ECLI:NL:RBDHA:2018:4811

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 april 2018
Publicatiedatum
24 april 2018
Zaaknummer
09/767010-17
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Grote schaal oplichting en witwassen door verdachte met valse hoedanigheden en identiteiten

Op 24 april 2018 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 43-jarige man uit Den Haag, die zich gedurende vijf jaar schuldig heeft gemaakt aan oplichting en witwassen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden. De verdachte had zich voorgedaan als vertegenwoordiger van verschillende bedrijven en had op grote schaal boeken en business cards besteld zonder deze te betalen. Hij maakte gebruik van valse namen en identiteiten, en wist op deze manier toegang te krijgen tot de bankrekeningen en administraties van de bedrijven. De verdachte heeft in totaal voor meer dan € 250.000,- aan schade veroorzaakt bij verschillende benadeelden, waaronder uitgeverijen en een bank. De rechtbank oordeelde dat de verdachte met zijn handelen niet alleen de benadeelden, maar ook het vertrouwen in het handelsverkeer heeft geschaad. De verdachte heeft geen inzicht getoond in zijn handelen en heeft eerder al veroordelingen voor soortgelijke feiten op zijn naam staan. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen gedeeltelijk toegewezen en de verdachte verplicht tot schadevergoeding.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/767010-17
Datum uitspraak: 24 april 2018
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1974 te [geboorteplaats] ,
thans preventief gehecht in de penitentiaire inrichting ‘Krimpen aan den IJssel’ te Krimpen aan den IJssel.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ten terechtzittingen van 17 januari 2018 (pro forma) en 10 april 2018 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. R.J. Boswijk en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. S.V. Ramdihal naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting van 10 april 2018 - ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 januari
2015 tot en met 31 januari 2015 te Amsterdam, althans in Nederland, (telkens)
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens)
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of
door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van
verdichtsels, [bank] heeft bewogen tot de afgifte van een
geldbedrag van in totaal EUR 25.000, hebbende verdachte en/of zijn
mededader(s) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - (telkens)
valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- namens [bedrijfsnaam 1] een incassocontract bij [bank] afgesloten en/of
- zich voorgedaan als vertegenwoordiger/gerechtigde van [bedrijfsnaam 1] en/of
(in die hoedanigheid) als bonafide incasseerder en/of
- in strijd met de waarheid doen voorkomen alsof [bedrijfsnaam 1] een vordering
had op [verdachte] door een incasso-opdracht te geven aan de [bank] in
opdracht en ten gunste van [bedrijfsnaam 1]
waardoor voornoemde (rechts)personen (telkens) werd(en) bewogen tot
bovenomschreven afgifte(s);
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op één of meerdere tijdstippen in de periode van 01 januari 2015 tot en
met 16 oktober 2017 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in
vereniging met één of meer anderen, althans alleen, van één of meer
geldbedrag(en) (te weten een bedrag van EUR 25.000) de herkomst en/of de
werkelijke aard heeft verhuld danwel heeft verhuld wie de rechthebbende was op
die/dat geldbedrag(en) en/of dit/deze geldbedrag(en) heeft verworven,
voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen of omgezet, terwijl hij wist,
althans redelijkerwijs moest vermoeden dat deze afkomstig was/waren van enig
misdrijf;
2.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 november
2012 tot en met 31 november 2014 te Amsterdam en/of Utrecht en/of Alphen aan
den Rijn en/of Groningen en/of Culemborg en/of elders in Nederland,
meermalen, althans eenmaal, (telkens) tezamen en in vereniging met een of
meer rechtsperso(o)n(en) althans alleen, (telkens) met het oogmerk om zich of
een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse naam
of van een valse hoedanigheid, hetzij door listige kunstgrepen, hetzij door
een samenweefsel van verdichtsels, (telkens)
a. a) [benadeelde ] en/of
b) [benadeelde ] Uitgevers en/of
c) [benadeelde ] en/of
d) [benadeelde ]
heeft bewogen tot de afgifte van
a. a) 187 boeken (tot een bedrag van EUR 6.764,43) en/of
b) 428 boeken (tot een bedrag van EUR 25.025,96) en/of
c) 57 boeken (tot een bedrag van EUR 6237,19) en/of
d) 72 boeken (tot een bedrag van EUR 4173,80)
hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) met vorenomschreven oogmerk -
zakelijk weergegeven - (telkens)
valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- zich voorgedaan als (gemachtigde van) [bedrijfsnaam 2] en/of [bedrijfsnaam 3]
en/of [bedrijfsnaam 4] en/of [bedrijfsnaam 1] en/of [bedrijfsnaam 5]
en/of [bedrijfsnaam 6] en/of [bedrijfsnaam 7] en/of
[bedrijfsnaam 8] en/of [bedrijfsnaam 9] en/of [bedrijfsnaam 10] en/of (daarbij)
- gebruik te maken van een (valse) naam en/of contactpersoon (te weten
waaronder [naam] en/of [naam] en/of [naam] en/of [naam] en/of [naam]
) en/of
- op naam van die rechtsperso(o)n(en) een of meer boeken te bestellen /of
(daarbij)
- zich (op die wijze) voor te doen als bonafide bedrijf en/of koper,
waardoor bovengenoemde (rechts)pers-onen (telkens) werden bewogen tot
bovenomschreven afgifte;
en/of
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 september
2013 tot en met 31 november 2014 te Culemborg en/of Amsterdam en/of Groningen
en/of Alphen aan den Rijn en/of Den Haag en/of Rotterdam en/of Capelle aan den
IJssel en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer
ander(e) (rechts)pers(o)on(en), althans alleen, een beroep of een gewoonte
heeft gemaakt van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige
betaling zich en/of (een) ander(en) de beschikking over die goederen te
verzekeren, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s), telkens met voormeld
oogmerk, de navolgende goederen (online) besteld/gekocht, te weten een grote
hoeveelheid boeken:
bij het [benadeelde ]
- in de periode van 26 september 2013 tot en met 15 november 2013 op naam van
[bedrijfsnaam 2] (met een waarde tot een bedrag van EUR 2.122,84) en/of
- in de periode van 01 februari 2014 tot en met 31 mei 2014 op naam van [naam]
[bedrijfsnaam 3] (met een waarde tot een bedrag van EUR 1.233,12) en/of
- in de periode van 01 november 2013 tot en met 31 april 2014 op naam van [bedrijfsnaam 4]
(met een waarde tot een bedrag van EUR 560,53) en/of
- in de periode van 01 september 2014 tot en met 31 november 2014 op naam van
[bedrijfsnaam 1] (met een waarde tot een bedrag van EUR 1.643,42) en/of
- in de periode van 01 september 2014 tot en met 31 november 2014 op naam van
[bedrijfsnaam 5] (met een waarde tot een bedrag van EUR 2.139,73) en/of
bij [benadeelde ] Uitgevers
- in de periode van 01 september 2013 tot en met 31 oktober 2013 op naam van
[bedrijfsnaam 2] (met een waarde tot een bedrag van EUR 25.025,96) en/of
bij [benadeelde ]
- in de periode van 01 november 2012 tot en met 19 augustus 2014 op naam van
[bedrijfsnaam 6] en/of [bedrijfsnaam 7] en/of [bedrijfsnaam 8]
en/of [bedrijfsnaam 5] en/of [bedrijfsnaam 10] en/of [bedrijfsnaam 9]
(met een waarde tot een bedrag van EUR 5.941,22) en/of
bij [benadeelde ]
- in de periode van 01 oktober 2013 tot en met 31 november 2013 op naam van [bedrijfsnaam 2]
(met een waarde tot een bedrag van EUR 4.173,80);
waardoor bovengenoemde (rechts)personen (telkens) werden bewogen tot
bovenomschreven afgifte;
en/of
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 november
2012 tot en met 31 november 2014 te Amsterdam en/of Rotterdam en/of Den Haag
en/of Capelle aan den IJssel en/of elders in Nederland tezamen en in
vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen althans eenmaal,
a. a) 187 boeken (tot een bedrag van EUR 6.764,43) en/of
b) 428 boeken (tot een bedrag van EUR 25.025,96) en/of
c) 57 boeken (tot een bedrag van EUR 6.237,19) en/of
d) 72 boeken (tot een bedrag van EUR 4.173,80)
althans een of meer boek(en) (tot een totaal van 744) heeft verworven,
voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij/zij en zijn/haar mededader(s)
ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en)
dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
3.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 20 januari
2014 tot en met 31 oktober 2016 te Amsterdam en/of Utrecht en/of elders in
Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) tezamen en in vereniging met
een of meer ander(e) (rechts)pers(o)on(en), althans alleen, (telkens) met het
oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen
van een valse naam of van een valse hoedanigheid, hetzij door listige
kunstgrepen, hetzij door een samenweefsel van verdichtsels, (telkens)
[bedrijf]
en/of [bedrijf]heeft bewogen tot de afgifte van 653, althans een
of meer businesscard(s), door
- zich voor te doen als (gemachtigde van) [bedrijfsnaam 11] en/of [bedrijfsnaam 2]
en/of [bedrijfsnaam 5] en/of [bedrijfsnaam 1] en/of (daarbij)
- gebruik te maken van een valse naam (als contactpersoon en/of
ondertekenaar), te weten [naam] en/of [naam] en/of [naam] en/of
[naam] en/of [naam] en/of [naam] en/of (vervolgens)
- op naam van [bedrijfsnaam 11] en/of [bedrijfsnaam 2] en/of [bedrijfsnaam 5]
en/of [bedrijfsnaam 1] een of meer businesscard(s) te bestellen en/of (daarbij)
- een bankrekening te openen/gebruiken op naam van die/een
rechtsperso(o)n(en) ten behoeve van de betaling van die businesscards en/of
- zich (op die wijze) voor te doen als bonafide bedrijf en/of koper,
waardoor (een medewerker(s) van) de [bedrijf]
en/of [bedrijf](telkens) werden bewogen tot bovenomschreven afgifte;
4.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 januari
2014 tot en met 21 maart 2017 te Amsterdam en/of Almere en/of in Nederland,
meermalen, althans eenmaal, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander
of andere (rechts)pers(o)on(en), althans alleen, (telkens) met het oogmerk om
zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een
valse naam of van een valse hoedanigheid, hetzij door listige kunstgrepen,
hetzij door een samenweefsel van verdichtsels, [bedrijf]
(telkens) heeft bewogen tot de afgifte van een auto,
heeft/ hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) met vorenomschreven oogmerk
- zakelijk weergegeven - (telkens) valselijk en/of listiglijk en/of
bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- zich voorgedaan als (gemachtigde van) [bedrijfsnaam 2] en/of [bedrijfsnaam 11]
en/of [bedrijfsnaam 12] en/of (daarbij)
- gebruik te maken van een (valse) naam te weten [naam] en/of
[naam] en/of [naam] en/of
- ( telkens) te verzwijgen dat de auto's door hem, verdachte, zouden worden
doorverhuurd aan/ter beschikking worden gesteld aan anderen (derden) en/of
- voor te doen dat de maandelijkse lasten (telkens) zouden worden voldaan,
waardoor bovengenoemde (rechts)personen (telkens) werden bewogen tot
bovenomschreven afgifte;
5.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van
01 januari 2013tot en
met 16 oktober 2017 te Amsterdam en/of Rotterdam en/of Den Haag
en/of Capelle aan den IJssel en/of Utrecht en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer (rechts)pers(o)on(en), althans
alleen, (telkens) (een) voorwerp(en) te weten een (grote hoeveelheid) boek(en)
en/of (een) auto('s) en/of (een) geldbedrag(en) heeft verworven, voorhanden
gehad, overgedragen en/of omgezet en/of van voorwerpen gebruik heeft gemaakt,
door
- een grote hoeveelheid boeken te gelde te maken door deze boeken te verkopen
via [website] (tot een bedrag van EUR 76.299,76) en/of
- een hoeveelheid auto's te gelde te maken door deze (via [bedrijf] ) te
verhuren aan (een) ander(en) (tot een bedrag van EUR 4.976,04)
terwijl hij/zij wist dat die/dat voorwerp(en) geheel of gedeeltelijk, -
onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf,
en hij/zij aldus van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt;
6.
hij in of omstreeks de periode van 06 mei 2015 tot en met 16 oktober 2017 te
Amsterdam en/of elders in Nederland, opzettelijk een geldbedrag van EUR 7.000,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan (de erven van) [benadeelde.]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk(e)
goed(eren) verdachte anders dan door misdrijf, te weten door (mondelinge)
overeenkomst, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.

