ECLI:NL:RBDHA:2018:4862
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot Dublin-overdracht
In deze zaak heeft de verzoeker, een vreemdeling, beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat op 27 maart 2018 is genomen. De verzoeker heeft verzocht om een voorlopige voorziening om te voorkomen dat hij zou worden overgedragen aan Duitsland in het kader van de Dublin-regeling, voordat er op zijn beroep was beslist. De zitting vond plaats op 12 april 2018, maar de verzoeker is niet verschenen, ondanks dat hij zich had afgemeld. De staatssecretaris was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
De voorzieningenrechter heeft op 19 april 2018 uitspraak gedaan. In de overwegingen van de uitspraak werd vermeld dat het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen. Dit was het gevolg van een eerdere uitspraak met nummer NL18.6228, waarin op het beroep van de verzoeker was beslist. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De beslissing werd openbaar uitgesproken en een afschrift werd verzonden aan de betrokken partijen.
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open, wat betekent dat de beslissing van de voorzieningenrechter definitief is. De zaak betreft bestuursrecht en vreemdelingenrecht, en is behandeld door de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg.