ECLI:NL:RBDHA:2018:4901
Rechtbank Den Haag
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot schadevergoeding na overname van strafvervolging in het kader van internationale rechtshulp
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 17 april 2018 uitspraak gedaan in een verzoek tot schadevergoeding van een verzoeker die in Duitsland was aangehouden op verdenking van woninginbraak. Nederland heeft de strafvervolging overgenomen, waarna de verzoeker in Nederland werd vrijgesproken. De rechtbank heeft vastgesteld dat, op basis van artikel 26 van het Europees verdrag betreffende de overdracht van strafvervolging (EVOS), de zaak behandeld dient te worden alsof het een volledig Nederlands strafrechtelijk onderzoek is geweest. Dit houdt in dat ook de vrijheidsbeneming in de verzoekende staat in aanmerking moet worden genomen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verzoeker, die in Duitsland 21,5 uur in hechtenis heeft gezeten, naar Nederlandse maatstaven in verzekering zou zijn gesteld. Hierdoor heeft de verzoeker recht op schadevergoeding voor de tijd die hij ten onrechte in detentie heeft doorgebracht. De rechtbank heeft het verzoek ontvankelijk verklaard en op basis van billijkheid een schadevergoeding van € 105,00 toegekend, te betalen door de Staat. De beslissing is genomen door mr. E.C.M. Bouman, rechter, in aanwezigheid van mr. S. van Holsteijn, griffier.