3.De geldigheid van de dagvaarding

3.1
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het onderdeel “(een) geldbedrag(en)”, in het onder 5 ten laste gelegde feit, niet nader is gespecificeerd en dus onduidelijk is. De verdachte kan zich hier niet tegen verdedigen. De dagvaarding dient dan ook nietig te worden verklaard op dit onderdeel, aldus de verdediging.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat de tenlastelegging voldoende feitelijk is en dat uit het dossier volstrekt helder naar voren komt over welke bedragen het gaat.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank ziet geen aanleiding om de dagvaarding voor dit onderdeel nietig te verklaren. Gelet op de samenhang met het dossier moet het voor de verdediging volstrekt helder zijn waar dit onderdeel van de tenlastelegging betrekking op heeft. Immers, uit het vervolg van de tenlastelegging onder 5 blijkt dat de verdachte wordt verweten dat hij boeken en auto’s
te geldeheeft gemaakt, waardoor hij dus geldbedragen voorhanden zou hebben gekregen. Uit het dossier is vervolgens duidelijk af te leiden om welke bedragen het gaat. Overigens heeft de verdachte er ter terechtzitting ook blijk van gegeven te begrijpen wat hem, ook op dit punt, ten laste was gelegd.

4.Beoordeling van de tenlastelegging

4.1
Inleiding
Kort en feitelijk weergegeven komt de tenlastelegging erop neer dat de verdachte wordt verweten dat hij zonder daartoe gerechtigd te zijn en met gebruikmaking van valse namen op naam van verschillende bedrijven, waaronder [bedrijfsnaam 5] , [bedrijfsnaam 1] , [bedrijfsnaam 11] en [bedrijfsnaam 2] (en [bedrijfsnaam 2] ), op grote schaal andere bedrijven heeft opgelicht. Hierbij zou het gaan om het bestellen van een groot aantal [bedrijf] Business Cards zonder de rekeningen achteraf te voldoen, om het op grote schaal bestellen van boeken bij verschillende uitgeverijen zonder deze te betalen, het doorverhuren van geleasede auto’s en het onverplicht laten overmaken van een geldbedrag door de [bank] (feiten 1, 2, 3 en 4). Voorts zou hij de - uit misdrijf afkomstige - boeken en auto’s te gelde hebben gemaakt (feit 5). Tot slot wordt de verdachte verweten dat hij een bedrag van 7000 euro dat
[benadeelde.] , die de verdachte zou hebben ingehuurd om een aantal zaken met betrekking tot de nalatenschap van zijn vader te regelen, aan de verdachte zou hebben overgemaakt heeft verduisterd (feit 6).
Gelet op de ontkenning van de verdachte dat hij zich aan deze feiten heeft schuldig gemaakt, ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld of de verdachte deze feiten heeft begaan.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft - zo begrijpt de rechtbank - gerekwireerd tot bewezenverklaring van feit 1 primair, feit 2 eerste cumulatief/alternatief en de feiten 3, 4, 5 en 6. Volgens de officier van justitie heeft de verdachte daarbij steeds alleen gehandeld en is er bij de verschillende feiten geen sprake van medeplegen. Op zijn specifieke standpunten zal – voor zover relevant – hierna nader worden ingegaan.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft integrale vrijspraak van de ten laste gelegde feiten bepleit. In het algemeen is hierbij het standpunt ingenomen dat de verdachte geen verdere bemoeienis met de bedrijven, namens wie die de oplichtingen zouden zijn gepleegd, heeft gehad dan dat hij enkele administratieve diensten heeft verricht. Hij was niet degene die namens deze bedrijven handelde, noch had hij de beschikking over de bankrekeningen van deze bedrijven. Er is bij veel van de feiten sprake van een civiele kwestie: het niet betalen van facturen. De betalingsverplichting ligt bij de bedrijven en niet bij de verdachte. Daarbij stelt de verdachte dat hij door ene [naam] zou zijn afgeperst en dat deze de beschikking had over emailadressen in gebruik bij de verdachte en dat deze persoon ook over zijn bankrekening kon beschikken. Op verdere specifieke standpunten van de verdediging zal – voor zover relevant – hierna nader worden ingegaan.
4.4
Oordeel van de rechtbank [1]
4.4.1
Inleiding
De rechtbank zal hierna eerst vaststellen of en zo ja op welke wijze de verdachte betrokken is geweest bij de verschillende bedrijven namens wie de oplichtingen zouden zijn gepleegd. Voorts zal het verweer van de verdachte aangaande [naam] worden besproken. Daarna zal de rechtbank, nu het onderzoek naar de verdachte daarmee is begonnen, een oordeel geven omtrent feit 3, waarna de andere feiten zullen worden beoordeeld.
4.4.2
[bedrijfsnaam 5] , [bedrijfsnaam 1] , [bedrijfsnaam 2] en [bedrijfsnaam 2] en [bedrijfsnaam 11] .
[bedrijfsnaam 5]
Vanaf 4 mei 2010 was [betrokkene 1] enig aandeelhouder van [bedrijfsnaam 5] (hierna ook: [bedrijfsnaam 5] ). Vanaf 1 januari 2014 tot en met 3 maart 2014 was [naam] enig aandeelhouder en per 3 maart 2014 was [betrokkene 3] enig aandeelhouder. [2]
Verklaring [betrokkene 1] , vorige eigenaar [bedrijfsnaam 5]
[betrokkene 1] heeft verklaard dat hij [bedrijfsnaam 5] in 2008 heeft opgericht met een zakenpartner. Sinds 2010 stond het bedrijf alleen op zijn naam. Op 1 januari 2014 kwam er een andere bestuurder, [betrokkene 2] , en op 3 maart 2014 was de aandelenoverdracht.
Op een dag kreeg [betrokkene 1] een brief, ondertekend door ‘ [naam] ’ van de [bedrijfsnaam 10] , die aanbood advies te geven. [naam] had hem voorgesteld aan [betrokkene 2] , die het bedrijf wel wilde overnemen, samen met iemand anders. Dit bleek [betrokkene 3] te zijn. Bachan had dit begeleid. Hij herkent de foto van de verdachte als de man die hij kent als [naam] . [3]
Verklaring [betrokkene 2] , voormalig aandeelhouder [bedrijfsnaam 5]
[betrokkene 2] heeft verklaard dat hij door een collega die zag dat hij het moeilijk had in contact was gebracht met ‘ [verdachte] ’. Deze kwam met het idee om een schildersbedrijf op te richten. [verdachte] zou dit bedrijf op naam van [betrokkene 2] zetten en [betrokkene 2] zou dan klussen verrichten. Het eerste contact was in 2012 of 2013. Af en toe belde [verdachte] en dat spraken ze af bij station Den Haag Hollands Spoor. Hij moest dan een papiertje tekenen. Hij heeft deze [verdachte] ook zijn identiteitskaart gegeven. Hierna hoorde hij niets meer van hem. Hij heeft vaker handtekeningen voor [verdachte] gezet. Deze zei dan dat het voor het schildersbedrijf was. Het ging op dat moment erg slecht met [betrokkene 2] . Hij was meer bezig met zijn dochter en met haar uithuisplaatsing. [betrokkene 2] herkent de politiefoto van de verdachte als de man die hij kent als [verdachte] . [bedrijfsnaam 5] kent hij niet. Hij heeft nooit iets voor dit bedrijf gedaan. Hij weet niet hoe zijn naam op de aandelenoverdracht is gekomen. [betrokkene 2] heeft geen vaste woonplek en krijgt een daklozenuitkering. [4]
Verklaring [betrokkene 3] , aandeelhouder van [bedrijfsnaam 5]
In zijn verhoor op 8 december 2015 heeft [betrokkene 3] verklaard dat anderhalf jaar geleden een Surinaamse man hem had gevraagd om samen te gaan werken in het bedrijf [bedrijfsnaam 5] . Ze zouden daar chrysanten gaan kweken. De man zei dat hij belastingadviseur was. Zijn naam is [naam] ’. [naam] had tegen hem gezegd dat hij de firma moest overnemen en dat ze daar geld mee zouden verdienen. Later bleek echter dat het bedrijf ca. € 750.000,- aan schulden had. [5] [betrokkene 3] heeft de verdachte op een politiefoto herkend als [naam] . [6] Op 19 februari 2016 heeft [betrokkene 3] nog verklaard dat hij een visitekaartje heeft gekregen van [naam] toen hij bij [naam] op kantoor was aan de [adres] te Den Haag met hierop de tekst: ‘ [bedrijfsnaam 10] Mr. [naam] , [adres] Den Haag, T. [telefoonnummer] E. [e-mailadres] ’. [betrokkene 3] werkt als betonvlechter. [7]
Ook bij de rechter-commissaris heeft [betrokkene 3] verklaard dat hij [verdachte] in 2013 of 2014 heeft leren kennen en dacht dat hij [naam] heette. Hij had al zijn documenten aan [verdachte] gegeven, waaronder zijn identiteitskaart. [naam] had namelijk gezegd dat hij accountant of boekhouder was. Het zou om één bedrijf gaan, maar later heeft hij tien of elf bedrijven op naam van [betrokkene 3] gezet. Op het adres [adres] te Capelle aan den IJssel was het kantoor van [verdachte] gevestigd. [8]
[bedrijfsnaam 1]
Sinds de oprichting van [bedrijfsnaam 1] (hierna ook: [bedrijfsnaam 1] ) was [naam] enig aandeelhouder. Sinds 7 augustus 2015 is [betrokkene 5] enig aandeelhouder. [9]
Verklaring van [naam] , oprichter [bedrijfsnaam 1]
[betrokkene 4] heeft verklaard dat hij in 2013 veel problemen had met de belastingdienst. Hij is toen via-via in contact gekomen met [verdachte] . [verdachte] presenteerde zich als fiscaal jurist en vertelde hem dat hij hem wel zou kunnen helpen, maar dan moest dat wel op zíjn manier en niet anders. Een tijd lang gebeurde er toen niets. In 2014 is hij opnieuw naar [verdachte] gegaan. Deze adviseerde hem om geen faillissement aan te vragen, zoals hij wel van plan was. [verdachte] vertelde hem dat hij alles zou regelen. Hij zou het bedrijf overnemen, zodat [betrokkene 4] van de schulden bij de belastingdienst af zou zijn. [betrokkene 4] heeft [verdachte] toen zijn codes voor het internetbankieren en ook de betaalpas met de pincode gegeven. Dat was in ieder geval nog vóór augustus 2014. Vanaf dat moment had [betrokkene 4] geen toegang meer tot de bankrekening. Hij kon zelf ook niet meer inloggen, want [verdachte] had de codes veranderd. Ook heeft [betrokkene 4] verklaard dat hij een formulier met een logo van [bank] erop moest ondertekenen, maar dat ging allemaal heel snel. Hij weet niet meer precies waar dat formulier betrekking op had. [10]
Verklaring [betrokkene 5]
heeft verklaard dat [verdachte] die zichzelf ook [naam] noemt, zijn voormalig boekhouder is. [betrokkene 5] heeft [bedrijfsnaam 1] tijdelijk op zijn naam gezet op verzoek van [verdachte] . [verdachte] had gevraagd of hij iemand wilde helpen die in de financiële problemen zat. Hij wilde hem wel helpen en daarom vond [betrokkene 5] dit geen probleem. [verdachte] zou de administratie gaan doen. [betrokkene 5] leeft van een WIA-uitkering. [11]
