ECLI:NL:RBDHA:2018:4903
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning asiel voor Burundi met ongeloofwaardig relaas en geen lid van kwetsbare minderheidsgroep
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 april 2018 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een eiseres met de Burundische nationaliteit. De eiseres had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De rechtbank heeft de afwijzing van de aanvraag beoordeeld en geconcludeerd dat de door eiseres gestelde problemen met haar stiefmoeder en een militair niet geloofwaardig zijn. Eiseres heeft aangevoerd dat zij en haar minderjarige dochter behoren tot een kwetsbare minderheidsgroep van alleenstaande vrouwen die te vrezen hebben voor geweld bij terugkeer naar Burundi. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er geen bewijs is dat eiseres in Burundi een reëel risico loopt op ernstige schade, en dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat de asielaanvraag ongegrond is. De rechtbank heeft de belangen van de minderjarige dochter van eiseres in overweging genomen, maar heeft vastgesteld dat de staatssecretaris zich voldoende rekenschap heeft gegeven van deze belangen. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.