er was geen sprake van een zodanige druk dat de wilsvrijheid van verdachte zo was aangetast dat zijn extreem gewelddadig handelen verontschuldigbaar zou zijn.
Dat uit het Pro Justitia Triple onderzoek van 3 november 2017 blijkt dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht vanwege een bij verdachte geconstateerde bipolaire stoornis, maakt dat niet anders. Weliswaar volgt uit de rapportage dat de mentale draagkracht van verdachte onder druk stond op het moment dat zijn schoonvader bij verdachte langs kwam en dat het zeer aannemelijk is dat de onderliggende spanning tussen verdachte en zijn schoonvader gedurende de avond bij verdachte is opgelopen, maar dit kan niet leiden tot een geslaagd beroep op psychische overmacht. De bij verdachte bestaande psychische problemen betreffen immers een interne drang en geen (voor psychische overmacht vereiste) van buiten komende drang.
Nu ook overigens niet aannemelijk is geworden dat er sprake was van een dergelijke van buiten komende drang wordt het beroep op psychische overmacht verworpen.
Er is ook geen andere omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven jaren, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
In het kader van de strafmaat heeft de raadsman de rechtbank verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, de omstandigheden van het feit en het feit dat de zaak media-aandacht heeft gekregen waardoor privacygevoelige informatie van verdachte en zijn familie bekend is geworden.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Verdachte heeft zijn 74-jarige schoonvader, die alleen met hem wilde praten, op een zeer brute en laffe wijze van het leven beroofd, door hem van achteren te benaderen en met een hondenriem met al zijn kracht naar de grond te trekken en te wurgen. In plaats van daarna een ambulance of de politie te bellen, heeft hij het dode slachtoffer naar zijn werkbus gesleept en hem op onwaardige wijze afgevoerd naar het politiebureau.
Verdachte heeft zich hiermee schuldig gemaakt aan een zeer heftig geweldsdelict. Doodslag is een van de ernstigste misdrijven. Wat er ook zij van de verstoorde relatie tussen het slachtoffer en verdachte en zijn gezin, het slachtoffer is zijn meest kostbare bezit, zijn leven, ontnomen en het spreekt voor zich dat dit misdrijf enorm leed heeft toegebracht aan de naasten van het slachtoffer, waaronder zijn vriendin. Het nemen van een leven van een ander rechtvaardigt op zichzelf al een langdurige vrijheidsbenemende straf.
Verdachte is blijkens het uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 16 februari 2018 slechts eenmaal eerder - lange tijd geleden - met politie en justitie in aanraking is geweest ter zake een overtreding van de Wegenverkeerswet.
De rechtbank heeft kennis genomen van het Pro Justitia Triple onderzoek van 3 november 2017. Uit het onderzoek blijkt dat verdachte lijdt aan een bipolaire I stoornis, waarbij hij ten tijde van het feit in een depressieve episode zat. Voorts is er sprake van vermijdende, narcistische en dwangmatige trekken in zijn persoonlijkheid. Het lijkt er op dat de wijze waarop de schoonvader van verdachte reageerde op de door hem geuite beschuldiging de druppel was die de spreekwoordelijke emmer, die bij verdachte al behoorlijk vol was, als gevolg van de psychiatrische en psychosociale problemen van de afgelopen jaren, deed overlopen. De mentale draagkracht van verdachte stond fors onder druk door zijn depressieve klachten en dit kwam op de bewuste avond als gevolg van de oplopende woede en frustratie alleen nog maar verder onder druk te staan. Verdachte was op dat moment niet langer in staat de emoties, die hij lange tijd had opgekropt, te controleren. Deze emoties lijken verdachte te hebben overspoeld, zich uitend in de heftige agressieve impulsdoorbraak in de vorm van het bewezenverklaarde.
Op basis van het bovengenoemde adviseren de onderzoekers om verdachte het ten laste gelegde in verminderde mate toe te rekenen. Onderzoekers stellen dat verdachte zich weliswaar bewust was van de wederrechtelijkheid van zijn handelen, maar dat hij op het moment van het bewezenverklaarde onvoldoende in staat was naar dit besef te handelen en eveneens onvoldoende in staat was zijn gedrag op een meer gezonde wijze bij te sturen. Het recidiverisico voor een vergelijkbaar delict wordt ingeschat als laag, aangezien bij het onderhavige feit met name de contextuele factoren een belangrijke rol speelden. De behandeling van de bipolaire stoornis is met name vanuit zorgoogpunt zeer gewenst om zodoende de (hypo)manische episoden en de sociaal-maatschappelijke risico’s te voorkomen of te verminderen. Gezien het lage recidiverisico is het wat onderzoekers betreft niet noodzakelijk om de genoemde behandeling in een juridisch kader op te leggen, maar kan dit eventueel in het kader van de Voorlopige Invrijheidsstelling worden gestart.
De rechtbank stelt vast dat bovengenoemde rapportage op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen en dat de conclusies worden gedragen door een deugdelijke en inzichtelijk gemotiveerde onderbouwing. De rechtbank neemt deze conclusies dan ook over. Dit betekent dat de rechtbank van oordeel is dat verdachte, ten tijde van het delict, als verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd.
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat de zaak veel media-aandacht heeft gekregen en dat er een zeer kwetsend en onthullend stuk is gepubliceerd, waarbij de namen van verdachte en zijn familieleden, hun adres en het bedrijf van verdachte zijn genoemd. De raadsman heeft verzocht bij de strafoplegging met deze omstandigheden rekening te houden. De rechtbank is van oordeel dat verdachte hierdoor niet in die mate in zijn belang is geschaad dat dit gevolgen zou moeten hebben voor de strafoplegging.
Naar het oordeel van de rechtbank komen de ernst van het bewezenverklaarde en de door de rechtbank in aanmerking genomen omstandigheden niet voldoende tot uitdrukking in de door de officier van justitie gevorderde onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zeven jaren. Weliswaar is verdachte verminderd toerekeningsvatbaar en houdt de rechtbank rekening met de omstandigheden die tot het plegen van het feit hebben geleid, een straf van zeven jaren doet geen recht aan het feit dat het slachtoffer van het leven is beroofd, terwijl hij met zijn rug naar verdachte toe stond en daardoor volkomen weerloos was. De rechtbank zal dan ook een hogere straf opleggen dan door de officier van justitie geëist.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op artikel 287 van het Wetboek van Strafrecht.
Dit voorschrift is toegepast, zoals het gold ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.4 bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
-
doodslag
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
8 (acht) jaren;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door
mr. Y.J. Wijnnobel, voorzitter,
mr. J. Holleman, rechter,
mr. D.C. Laagland, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. H.J.M. Oliemeulen, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 26 april 2018.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2017167393, van de politie eenheid Den Haag, district Alphen aan den Rijn - Gouda, basisteam Gouda, met bijlagen (doorgenummerd p. 1 t/m 409).
2.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 juni 2017, p.9.
3.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 juni 2017, p. 13.
4.Een geschrift, te weten een NFI-rapport Pathologie onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet natuurlijke dood d.d. 4 december 2017, p. 116 - 118 (forensisch dossier).
5.De verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 12 april 2018.
6.Idem.
7.Idem.
8.Idem.
9.Idem.
10.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 22 juni 2017, p.185.
11.Proces-verbaal van verhoor getuige, [getuige] d.d. 17 juni 2017, p. 28.
12.Een geschrift, te weten een NFI-rapport onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van het aantreffen van het stoffelijk overschot van [slachtoffer] op 17 juni 2017 d.d. 28 september 2017, p. 273-279 (forensisch dossier).