Uit de onder de verdachte in beslag genomen laptop blijkt dat vanaf deze laptop gebruik is gemaakt van het mailadres [e-mailadres] . Ook werd op de laptop een salarisspecificatie aangetroffen van [bedrijfsnaam 1] bestemd voor [verdachte] , waaruit blijkt dat [verdachte] in ieder geval in de periode van week 17 tot en met week 20 (i.e. eind april, begin mei) van 2015 loon heeft ontvangen van [bedrijfsnaam 1] . [12] Op de telefoon van de verdachte werden bovendien WhatsApp-gesprekken aangetroffen met ‘ [betrokkene 4] ’ waarin wordt overlegd over het failliet laten verklaren van [bedrijfsnaam 1] . [13]
[bedrijfsnaam 2] en [bedrijfsnaam 2]
Sinds 23 september 2013 was [betrokkene 2] enig aandeelhouder van [bedrijfsnaam 2] [14]
Verklaring [betrokkene 6]
Muzaffer [betrokkene 6] heeft verklaard dat hij het bedrijf [bedrijfsnaam 2] , dat hetzelfde is als [bedrijfsnaam 2] (hierna ook: [bedrijfsnaam 2] ) in 2010 heeft overgedragen aan ‘ [naam] Bochan’ of ‘Bochum’. [naam] was zijn oude boekhouder. In 2013 heeft [naam] ook [bedrijfsnaam 2] overgenomen. De eerste keer dat [betrokkene 6] kennis maakte met [naam] zei hij dat hij belastingadviseur was. Hij bood aan de boekhouding te doen. Op die manier heeft hij toegang gekregen tot de administratie. [betrokkene 6] kan geen Nederlands lezen en schrijven en kan niet met computers omgaan. In 2013 heeft [betrokkene 6] ook de bankrekening van [bedrijfsnaam 2] overgedragen aan [naam] . [bedrijfsnaam 2] was gevestigd aan de [adres] . [naam] heeft kantoor aan de [adres] te Capelle aan den IJssel. [15] heeft een politiefoto van de verdachte herkend als de man die hij kent als [naam] . [16]
Verklaring [betrokkene 2]
heeft verklaard dat hij het bedrijf [bedrijfsnaam 2] niet kent. [17]
[bedrijfsnaam 11] .
Sinds 11 augustus 2009 is [naam] enig aandeelhouder en bestuurder van [bedrijfsnaam 11] . (hierna ook: [bedrijfsnaam 11] ). Sinds 21 november 2016 is [betrokkene 8] tevens bestuurder. [18]
Verklaring [betrokkene 8]
heeft verklaard dat [verdachte] in de laatste periode betrokken was bij [bedrijfsnaam 11] om de administratie te doen. Het was de bedoeling dat [verdachte] zou helpen aan een goedkopere huur en dat hij de belastingaangiftes zou gaan doen. Het was totaal niet de bedoeling dat hij zich met het bedrijf ging bemoeien en op eigen initiatief zaken zou gaan regelen. [verdachte] heeft alleen toegang gekregen tot het e-mailadres [e-mailadres] . Dit was puur om hun belangen te behartigen voor de belastingen. [19]
Verklaring [betrokkene 7]
heeft verklaard dat zij, toen ze kantoor hadden aan de [adres] te Capelle aan den IJssel, in contact zijn gekomen met [verdachte] . Hij huurde daar ook een ruimte. Zij hebben [verdachte] toen benaderd om de administratie voor [bedrijfsnaam 11] te doen, omdat het voor haar en haar man teveel werd. [20]
Tussenconclusie
De rechtbank overweegt dat al deze verklaringen van de verschillende eigenaren/bestuurders van bovenvermelde bedrijven in grote lijnen met elkaar overeenstemmen voor zover het de betrokkenheid van de verdachte betreft. Allen verklaren dat de verdachte hun heeft aangeboden om de boekhouding of belastingaangifte te doen, waardoor hij vervolgens toegang heeft gekregen tot de administratie en de bankrekeningen van die bedrijven. Ook komt uit meerdere verklaringen naar voren dat de verdachte ervoor heeft gezorgd dat bij verschillende bedrijven door hem ingeschakelde personen, te weten [betrokkene 2] , [betrokkene 3] en [betrokkene 5] , aandeelhouder of bestuurder werden, terwijl deze personen vervolgens zelf geen enkele feitelijke betrokkenheid bij die bedrijven hebben gehad. De rechtbank heeft, anders dan door de verdediging is betoogd, geen enkele reden om te twijfelen aan de verklaringen van [betrokkene 2] , [betrokkene 3] en [betrokkene 5] . Hun verklaringen komen immers in de kern overeen als het gaat om de rol van de verdachte en bovendien is het verre van aannemelijk dat deze heren, gelet op het feit dat [betrokkene 2] en [betrokkene 5] leven van een uitkering en [betrokkene 3] werkt als betonvlechter, daadwerkelijke inhoudelijke bemoeienis hebben gehad met deze bedrijven. Ook uit de WhatsApp gesprekken met ‘ [betrokkene 4] ’ (de rechtbank begrijpt: [betrokkene 4] ) van [bedrijfsnaam 1] volgt dat de verdachte behoorlijk wat invloed had binnen [bedrijfsnaam 1] en derhalve niet, zoals hij zelf zegt, enkel wat deed in de administratie.
Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat de verdachte verregaande bemoeienis heeft gehad in deze bedrijven en dat hij kon beschikken over de emailadressen, administratie en bankrekeningen van deze bedrijven. Eveneens volgt uit de verschillende verklaringen dat de verdachte gebruik maakte van de naam “ [naam] ”. Dat deze naam door [betrokkene 6] zou zijn bedacht en de verdachte deze naam zelf niet gebruikte, zoals de verdachte heeft verklaard, is op geen enkele wijze aannemelijk geworden. Integendeel, uit voorgaande volgt dat de verdachte gebruikmaakte van een visitekaartje met daarop de naam [naam] en dat hij deze naam ook gebruikte bij bedrijven waar [betrokkene 6] geen enkele betrokkenheid bij heeft gehad.
4.4.3
[naam]
Ten aanzien van het verweer van de verdachte dat hij werd afgeperst door [naam] , aan wie hij ook zijn DigiD-gegevens zou hebben moeten afstaan, overweegt de rechtbank als volgt. Deze verklaring is op geen enkele manier aannemelijk geworden en wordt evenmin door enig ander objectief bewijsmiddel ondersteund. Ter terechtzitting van 10 april 2018 kon de verdachte desgevraagd geen details geven over de wijze waarop hij zou zijn afgeperst en hoe een en ander in zijn werk zou zijn gegaan. Dit maakt dat de verklaring van de verdachte op dit punt als volstrekt ongeloofwaardig terzijde kan worden geschoven.
De rechtbank gaat er daarentegen van uit dat [naam] een van de valse namen is die de verdachte heeft gebruikt en overweegt daartoe als volgt. Op naam van [naam] is een [bedrijf] Business Card besteld door [bedrijfsnaam 1] . Met die kaart is een heen- en terugreis naar Parijs gemaakt. Deze reis bleek te zijn gemaakt door de verdachte en [naam vriendin] (de vriendin van de verdachte [21] ). Ook werden met deze kaart verschillende reizen gemaakt naar en van het adres van [naam vriendin] . Voorts is er op deze Business Card een taxirit geboekt door ‘ [naam] ’. [22] Bij de aanvraag van Business Cards ten behoeve van [bedrijfsnaam 5] is voorts de naam [naam] genoemd met als adres een postbusnummer op naam van [bedrijfsnaam 2] Ook zijn er op naam van [bedrijfsnaam 11] auto’s geleased ten behoeve van [naam] . In de onder de verdachte in beslag genomen telefoon is een bevestiging voor een aanvraag van een huurauto op naam van [bedrijfsnaam 11] aangetroffen met de naam van [naam] als de berijder van die auto. Ten slotte heet de moeder van de verdachte [naam moeder]
[naam][naam moeder] . [23] Uit al deze feiten en omstandigheden – bezien in samenhang met hetgeen de rechtbank hiervoor heeft vastgesteld over de verregaande bemoeienis van de verdachte bij de genoemde bedrijven – leidt de rechtbank af dat het de verdachte is geweest die de naam [naam] heeft gebruikt.
4.4.4.
Feit 3 ( [bedrijf] Business Cards)
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft met betrekking tot feit 3 vrijspraak bepleit. De verdachte heeft nimmer Business Cards besteld en zo dit al wordt aangenomen zijn daarbij geen oplichtingsmiddelen gebruikt. De [bedrijf] is in elk geval niet door een oplichtingsmiddel bewogen tot afgifte van [bedrijf] Business Cards. Bovendien had de [bedrijf] als professionele partij moeten kunnen doorzien dat het hier om valse aanvragen ging, aldus de verdediging.
Bewijsmiddelen
Aangifte
[aangever] heeft op 23 maart 2015 namens [bedrijf] Reizigers (hierna: de [bedrijf] ) aangifte gedaan van oplichting. Hij heeft verklaard dat Alberto Stegeman voor het televisieprogramma Undercover in Nederland onderzoek heeft gedaan waaruit is gebleken dat op internet [bedrijf] Business Cards werden verkocht aan derden. [bedrijf] Business Cards worden door de [bedrijf] geleverd aan bedrijven en zijn bruikbaar voor het reizen met het openbaar vervoer en taxi’s, Greenwheels en OV-fiets. De Business Cards zelf zijn gratis, de met de Cards gemaakte reizen worden achteraf aan de desbetreffende bedrijven gefactureerd. Uit het onderzoek van Stegeman kwam naar voren dat de op internet aangeboden Business Cards waren aangevraagd en verstrekt aan [bedrijfsnaam 2] en [bedrijfsnaam 5] . Naar aanleiding van deze melding heeft de [bedrijf] in de boekhouding gekeken naar de betalingen van deze twee bedrijven. Gebleken is dat beide bedrijven een betalingsachterstand hadden en dat er al aanmaningen waren verstuurd. Door [bedrijfsnaam 2] zijn in de periode van 20 januari 2014 tot en met 16 april 2014 in totaal 143 [bedrijf] Business Cards besteld. Er zijn er uiteindelijk 141 geleverd. De contactpersoon alsmede het factuuradres is de heer ‘ [naam] ’, [adres] te Capelle aan den IJssel. Het totale bedrag dat [bedrijf] tegoed heeft van [bedrijfsnaam 2] is € 84.142,92. Door [bedrijfsnaam 2] is één keer een betaling gedaan van € 34,83 aan de [bedrijf] vanaf rekeningnummer [rekeningnummer] . [24]
[bedrijfsnaam 5] heeft in de periode van 20 juni 2014 tot en met 21 november 2014 in totaal 478 Business Cards besteld en geleverd gekregen. De contactpersoon alsmede het factuuradres is de heer [naam] , [adres] te Den Haag. Het totale bedrag dat de [bedrijf] tegoed heeft van [bedrijfsnaam 5] is € 134.549,89. [25]
Ook zijn er door [bedrijfsnaam 1] nog 28 tot aan 9 maart 2015 en door [bedrijfsnaam 11] tot aan 12 september 2016 nog 4 [bedrijf] Business Cards besteld, waarvan de facturen niet zijn betaald. [26]
[bedrijfsnaam 1]
Aan de [bedrijf] is bij het bestellen van de Business Cards op naam van [bedrijfsnaam 1] als contactpersoon [naam] opgegeven en als adres [adres] te Rotterdam. Op 9 maart 2015 is door de [bedrijf] naar het e-mailadres [e-mailadres] een activeringsmail gestuurd. Diezelfde dag werd een verificatiebetaling gedaan van € 0,01 vanaf het bankrekeningnummer [rekeningnummer] , het rekeningnummer van [verdachte] . [27]
In totaal waren er 32 kaarthouders, waaronder [betrokkene 5] , [verdachte] , dhr [naam vriendin] , mw. [naam vriendin] (de vriendin van de verdachte), [betrokkene 9] (over wier rekeningnummer de verdachte de beschikking had [28] ), [naam] en [naam] . [29]
[betrokkene 5] [30] , [betrokkene 9] [31] en [betrokkene 2] [32] hebben verklaard niets af te weten van Business Cards.
