ECLI:NL:RBDHA:2018:4861

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 april 2018
Publicatiedatum
24 april 2018
Zaaknummer
NL18.6087
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit staatssecretaris van Justitie en Veiligheid inzake asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel

In deze zaak heeft eiser, een Guinese nationaliteit, beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 27 maart 2018, waarin zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel niet in behandeling werd genomen. De zitting vond plaats op 12 april 2018, waar eiser werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, mr. N. Vollebergh, en de staatssecretaris door mr. P.M.W. Jans. Eiser heeft in zijn beroep aangevoerd dat Italië, waar hij van 25 juli 2017 tot 21 februari 2018 verbleef, niet kan worden beschouwd als een veilig land voor asielzoekers, omdat hij daar medische zorg is onthouden. Hij verwijst naar rapporten die de situatie van asielzoekers in Italië beschrijven en naar het arrest Tarakhel van het EHRM, waarin wordt gesteld dat kwetsbare personen bijzondere aandacht verdienen.

De rechtbank overweegt dat de staatssecretaris op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag aannemen dat Italië zijn verdragsverplichtingen nakomt. De rechtbank stelt vast dat de rapporten waar eiser naar verwijst geen voldoende bewijs leveren dat de situatie voor asielzoekers in Italië zo verslechterd is dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel niet meer kan worden toegepast. Eiser heeft niet aangetoond dat hij als bijzonder kwetsbaar moet worden beschouwd, en zijn klachten zijn niet met bewijsstukken onderbouwd. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is gedaan door mr. P.M. van Dijk-de Keuning, rechter, en is openbaar uitgesproken op 13 april 2018. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: NL18.6087
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 13 april 2018 in de zaak tussen

[naam] , eiser,

gemachtigde: mr. N. Vollebergh,
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

gemachtigde: mr. P.M.W. Jans.

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 27 maart 2018 (bestreden besluit).
De behandeling van het beroep ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 april 2018. Eiser is verschenen bij gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Ter zitting is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [geboortedatum] en van Guinese nationaliteit. Op 2 oktober 2015 heeft eiser Guinee verlaten. Van 25 juli 2017 tot 21 februari 2018 verbleef hij in Italië. Op 28 februari 2018 heeft eiser in Nederland gevraagd om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd.
2. Verweerder heeft de aanvraag niet in behandeling genomen op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw), omdat Italië daarvoor verantwoordelijk wordt geacht. Met Italië is op 21 maart 2018 een claimakkoord tot stand gekomen op grond van artikel 18, eerste lid, aanhef en onder b, van de Verordening (EU) nr. 604/2013 (hierna: de Dublinverordening), nadat uit Eurodac is gebleken dat eiser op 3 augustus 2017 in Italië heeft gevraagd om verlening van een asielvergunning.
3. Eiser heeft daartegen aangevoerd dat ten aanzien van Italië niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Aan eiser is in Italië medische zorg onthouden, terwijl hij kampt(e) met pijnklachten aan zijn gebit en buikpijn. Verwezen wordt naar het Country Report: Italy (2017 Update) van Asylum Information Database (hierna: AIDA) van 21 maart 2018, pagina 95 en 96 en het rapport Out of Sight van Artsen zonder grenzen van 8 februari 2018. Daaruit blijkt dat voor vreemdelingen in Italië spoedopnames de enige manier worden om toegang tot gezondheidszorg te krijgen. Verder wordt een beroep gedaan op het arrest van het EHRM van 4 november 2014, Tarakhel tegen Zwitserland (ECLI:CE:ECHR:2014:1104JUD002921712) (hierna: het arrest Tarakhel) vanwege de medische omstandigheden van eiser.
De rechtbank overweegt als volgt.
4. Uitgangspunt is dat verweerder er op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel van mag uitgaan dat - in dit geval - Italië zijn verdragsverplichtingen zal nakomen en dat het aan eiser is om aannemelijk te maken dat dit anders is. Verweerder stelt zich onder verwijzing naar onder andere de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 10 augustus 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:2278) terecht op het standpunt dat, hoewel in Italië de algemene situatie en leefomstandigheden van asielzoekers bepaalde tekortkomingen kennen, geen sprake is van aan het systeem gerelateerde tekortkomingen op grond waarvan ten aanzien van Italië niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Uit meer recente uitspraken van de Afdeling, bijvoorbeeld van 16 januari 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:73) en 7 april 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:971), blijkt niet dat dit uitgangspunt niet langer geldt. De rapporten waarnaar eiser verwijst bieden geen aanknopingspunten voor het oordeel dat de algemene situatie en leefomstandigheden van asielzoekers zodanig zijn verslechterd ten opzichte van de situatie in de perioden die in voormelde uitspraken aan de orde waren, dat niet langer van die jurisprudentie kan worden uitgegaan. De grond faalt.
5. Ten aanzien van het beroep op het arrest Tarakhel overweegt de rechtbank als volgt. Verweerder mag er op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel van uitgaan dat eiser in Italië zonodig medische zorg zal krijgen. Hoewel de medische situatie van een vreemdeling ertoe zou kunnen leiden dat die persoon als bijzonder kwetsbaar in de zin van het arrest Tarakhel aangemerkt dient te worden, heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat hij als bijzonder kwetsbaar persoon moet worden beschouwd reeds omdat de gestelde klachten niet met stukken zijn onderbouwd. Niet aannemelijk is dat eiser, zonder het verkrijgen van aanvullende garanties, in Italië geen adequate zorg- en opvangvoorzieningen zal krijgen. Deze grond faalt eveneens.
6. Geconcludeerd wordt dat het beroep ongegrond is. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.M. van Dijk-de Keuning, rechter, in tegenwoordigheid van mr. J. Loonstra, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 13 april 2018.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen één week na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.