ECLI:NL:RBDHA:2018:4829
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en Dublinverordening: Verantwoordelijkheid Italië voor behandeling
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 april 2018 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser. Eiser had op 13 januari 2018 een asielaanvraag ingediend in Nederland, maar de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag niet in behandeling genomen. De reden hiervoor was dat Italië verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 19 april 2018 is eiser verschenen, terwijl de verweerder zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft overwogen dat uit Eurodac blijkt dat eiser eerder asielaanvragen heeft ingediend in Italië, Oostenrijk en Duitsland. De Italiaanse autoriteiten hebben op een verzoek van de Nederlandse autoriteiten om eiser terug te nemen niet gereageerd, wat heeft geleid tot een fictief claimakkoord.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat Italië zijn verdragsverplichtingen niet zal nakomen. De rechtbank verwijst naar uitspraken van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens, waaruit blijkt dat de situatie in het Italiaanse opvangsysteem niet zodanig is dat overdracht aan Italië in strijd is met artikel 3 van het EVRM. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die maken dat de overdracht van eiser aan Italië onevenredige hardheid zou opleveren. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.