[benadeelde.] heeft verklaard dat hij op 24 juni 2015 op verzoek van ‘ [naam] ’ door een taxi bij zijn huisadres, de [adres] te Rotterdam, werd opgehaald en naar de [adres] te Amsterdam Zuidoost werd gereden. Daar heeft hij [naam] ontmoet bij [restaurant] aan de [adres] . [33] Om 18.00 uur is hij weer opgehaald door de taxi bij [restaurant] en naar zijn huisadres gebracht. [naam] had alles geregeld en [benadeelde.] hoefde niets te betalen. [34] Uit de factuurspecificatie van de [bedrijf] Business Card op naam van [naam] (die was besteld door [bedrijfsnaam 1] [35] ) blijkt dat met deze kaart op 24 juni 2015 om 14.41 uur is gereisd van de [adres] te Rotterdam naar de [adres] te Amsterdam Zuidoost en om 18.00 uur vanuit daar weer terug naar de [adres] . Ook is met de kaart op naam van [naam] veelvuldig naar het [adres] te Amsterdam gereisd. [36] Dit adres betreft de woning van de vriendin van de verdachte. [37]
Tevens werd op de kaart op naam van [naam] op 29 april 2015 een reis gemaakt van Amsterdam Centraal Station naar Paris Nord (reisnummer [nummer] ) en op 6 juni 2015 een reis van Paris Nord naar Amsterdam Centraal Station (reisnummer [nummer] ). Bij de [bedrijf] zijn de reisgegevens gevorderd van deze reisnummers. Hieruit blijkt dat deze reizen zijn gemaakt door [verdachte] en [naam vriendin] . [38]
[bedrijfsnaam 5]
[betrokkene 3] , die enig aandeelhouder was van [bedrijfsnaam 5] in de periode waarin de [bedrijf] Business Cards namens [bedrijfsnaam 5] zijn besteld, heeft verklaard dat hij hier niets vanaf weet. Hij heeft ze niet besteld en ook niet ontvangen. Hij vermoedt dat [naam] dat geregeld heeft. [39] Ook [betrokkene 2] heeft verklaard dat hij niets weet van [bedrijf] Business Cards. [40] De kaarten die door [bedrijfsnaam 5] zijn besteld op naam van [naam] . [41] Degene die namens [bedrijfsnaam 5] de overeenkomst met de [bedrijf] heeft ondertekend, heeft daarbij de naam [naam] gebruikt. [42]
[bedrijfsnaam 11]
[betrokkene 7] (bestuurder van [bedrijfsnaam 11] ) heeft eveneens verklaard dat zij niet in het bezit is (geweest) van een [bedrijf] Business Card en dat [bedrijfsnaam 11] ook geen [bedrijf] Business Cards heeft besteld. [43] Ook [betrokkene 8] (eveneens bestuurder van [bedrijfsnaam 11] ) heeft verklaard dat hij niet in het bezit is (geweest) van een [bedrijf] Business Card en deze ook niet heeft besteld. Er is ook geen toestemming gegeven om deze kaarten aan te vragen of om ermee te reizen. [44] De kaarten die door [bedrijfsnaam 11] zijn besteld stonden onder andere op naam van [naam] en [verdachte] . [45]
Verklaring van de verdachte
De verdachte heeft verklaard dat hij – met toestemming van de bestuurder – alleen voor [bedrijfsnaam 11] een [bedrijf] Business Card heeft aangevraagd. Hij heeft ontkend dat hij andere [bedrijf] Business Cards heeft besteld of daarmee heeft gereisd.
Conclusie
Uit bovenstaande kan worden afgeleid dat er op naam van de bedrijven [bedrijfsnaam 1] , [bedrijfsnaam 5] , [bedrijfsnaam 11] en [bedrijfsnaam 2] op grote en kleinere schaal Business Cards zijn aangevraagd, waarvan de rekeningen achteraf niet zijn betaald. De rechtbank concludeert dat het niet anders kan zijn dan dat het de verdachte is geweest die deze Business Cards heeft besteld. De rechtbank neemt daarbij het volgende in aanmerking.
De aandeelhouders en bestuurders van deze bedrijven hebben verklaard niets te hebben geweten van het bestellen van Business Cards. De rechtbank heeft – zoals ook hierboven reeds is overwogen – geen reden om te twijfelen aan de juistheid van die verklaringen. Deze bedrijven hebben als enige gemene deler de omstandigheid dat de verdachte met die bedrijven verregaande bemoeienis heeft gehad. Daar komt bij dat een aantal van de Business Cards op naam staat van de verdachte en zijn vriendin. De verdachte heeft hiervoor geen aannemelijke verklaring kunnen geven. Zijn verklaring dat hij niet heeft gereisd met Business Cards behalve op die op naam van [bedrijfsnaam 11] is bovendien aantoonbaar onjuist, gelet op de reis die hij met zijn vriendin heeft gemaakt op de kaart op naam van [naam] die door [bedrijfsnaam 1] is besteld. Bovendien is de naam [naam] als contactpersoon terug te vinden en als kaarthouder. Zoals hiervoor reeds is vastgesteld betreft dit een naam die de verdachte gebruikt. Daarbij komt dat er een verificatiebetaling van 1 cent is gedaan voor de kaarten die door [bedrijfsnaam 1] zijn besteld van een bankrekening van de verdachte. Ook hiervoor ontbreekt een aannemelijke verklaring. De contactpersoon voor de kaarten op naam van [bedrijfsnaam 2] is bovendien [naam] . Zoals blijkt uit hetgeen hiervoor is overwogen is ‘ [naam] ’ een naam die de verdachte gebruikt.
Dat de verdachte, zoals hij heeft verklaard, toestemming zou hebben gehad om op naam van [bedrijfsnaam 11] een Business Card te bestellen en te gebruiken, acht de rechtbank op grond van de verklaringen van meneer en mevrouw [betrokkene 8] mede in het licht van al het voorgaande, volstrekt onaannemelijk.
Aangezien de verdachte niet gerechtigd was deze Business Cards te bestellen, heeft hij gebruik gemaakt van een valse hoedanigheid, namelijk die van gemachtigde van de bedrijven. Ook heeft hij gebruik gemaakt van valse namen ( [naam] , [naam] , [naam] , [naam] , [naam] en [naam] ), heeft hij zich voorgedaan als een bonafide koper en heeft hij de bankrekeningen van de bedrijven opgegeven voor de betaling van de Business Cards. Aldus heeft hij de [bedrijf] bewogen tot de afgifte van 651 [bedrijf] Business Cards. Gelet op de oplichtingsmiddelen die zijn gebruikt en het gegeven dat de [bedrijf] deze Business Cards nooit had afgegeven als deze middelen niet zouden zijn ingezet, is sprake van oplichting en niet enkel van een civielrechtelijk geschil omtrent onbetaald gebleven facturen. Het verweer dat de [bedrijf] had moeten doorzien dat zij werd opgelicht wordt verworpen, aangezien de door de verdachte gegeven onjuiste voorstelling van zaken niet zodanig makkelijk was te doorzien dat het de [bedrijf] kan worden verweten dat zij dit niet heeft gedaan.
Nu daarvoor geen aanknopingspunten in het dossier aanwezig zijn acht de rechtbank niet bewezen dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen, zodat de verdachte zal worden vrijgesproken van het onderdeel medeplegen.
4.4.5
Feit 1 primair (oplichting [bank] )
Standpunt van de verdediging
Ten aanzien van feit 1 primair heeft de raadsman van de verdachte zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken, omdat hij geen van de ten laste gelegde feitelijke handelingen heeft verricht en hij zich niet heeft schuldig gemaakt aan een van de ten laste gelegde oplichtingsmiddelen. Ook kan er geen sprake zijn van medeplegen, omdat de oplichting al was voltooid op het moment dat het geld door de [bank] werd overgemaakt op de rekening van [bedrijfsnaam 1] / [betrokkene 4] , aldus de raadsman.
Bewijsmiddelen
[aangever] heeft op 3 augustus 2017 aangifte gedaan namens [bank] (hierna: de [bank] ). Hij heeft verklaard dat op 14 augustus 2014 een aanvraag voor een incassocontract is ingediend voor rekeningnummer [rekeningnummer] ten name van [bedrijfsnaam 1] . Het betreffende incassocontract is gebruikt om op 12 januari 2015 tien keer een bedrag van € 2.500,- te incasseren op rekeningnummer [rekeningnummer] ten name van [verdachte] . [46]
Op 12 januari 2015 is dit bedrag door de [bank] gestort op de rekening van [bedrijfsnaam 1] Diezelfde dag waren er twee overschrijvingen voor een totaalbedrag van € 19.500,- naar het rekeningnummer [rekeningnummer] ten name van [betrokkene 9] . Daarnaast waren er vijf overschrijvingen naar onbekende rekeningen voor een totaalbedrag van € 2.884,90 en één contante opname van € 1.000,-. In totaal werd op de dag dat de [bank] € 25.000,- stortte en de dag erna een bedrag van € 24.942,50 overgemaakt naar andere rekeningen of opgenomen. [47]
Op 16 januari 2015 is het volledige geïncasseerde bedrag van € 25.000,- wegens onvoldoende saldo op de rekening van [verdachte] gestorneerd. Nadat de laatste stornering is uitgevoerd bedraagt het saldo op de rekening van [bedrijfsnaam 1] - /- 24.880,55. [48]
Zoals hierboven reeds is vastgesteld had de verdachte de beschikking over de bankrekening van [betrokkene 9] . [49]
Zoals hierboven voorts reeds is vermeld heeft [betrokkene 4] , de oprichter van [bedrijfsnaam 1] , verklaard dat [verdachte] hem zou helpen met zijn financiële situatie. Hij heeft hem toen zijn codes voor het internetbankieren en zijn betaalpas met de pincode gegeven. Ook heeft hij weleens een formulier met een [bank] -logo getekend. [betrokkene 4] wist niet dat een incassocontract was aangevraagd voor [bedrijfsnaam 1] . Hij heeft de incasso-opdrachten niet uitgevoerd. [50]
Verklaring van de verdachte
De verdachte heeft verklaard dat hij door [betrokkene 4] was ingehuurd vanwege diens problemen met de belastingdienst. Hij kreeg een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Voor het storten van zijn salaris gaf de verdachte eerst zijn eigen rekeningnummer op, maar enkele weken later heeft hij dit veranderd in het rekeningnummer van [betrokkene 9] , omdat hij wilde voorkomen dat [naam] zou zien dat er inkomsten binnenkwamen. Als ontslagvergoeding is een bedrag van € 17.500,- gestort op de rekening van [betrokkene 9] . De verdachte heeft ontkend dat hij toegang had tot de rekening van [bedrijfsnaam 1] of dat hij een incassocontract heeft aangevraagd.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat het de verdachte moet zijn geweest zich heeft voorgedaan als vertegenwoordiger van [bedrijfsnaam 1] en het heeft doen voorkomen alsof [bedrijfsnaam 1] een vordering op hem had door een incasso-opdracht te geven aan de [bank] in opdracht en ten gunste van [bedrijfsnaam 1] . Hierbij heeft de rechtbank meegewogen al hetgeen hiervoor is overwogen omtrent de rol van de verdachte bij [bedrijfsnaam 1] , alsmede de omstandigheid dat het geïncasseerde geld direct is overgemaakt naar de rekening van [betrokkene 9] , waarover de verdachte de beschikking had. De hiervoor door de verdachte gegeven verklaring acht de rechtbank niet aannemelijk. Zoals hierboven reeds is overwogen acht de rechtbank het verhaal van de verdachte over [naam] immers volstrekt ongeloofwaardig. Bovendien heeft de verdachte met die verklaring nog niet kunnen uitleggen waarom er eerst geld is geïncasseerd van zijn eigen bankrekening ten bate van [bedrijfsnaam 1] .
De verdachte heeft aldus het oogmerk gehad om zichzelf en/of een ander te bevoordelen en heeft door het aannemen van een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels de [bank] bewogen tot de afgifte van een geldbedrag van € 25.000,-. De rechtbank acht de primair ten laste gelegde oplichting dan ook wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank acht niet bewezen dat sprake is geweest van medeplegen, nu daarvoor geen aanknopingspunten in het dossier aanwezig zijn.
4.4.6
Feit 2 eerste cumulatief/alternatief (oplichting verschillende uitgeverijen)
Standpunt van de verdediging
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman betoogd dat de verdachte geen feitelijke handelingen heeft gepleegd zoals ten laste gelegd en ook geen oplichtingsmiddelen heeft gebruikt. Indien wel wordt bewezen dat de verdachte enig oplichtingsmiddel heeft gebruikt, is geen van de genoemde bedrijven hierdoor bewogen tot bepaalde handelingen. Deze professionele partijen hadden de onjuiste voorstelling van zaken moeten doorzien. Er is daarmee enkel sprake van een civielrechtelijk geschil en niet van oplichting, aldus de raadsman.
Bewijsmiddelen
Op 4 februari 2016 heeft [aangever] aangifte gedaan namens het [benadeelde ] (hierna: het [benadeelde ] ), gevestigd te Culemborg. Zij heeft aangifte gedaan van oplichting, omdat er door verschillende bedrijven boeken zijn besteld, welke vervolgens niet zijn betaald. Het gaat onder andere om bestellingen door [bedrijfsnaam 2] met als contactpersoon dhr. [naam] en als afleveradres [adres] te Capelle aan den IJssel, door [bedrijfsnaam 1] met als contactpersoon dhr. [naam] en als afleveradres [adres] te Rotterdam en om [bedrijfsnaam 5] met als contactpersoon dhr. [betrokkene 10] en als afleveradres de [adres] te Den Haag. Alle opdrachten zijn door het [benadeelde ] uitgevoerd en niet betaald door de opdrachtgevers. De door de opdrachtgevers verstrekte gegevens bleken bij controle onjuist en niet te achterhalen. Er werden vooral boeken over psychologie, Bosatlassen en Kluwer college gidsen besteld. De bestellingen door [bedrijfsnaam 2] vonden plaats in de periode tussen 26 september 2013 en 15 november 2013. De contactpersoon betrof daar dhr. [naam] . De bestellingen door [bedrijfsnaam 1] en [bedrijfsnaam 5] vonden plaats in de maanden september, oktober en november 2014. [51]
Op 24 oktober 2017 heeft [aangever] namens [benadeelde ] (hierna: [benadeelde ] ), gevestigd te Groningen en Utrecht, aangifte gedaan van oplichting tegen [bedrijfsnaam 2] , adres [adres] te Capelle aan den IJssel. Hij heeft verklaard dat boekverkopers bij [benadeelde ] een bestelling kunnen plaatsen en dat als de bestelling binnen is, de bestelling wordt verstuurd naar de boekverkoper. In de periode van september 2013 tot oktober 2013 heeft [bedrijfsnaam 2] twee bestellingen van hbo-studieboeken geplaatst van in totaal 428 boeken en een totaalbedrag van € 25.025,96. [benadeelde ] heeft een herinnering en aanmaningen gestuurd en vervolgens alles doorgestuurd naar een incassobureau. Het bedrag is tot op de dag van de aangifte niet voldaan. [52]
Op 9 oktober 2017 heeft [aangever] namens [benadeelde ] Nederland B.V., gevestigd te Alphen aan den Rijn (hierna: [benadeelde ] ) aangifte gedaan van oplichting tegen onder andere [bedrijfsnaam 5] , adres [adres] te Den Haag. [benadeelde ] heeft op 19 augustus 2014 boeken (tien Kluwer collegebundels) geleverd aan [bedrijfsnaam 5] , die onbetaald zijn gebleven. [53]
Op 25 september 2017 heeft [aangever] namens [benadeelde ] (hierna: [benadeelde ] ), gevestigd te Amsterdam, aangifte gedaan van oplichting tegen [bedrijfsnaam 2] , met als verzendadres [adres] te Capelle aan den IJssel. In de periode van oktober 2013 tot november 2013 heeft het bedrijf [bedrijfsnaam 2] vier bestellingen geplaatst van in totaal 76 boeken. Het waren allemaal boeken op het gebied van psychologie. Het gaat om een totaalbedrag van € 4.173,80. De facturen zijn ook na doorsturing naar een incassobureau niet voldaan. [54]
Bij de aanhouding van de verdachte op 28 september 2016 zijn zijn laptop en mobiele telefoon in beslag genomen. Uit onderzoek is gebleken dat vanaf de laptop op verschillende sites is ingelogd met het e-mailadres [e-mailadres] . Op 6 mei 2016 en op 10 mei 2016 werd vanaf de laptop ingelogd op de website [adres] . [55]
Zoals reeds onder 4.4.2 is vastgesteld hadden de bestuurders/aandeelhouders van [bedrijfsnaam 2] , [bedrijfsnaam 1] en [bedrijfsnaam 5] in de periode waarover in voormelde aangiftes wordt gesproken, geen feitelijke bemoeienis met deze bedrijven. Zoals onder 4.4.2 verder reeds is weergegeven, hebben verschillende getuigen verklaard dat de verdachte kantoor hield aan de [adres] te Capelle aan den IJssel.
Verklaring van de verdachte
De verdachte heeft verklaard dat hij al jaren boeken en andere producten koopt en verkoopt via [website] . Uit enthousiasme heeft hij dit aan meerdere zakenrelaties verteld. Hij wilde de producten die zij wilden verkopen wel voor hen online zetten voor een commissie van 10 à 15%. Hij heeft zelf geen bestellingen voor boeken geplaatst. Ook blijkt nergens uit dat deze daadwerkelijk aan hem zijn geleverd. Er zijn geen pakbonnen of andere bewijzen. Hij heeft alleen boeken aangeboden voor anderen. Voor deze verschillende personen had hij meerdere accounts aangemaakt onder verschillende bedrijfsnamen.
Verder heeft hij verklaard dat hij een archiefruimte had aan de [adres] te Capelle aan den IJssel. [56] Dit is een kantoorverzamelgebouw, waar meerdere bedrijven zijn gevestigd.
Conclusie
Uit bovenstaande volgt dat er op naam van [bedrijfsnaam 1] , [bedrijfsnaam 5] en [bedrijfsnaam 2] op grote en kleinere schaal boeken zijn besteld en niet betaald. Gelet op hetgeen hierboven onder 4.4.2 reeds is beschreven met betrekking tot de betrokkenheid van de verdachte bij deze bedrijven, in combinatie met de omstandigheden dat wederom sprake is van de naam “ [naam] ” als contactpersoon, er als afleveradres een aantal maal [adres] te Capelle aan den IJssel is gebruikt, welk adres in verband met de verdachte kan worden gebracht, er gebruik is gemaakt van een emailadres in gebruik bij de verdachte en op zijn laptop is ingelogd op de site van het [benadeelde ] , is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat het de verdachte is geweest die deze boeken heeft besteld. Hij heeft zich daarbij in strijd met de waarheid voorgedaan als gemachtigde van deze bedrijven en de namen [naam] , [naam] en [betrokkene 10] gebruikt, terwijl hij zo niet heet, en zich voorgedaan als bonafide koper. Aldus heeft hij de ten laste gelegde oplichting begaan. Immers, bij een juiste voorstelling van zaken hadden deze uitgeverijen deze boeken nooit afgegeven. Uit de aangiftes blijkt ook dat deze boeken daadwerkelijk zijn verzonden. Dat daar geen pakbonnen van zijn, doet niet terzake nu de rechtbank geen enkele reden heeft om aan de aangiftes te twijfelen. De verklaring van de verdachte acht de rechtbank in het licht van het voorgaande niet aannemelijk geworden.
De rechtbank acht niet bewezen dat de verdachte zich heeft voorgedaan als gemachtigde van andere in de tenlastelegging genoemde bedrijven dan die in de voorgaande alinea zijn genoemd. Het enkele gebruik van een adres dat op de een of andere manier met de verdachte in verband kan worden gebracht, is hiervoor onvoldoende. Hoewel ook bij deze bedrijven sprake is van eenzelfde modus operandi, is deze onvoldoende specifiek om daaruit te kunnen concluderen dat het ook in deze gevallen de verdachte moet zijn geweest die de bestellingen heeft gedaan. Evenmin acht de rechtbank bewezen dat sprake is geweest van medeplegen, nu niet gebleken is van een nauwe en bewuste samenwerking met anderen.
De rechtbank is ten slotte van oordeel dat de door de verdachte verrichte gedragingen zijn te kwalificeren als oplichting en niet (ook) als flessentrekkerij of heling, zodat hij van de tweede en derde alternatief/cumulatief ten laste gelegde feiten zal worden vrijgesproken.
4.4.7
Feit 4 (oplichting [bedrijf] ) (vrijspraak)
[aangever] heeft namens [bedrijf] (hierna: [naam] ) aangifte gedaan van oplichting. Hij heeft verklaard dat zowel door [bedrijfsnaam 11] als door [bedrijfsnaam 2] meerdere voertuigen bij [naam] zijn geleased, waarvoor overeenkomsten zijn afgesloten. Het merendeel van de facturen is onbetaald gelaten. Door [bedrijfsnaam 11] zou in eerste instantie een Renault Zoë zijn geleased voor een periode van drie jaar op naam van [naam] . [naam] heeft echter verklaard dat zij hier niets vanaf weet. De auto’s voor [bedrijfsnaam 2] waren geleased op naam van [betrokkene 2] . Ook blijkt door [bedrijfsnaam 12] een leaseovereenkomst te zijn gesloten bij [naam] met als berijder
[naam] . De heer [aangever] , die namens [bedrijfsnaam 12] aangifte heeft gedaan van identiteitsfraude, weet echter niets van de lease van deze auto.
Gelet hierop bevinden zich in het dossier aanwijzingen dat er sprake is geweest van een valse voorstelling van zaken. Nu dit tevens - deels - bedrijven en namen betreft die, zoals hierboven reeds is overwogen, aan de verdachte zijn te linken, bestaat er ook een vermoeden dat de verdachte hierbij betrokken is geweest. Deze (mogelijk) valse voorstelling van zaken zou ertoe kunnen hebben geleid dat [naam] leaseovereenkomsten is aangegaan met de verschillende bedrijven en hun het gebruiksrecht van de geleasede auto’s heeft gegeven. Niet kan echter worden vastgesteld dat [naam] door deze (mogelijk) valse voorstelling van zaken is overgegaan tot de afgifte van auto’s, zoals is ten laste gelegd. Daarbij komt dat niet ten laste is gelegd dat de verdachte (op grond van een valse voorstelling van zaken) deze leaseovereenkomsten daadwerkelijk heeft afgesloten. De verdachte zal dan ook van dit feit worden vrijgesproken.
4.4.8
Feit 5 (witwassen)
Aangezien de verdachte wordt vrijgesproken van de hem onder 4 ten laste gelegde oplichting van [naam] , zal de verdachte ook worden vrijgesproken van het witwassen van auto’s. Niet kan worden vastgesteld dat deze auto’s uit misdrijf afkomstige goederen betreffen.
Met betrekking tot het witwassen van boeken overweegt de rechtbank als volgt.
Bewijsmiddelen
De verdachte heeft verklaard dat hij regelmatig boeken verkocht via [website] . [57]
Uit gegevens van [website] blijkt dat er aan de [bank] van de verdachte acht verkoopaccounts bij [website] zijn gekoppeld. Aan vijf accounts is ook daadwerkelijk uitbetaald. Op de bankrekening van de verdachte is in de periode van 2 januari 2013 tot en met 19 mei 2015 € 12.688,87 door [website] bijgeschreven. [58]
Voorts blijkt uit de gegevens van [website] dat aan de [bank] -bankrekening van [betrokkene 9] zeven verkoopaccounts bij [website] zijn gekoppeld. [59] Op de bankrekening van [betrokkene 9] is in de periode van 2 januari 2013 tot en met oktober 2015 een bedrag van € 61.827,40 bijgeschreven door [website] . [60]
Zoals reeds is vastgesteld had de verdachte de beschikking over de bankrekening van [betrokkene 9] . [61]
Uit gegevens van [website] blijkt ook dat de verdachte via [website] vooral studieboeken, Kluwer Collegebundels en atlassen verkocht. [62] Van de boeken die bij het [benadeelde ] zijn besteld op naam van de onder feit 2 genoemde bedrijven komen 101 overeen met boeken die op [website] zijn verkocht via verkoopaccounts gekoppeld aan de bankrekening van de verdachte. [63] Van de boeken besteld bij [benadeelde ] komen vijf titels overeen die in grote aantallen zijn gekocht en verkocht via [website] -accounts gekoppeld aan de bankrekening van de verdachte of [betrokkene 9] . Van de boeken die bij [benadeelde ] zijn besteld komen twee titels overeen die in tientallen zijn gekocht en ook in tientallen zijn verkocht via die accounts. Van de boeken besteld bij [benadeelde ] komen twee titels overeen die zijn gekocht en verkocht via die accounts. [64]
Conclusie
Uit hetgeen hiervoor onder feit 2 is overwogen blijkt dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan oplichting door boeken te bestellen onder een valse voorstelling van zaken en deze niet te betalen. Op grond van bovenvermelde bewijsmiddelen komt de rechtbank tot de conclusie dat de verdachte een grote hoeveelheid van deze bestelde boeken heeft doorverkocht via [website] , via verkoopaccounts gekoppeld aan zijn eigen bankrekening of aan die van [betrokkene 9] . Aldus heeft hij uit enig misdrijf verkregen goederen overgedragen en omgezet in geld. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het witwassen van een grote hoeveelheid boeken.
Het verweer van de verdediging dat niet is komen vast te staan dat de boeken die zijn doorverkocht via [website] dezelfde zijn als de boeken die zijn besteld, wordt verworpen. Gelet op de hoeveelheid boeken en het feit dat veel boeken dezelfde titel hadden dan wel van hetzelfde genre waren, is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan dan dat dit ook grotendeels dezelfde boeken zijn geweest. De verdachte heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij de door hem verkochte boeken op een andere manier heeft verkregen.
Gelet op de lange periode en de grote hoeveelheid boeken acht de rechtbank eveneens bewezen dat de verdachte van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt.
De rechtbank acht niet bewezen dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen nu daarvoor geen aanknopingspunten in het dossier aanwezig zijn, zodat de verdachte zal worden vrijgesproken van medeplegen.
4.4.9.
Feit 6 (verduistering)
Bewijsmiddelen
Op 26 augustus 2015 heeft [benadeelde.] aangifte gedaan van oplichting. Op 26 februari 2014 is zijn vader overleden. Via een kennis is hij in contact gekomen met [naam] , die zei dat hij werkzaam was bij [bedrijf] . In december 2014 hebben zij elkaar voor het eerst gesproken. Op verzoek van [naam] had hij alle papieren van zijn vader en de hypotheekakte meegenomen. [naam] heeft daar een dossier van gemaakt. Begin januari 2015 is [naam] ook nog bij hem thuis geweest om legitimatiebewijzen op te halen van hem, zijn moeder en zijn broers, hetgeen nodig was voor de verklaring van erfrecht. Daarna heeft hij twee maanden niets meer van [naam] vernomen. [naam] wilde in verband met de hypotheekachterstand dat [benadeelde.] een bedrag van € 7.000,- overmaakte naar bankrekening [rekeningnummer] ten name van [bedrijf] . [naam] had gezegd dat de vader van [benadeelde.] naast de hypotheekachterstand ook nog twee jaar belastingachterstand had. Op 6 mei 2015 heeft [benadeelde.] het geld overgemaakt. Hij hoorde vervolgens niets meer van [naam] . De hypotheekachterstand was niet betaald. Hij heeft [naam] verzocht om het geld terug te geven. Op 21 juli 2015 heeft [naam] beloofd om het geld terug te storten, maar dit is niet gebeurd. Ook is de verklaring van erfrecht niet betaald door [naam] . [65]
Gebleken is dat de door [benadeelde.] genoemde bankrekening op naam staat van [verdachte] . Ook is gebleken dat op 6 mei 2015 een bedrag van € 7.000,- werd bijgeschreven op die rekening. Tussen 6 mei 2015 en 12 juni 2015 is er een bedrag van € 6.965,99 uitgegeven. In die periode zijn er geen overboekingen geweest ten behoeve van hypotheek en/of belasting. Wel zijn er uitgaven aan Global collect B.V., een betalingsdienst voor onder andere reismaatschappijen, retailbedrijven en digitale goederen en services, aan [naam vriendin] , de vriendin van de verdachte, en aan [ex-vriendin] , de vriendin van de verdachte in de periode van 2009 tot 2012. Ook is er meerdere malen gepind in het buitenland, onder andere hotelkosten in India en Frankrijk. De rest van de uitgaven betreft vooral huishoudelijke uitgaven, brandstof en uitgaan. [66] Het bedrag van € 7.000,- is overgemaakt van de bankrekening van de vader van [benadeelde.] . [67] [benadeelde.] heeft verklaard dat het zijn eigen geld was. [68]
Verklaring van de verdachte
De verdachte heeft verklaard dat [benadeelde.] een bedrag van € 7.000,- naar zijn bankrekening heeft overgemaakt om in India beeldjes aan te schaffen voor zijn bedrijf ‘ [bedrijsnaam 13] ’. Met een hypotheek of geldbedrag van de vader van [benadeelde.] had hij geen bemoeienis.
Conclusie
Gelet op de aangifte in combinatie met de gegevens van de bankrekening van de verdachte en de omstandigheid dat de verdachte wederom gebruik heeft gemaakt van de valse naam [naam] die hij ook heeft gebruikt bij andere oplichtingen (zie hierboven) acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan verduistering van een bedrag van € 7.000,-. De rechtbank neemt daarbij mede in aanmerking dat een en ander zich heeft afgespeeld in de periode waarin de verdachte zich blijkens het dossier en hetgeen bij de vorige feiten is overwogen veelvuldig bezig hield met oplichtingspraktijken. De verklaring van de verdachte dat hij voor aangever beelden zou aanschaffen in India is op geen enkele manier aannemelijk geworden. Bovendien heeft de verdachte geen verklaring gegeven voor het feit dat hij een valse naam heeft gebruikt. De verklaring van de verdachte wordt derhalve als onaannemelijk terzijde geschoven.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat:
1.
hij in de periode van 01 januari 2015 tot en met 31 januari 2015 te Amsterdam, althans in Nederland, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels, [bank] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag van in totaal EUR 25.000, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en in strijd met de waarheid
- zich voorgedaan als vertegenwoordiger/gerechtigde van [bedrijfsnaam 1] en (in die hoedanigheid) als bonafide incasseerder en
- in strijd met de waarheid doen voorkomen alsof [bedrijfsnaam 1] een vordering had op [verdachte] door een incasso-opdracht te geven aan de [bank] in opdracht en ten gunste van [bedrijfsnaam 1]
waardoor voornoemde rechtspersoon werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
2.
hij in de periode van 01 november 2012 tot en met 31 november 2014 te Amsterdam en Utrecht en Alphen aan den Rijn en Groningen en Culemborg en/of elders in Nederland,
meermalen, telkens met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid, telkens
a. a) [benadeelde ] en
b) [benadeelde ] Uitgevers en
c) [benadeelde ] en
d) [benadeelde ]
heeft bewogen tot de afgifte van
a. a) boeken en
b) 428 boeken (tot een bedrag van EUR 25.025,96) en
c) boeken en
d) boeken (tot een bedrag van EUR 4173,80)
hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - telkens
valselijk
- zich voorgedaan als (gemachtigde van) [bedrijfsnaam 2] en [bedrijfsnaam 1] en [bedrijfsnaam 5]
en daarbij
- gebruik
gemaaktvan een valse naam en/of contactpersoon (te weten
waaronder [naam] en [naam] en [betrokkene 10] ) en
- op naam van die rechtspersonen boeken
besteld en
- zich (op die wijze)
voorgedaanals bonafide bedrijf en/of koper,
waardoor bovengenoemde rechtspersonen telkens werden bewogen tot
bovenomschreven afgifte;
3.
hij in of omstreeks de periode van 20 januari 2014 tot en met 31 oktober 2016 te Amsterdam en/of Utrecht en/of elders in Nederland, meermalen, (telkens) met het
oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen
van een valse naam of van een valse hoedanigheid, (telkens)
[bedrijf]heeft bewogen tot de afgifte van
651businesscards, door
- zich voor te doen als (gemachtigde van) [bedrijfsnaam 11] en [bedrijfsnaam 2] en [bedrijfsnaam 5] en [bedrijfsnaam 1] en (daarbij)
- gebruik te maken van een valse naam (als contactpersoon en/of ondertekenaar), te weten [naam] en [naam] en [naam] en [naam] en [naam] en [naam] en (vervolgens)
- op naam van [bedrijfsnaam 11] en [bedrijfsnaam 2] en [bedrijfsnaam 5] en [bedrijfsnaam 1] businesscards te bestellen en/of (daarbij)
- een bankrekening te gebruiken op naam van die rechtspersonen ten behoeve van de betaling van die businesscards en
- zich (op die wijze) voor te doen als bonafide bedrijf en/of koper,
waardoor
[bedrijf](telkens) werden bewogen tot bovenomschreven afgifte;
5.
hij in de periode van
01 januari 2013tot en met 16 oktober 2017 te Amsterdam en/of Rotterdam en/of Den Haag en/of Capelle aan den IJssel en/of Utrecht en/of elders in Nederland,
voorwerpen te weten een grote hoeveelheid boeken heeft overgedragen en omgezet door deze boeken te verkopen via [website] terwijl hij wist dat die voorwerpen geheel of gedeeltelijk, -
onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf,
en hij aldus van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt;
6.
hij in de periode van 06 mei 2015 tot en met 16 oktober 2017 te Amsterdam en/of elders in Nederland, opzettelijk een geldbedrag van EUR 7.000, toebehorende aan [benadeelde.] , welk
geldbedragverdachte anders dan door misdrijf, te weten door (mondelinge) overeenkomst, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

5.1
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft aangevoerd dat feit 5 geen strafbaar feit oplevert, omdat het gaat om eigen misdrijven, terwijl geen sprake is geweest van verhullingshandelingen.
5.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat het hier gaat om het omzetten van goederen en niet enkel om het voorhanden hebben goederen, zodat niet van belang is of deze afkomstig zijn uit eigen misdrijf.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bewezenverklaard dat de verdachte boeken heeft overgedragen en heeft omgezet. De gedragingen van de verdachte behelsden dus meer dan het enkele voorhanden hebben van die boeken. Dat die boeken afkomstig waren uit een door de verdachte zelf gepleegd misdrijf, staat onder die omstandigheden niet aan strafbaarheid in de weg.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er - ook overigens - geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

6.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

7.De strafoplegging

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden. De officier van justitie heeft als bijkomende straf gevorderd dat het vonnis van de rechtbank openbaar zal worden gemaakt in twee dagbladen.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit, ingeval de rechtbank toekomt aan strafoplegging, de door de officier geëiste gevangenisstraf te matigen. De raadsman heeft daartoe gewezen op het zijns inziens positieve reclasseringsadvies en de verklaring van de verdachte dat hij een andere richting in wil slaan in zijn leven. Volgens de raadsman zou kunnen worden volstaan met oplegging van een gevangenisstraf waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, en daarnaast eventueel een voorwaardelijk deel. Tot slot heeft de raadsman bepleit af te zien van openbaarmaking van het vonnis, omdat dat te zeer in strijd zou zijn met de privacy van de verdachte.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft zich in een periode van vijf jaren op grote schaal schuldig gemaakt aan oplichting en aan het witwassen van de opbrengsten daarvan. Door zich aan te bieden als belastingadviseur of boekhouder bij noodlijdende ondernemingen wist de verdachte toegang te krijgen tot hun bankrekening en administratie. Sommige van die ondernemingen liet hij op naam zetten van kwetsbare en beïnvloedbare personen (‘katvangers’), om zelf buiten beeld te blijven. Zo is de verdachte in staat geweest om op naam van die ondernemingen, buiten medeweten van de bestuurders en eigenaren, ruim 600 business cards te bestellen bij de [bedrijf] en bijna 1.000 boeken bij diverse uitgeverijen. Betaling van de rekeningen bleef uit. Met de business cards zijn vervolgens vele binnen- en buitenlandse reizen gemaakt, onder anderen door de verdachte zelf. De boeken heeft de verdachte doorverkocht via [website] . Daarnaast heeft de verdachte incassofraude gepleegd, waarbij hij een bank heeft benadeeld voor € 25.000,-. Tot slot heeft hij € 7.000,- verduisterd van een persoon die hij had toegezegd te helpen bij de afhandeling van de erfenis van zijn vader. Bij dit alles gebruikte de verdachte meerdere valse namen, waaronder [naam] en [naam] .
Met zijn handelen heeft de verdachte vele ondernemingen en personen grote financiële schade toegebracht. De totale schade bedraagt meer dan € 250.000,-. Het handelen van de verdachte levert ook maatschappelijke schade op. Zo zijn de ondernemingen genoodzaakt hun prijzen te verhogen, zodat de bonafide klanten de dupe worden. Ook heeft de verdachte het voor het handelsverkeer noodzakelijke vertrouwen fors geschaad, waarmee zijn handelen potentieel ontwrichtend heeft gewerkt. De verduistering is in het bijzonder kwalijk omdat het daarbij ging om een particulier die na de dood van zijn vader dacht bij een financieel adviseur aan te kloppen en in goed vertrouwen € 7000,- heeft overgemaakt aan de verdachte die dit vervolgens voor zichzelf heeft gebruikt.
Ter terechtzitting heeft de verdachte geen enkel inzicht getoond in zijn handelen. Integendeel, hij heeft geprobeerd de schuld in de schoenen te schuiven van de door hem eveneens gedupeerde katvangers.
Het was bovendien niet de eerste keer dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan dergelijke strafbare feiten. Blijkens zijn strafblad van 14 maart 2018 is de verdachte in 2015 veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden wegens onder meer belastingfraude en oplichting en in 2004 tot een gevangenisstraf van drie jaar wegens oplichting, verduistering en witwassen. Die veroordelingen hebben de verdachte er kennelijk niet van weerhouden de huidige strafbare feiten te plegen.
De rechtbank heeft voorts gelet op het reclasseringsadvies van 10 januari 2018. Volgens de reclassering komt de verdachte vaardig en intelligent genoeg over om de gevolgen en risico’s van zijn handelen te overzien en lijkt het aannemelijk dat hij bewust en berekenend heeft gehandeld voor financieel gewin. Begeleiding en behandeling zijn niet geïndiceerd en geadviseerd wordt een (lange) onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
Nu de verdachte gedurende langere tijd en op grote schaal strafbare feiten heeft gepleegd, daarmee grote schade heeft berokkend en al meerdere keren is veroordeeld voor soortgelijke feiten, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met oplegging van een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Die omstandigheden maken ook dat hier een langere gevangenisstraf past dan de 12 tot 18 maanden die zijn vermeld in de door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht gepubliceerde oriëntatiepunten voor straftoemeting voor dit soort fraude. Daarbij heeft de rechtbank mede gelet op het feit dat in dit geval naast de fraude tevens sprake is van verduistering en gewoontewitwassen.
Gelet op al het voorgaande acht de rechtbank de door de officier van justitie geëiste gevangenisstraf van 30 maanden passend en geboden. Dat de rechtbank minder feiten bewezen acht dan de officier van justitie geeft haar geen aanleiding de geëiste straf te matigen, nu zij wel tot een bewezenverklaring komt van de meest zwaarwegende feiten die tezamen de kern vormen van het strafbare handelen van de verdachte.
Als bijkomende straf zal de rechtbank overeenkomstig artikel 339 van het Wetboek van Strafrecht de openbaarmaking van dit vonnis gelasten, ter waarschuwing van het publiek en ter voorkoming van verdere recidive. Zij is zich ervan bewust dat dit een inbreuk maakt op de privacy van de verdachte, maar acht deze inbreuk gerechtvaardigd in het licht van de met openbaarmaking te dienen doelen. De rechtbank zal volstaan met publicatie op www.rechtspraak.nl, zonder de gebruikelijke anonimisering van de naam (en aliassen) van de verdachte, en een bijgaand persbericht. In publicatie in twee dagbladen, zoals door de officier van justitie is gevorderd, ziet de rechtbank daarnaast geen toegevoegde waarde.

8.De vorderingen van de benadeelde partijen

[bank] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 35.406,68, te vermeerderen met de wettelijke rente.
[benadeelde ] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 4.173,80, te vermeerderen met de wettelijke rente.
[bedrijf] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 232.338,10, te vermeerderen met de wettelijke rente.
[benadeelde.] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 8.800,-.
8.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot:
- gedeeltelijke toewijzing van de vordering van [bank] tot een bedrag van
€ 25.000,- en tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij voor het overige;
- gehele toewijzing van de vordering van [benadeelde ] ;
- gedeeltelijke toewijzing van de vordering van [bedrijf] tot een bedrag van
€ 232.288,37 met niet-ontvankelijkverklaring van de vordering voor het overige;
- gedeeltelijke toewijzing van de vordering van [benadeelde.] tot een bedrag van € 7.000,- en tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij voor het overige.
Voorts heeft de officier van justitie de oplegging van schadevergoedingsmaatregelen gevorderd en vervangende hechtenis van in totaal maximaal een jaar.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vorderingen dienen te worden afgewezen dan wel niet-ontvankelijk te worden verklaard wegens de door hem bepleite vrijspraken. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat de vorderingen van [bank] , [benadeelde ] en de [bedrijf] zouden moeten worden ingediend tegen de betrokken bedrijven, dan wel hun bestuurders, en dus niet tegen de verdachte. Ten aanzien van de vordering van [bedrijf] heeft de raadsman nog betoogd dat behandeling van deze vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De vordering van de benadeelde partij [bank]
De rechtbank zal de vordering, voor zover deze betrekking heeft op een bedrag van
€ 25.000,- toewijzen, omdat uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder 1 primair bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal het overige deel van de vordering, dat betrekking heeft op het restant van de debetstand en de onderzoekskosten, afwijzen, aangezien deze schade niet aan de verdachte kan worden toegerekend.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen, nu vast is komen te staan dat de schade met ingang van 1 januari 2015 is ontstaan.
Nu de vordering voor het grootste deel wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde ]
De vordering is voldoende onderbouwd door de benadeelde partij. Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder 2 bewezenverklaarde feit. De rechtbank zal derhalve de vordering toewijzen.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 4 november 2013, nu vast is komen te staan dat de schade met ingang van de datum is ontstaan.
Nu de vordering wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
De vordering van de benadeelde partij [bedrijf]
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op een bedrag van € 232.288,36, is voldoende onderbouwd door de benadeelde partij. Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder 3 bewezenverklaarde feit. De vordering is in zoverre toewijsbaar. Dit bedrag is opgebouwd uit de niet-betaalde rekeningen van de bedrijven namens welke de verdachte de Business Cards heeft besteld. De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen, nu vast is komen te staan dat de schade met ingang van 12 september 2016 is ontstaan.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij voor het niet-ontvankelijk verklaren, aangezien deze gestelde schade geen rechtstreekse schade betreft die het gevolg is van één van de ten laste van de verdachte bewezenverklaarde feiten. Dit betreffen immers niet-betaalde rekeningen van bedrijven die niet in de tenlastelegging staan.
Nu de vordering voor het overgrote deel wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde.]
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op een bedrag van € 7.000,- is voldoende onderbouwd door de benadeelde partij. Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder 6 bewezenverklaarde feit. De rechtbank zal derhalve de vordering toewijzen tot dit bedrag. Dit betreft het bedrag dat de verdachte heeft verduisterd.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering verklaren, aangezien het bestaan van de gestelde schade onvoldoende is onderbouwd en het naar het oordeel van de rechtbank hoogst onwaarschijnlijk is dat de benadeelde partij in een later stadium nog stukken ter verdere onderbouwing zal kunnen verschaffen, hetgeen bovendien een onevenredige belasting van het strafgeding op zou leveren als de benadeelde partij daartoe nog in de gelegenheid zou worden gesteld.
Nu de vordering voor het grootste deel wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

9.De schadevergoedingsmaatregelen

Nu de verdachte voor de onder 1 primair, 2 eerste alternatief/cumulatief, 3 en 6 bewezenverklaarde strafbare feiten zal worden veroordeeld en hij jegens de slachtoffers naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door deze feiten is toegebracht, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag van:
- € 25.000,- vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 1 januari 2015 tot aan de dag van de algehele voldoening, ten behoeve van [bank] ;
- € 4.173,80, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 4 november 2013 tot aan de dag van de algehele voldoening, ten behoeve van [benadeelde ] ;
- € 232.288,36, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 12 september 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening, ten behoeve van [bedrijf] ;
- € 7.000,-, ten behoeve van [benadeelde.] .

10.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen (bijkomende) straffen en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 36f, 57, 63, 321, 326, 339 en 420ter van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

11.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 tweede en derde cumulatief/alternatief en het onder 4 tenlastegelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 primair, 2 eerste cumulatief/alternatief, 3, 5 en 6 tenlastegelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 4.5 bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1 primair:
oplichting;
ten aanzien van feit 2 eerste cumulatief/alternatief:
oplichting, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 3:
oplichting, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 5
van het plegen van witwassen een gewoonte maken;
ten aanzien van feit 6:
verduistering;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
30 (DERTIG) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
gelast de openbaarmaking van dit vonnis door middel van publicatie op www.rechtspraak.nl, zonder de gebruikelijke anonimisering van de naam (en aliassen) van de verdachte;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij
[bank]gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [bank] , een bedrag van € 25.000,-, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 1 januari 2015 tot aan de dag van de algehele voldoening;
wijst de vordering voor het overige af;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 25.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 1 januari 2015 tot aan de dag van de algehele voldoening, ten behoeve van [bank] ;
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 80 dagen;
bepaalt dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij
[benadeelde ]toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [benadeelde ] , een bedrag van € 4.173,80, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 4 november 2013 tot aan de dag van de algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 4.173,80, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 4 november 2013 tot aan de dag van de algehele voldoening, ten behoeve van [benadeelde ] ;
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 51 dagen;
bepaalt dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij
[bedrijf]gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [bedrijf] , een bedrag van € 232.288,36, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 12 september 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 232.288,36, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 12 september 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening, ten behoeve van [bedrijf] ;
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 164 dagen;
bepaalt dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij
[benadeelde.]gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [benadeelde.] , een bedrag van € 7.000,-;
bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 7.000,-, ten behoeve van [benadeelde.] ;
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 70 dagen;
bepaalt dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. B.W. Mulder, voorzitter,
mr. Chr.A.J.F.M. Hensen, rechter,
mr. R.E. Perquin, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. F.M. Schreuder, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 24 april 2018.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer LEFC915006, van de Landelijke Eenheid Dienst Infrastructuur i.o. Team Finec, met bijlagen.
2.Een geschrift, te weten uittreksel KvK, AD 1, p. 139-143.
3.Proces-verbaal van verhoor getuige, ZD 3, p. 173-178.
4.Proces-verbaal van verhoor verdachte [betrokkene 2] , ZD 1, p. 194-204.
5.Proces-verbaal van verhoor getuige, ZD 3, p. 207-210.
6.Proces-verbaal van verhoor verdachte [betrokkene 3] , ZD 3, p. 220.
7.Proces-verbaal van verhoor verdachte [betrokkene 3] , ZD 3, p. 244.
8.Proces-verbaal verhoor van getuige [betrokkene 3] bij de rechter-commissaris.
9.Een geschrift, te weten uittreksel KvK, AD 1, p. 64-66.
10.Een geschrift, te weten een interview met [betrokkene 4] door [bank] , ZD 7, p. 14-20.
11.Proces-verbaal van verhoor getuige, ZD 2, p. 401-406.
12.Proces-verbaal van bevindingen, ZD 1, p. 256-257
13.Proces-verbaal van bevindingen, ZD 1, p. 271.
14.Een geschrift, te weten een uittreksel KvK, AD 1, p. 129.
15.Proces-verbaal van 3e verhoor verdachte [betrokkene 6] , ZD 1, p. 217-224.
16.Proces-verbaal van verhoor verdachte [betrokkene 6] ZD 1, p. 228 en 236.
17.Proces-verbaal van verhoor verdachte [betrokkene 2] , ZD 1, p. 194-204.
18.Een geschrift, te weten een uittreksel KvK, AD 1, p. 171-172.
19.Proces-verbaal van verhoor verdachte [betrokkene 8] , p. 617.
20.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 601.
21.De verklaring van de verdachte ter terechtzitting d.d. 10 april 2018.
22.Proces-verbaal van bevindingen, AD p. 194-195.
23.Proces-verbaal van bevindingen AD, p. 196-198.
24.Proces-verbaal aangifte, ZD 3, p. 54-58.
25.Proces-verbaal aangifte, ZD 3, p. 54-58.
26.Proces-verbaal van bevindingen, ZD 3, p. 148.
27.Een geschrift, te weten een Rapport Fraude Businesscard ZD, 3 p. 65-66
28.Verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 10 april 2018 en proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 9] ZD 4, p. 508
29.Een geschrift, te weten een uitdraai van de namen op de bestelde Business Cards besteld op naam van [bedrijfsnaam 1] ZD4, p. 421
30.Proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 5] , ZD 2, p. 404
31.proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 9] ZD 4, p. 513-514
32.Proces-verbaal van verhoor verdachte [naam] , ZD 3, p. 199.
33.Proces-verbaal aangifte, ZD 7, p. 14-15.
34.Proces-verbaal telefoongesprek [benadeelde.] , ZD 7, p. 56.
35.Een geschrift, te weten een uitdraai van de namen op de bestelde Business Cards besteld op naam van [bedrijfsnaam 1] , ZD4, p. 421
36.Een geschrift, te weten [bedrijf] –Business Card Factuurspecificatie Deur-tot-deurdiensten, ZD 4, p. 422.
37.Proces-verbaal bevindingen [naam] is [verdachte] ZD 4, p. 490.
38.Proces-verbaal van bevindingen Samsung Laptop, ZD 4, p. 483.
39.Proces-verbaal van verhoor verdachte [betrokkene 3] , ZD 3, p. 220.
40.Proces-verbaal van verhoor verdachte [naam] , ZD 3, p. 199.
41.Proces-verbaal van bevindingen, ZD 2, p. 149-150
42.Proces-verbaal bevindingen registratie Business Cards, ZD 3, p. 115.
43.Proces-verbaal van verhoor getuige, ZD 4, p. 605.
44.Proces-verbaal van verhoor verdachte [betrokkene 8] , ZD 4, p. 622.
45.Proces-verbaal van verhoor aangever, ZD2, p. 70-72
46.Proces-verbaal van verhoor aangever, ZD 7, p. 1-5.
47.Proces-verbaal van bevindingen transactieoverzicht, ZD 7, p. 21.
48.Proces-verbaal van aangifte, ZD 7, p. 1-5.
49.Proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 9] , ZD 4 p. 508, en de verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 10 april 2018.
50.Een geschrift, te weten een interview met [betrokkene 4] door [bank] , ZD 3, p. 14-20.
51.Proces-verbaal van verhoor aangever, ZD 1, p. 45-49.
52.Proces-verbaal van verhoor aangever, ZD 2, p. 556-557.
53.Proces-verbaal van verhoor aangever, met bijlage, ZD 2, p. 570-573.
54.Proces-verbaal van verhoor aangever, ZD 2, p. 563-564.
55.Proces-verbaal van bevindingen, ZD 1, p. 256-257.
56.Verklaring verdachte ter terechtzitting van 10 april 2018.
57.Verklaring verdachte ter terechtzitting van 10 april 2018.
58.Proces-verbaal van bevindingen, ZD 2, p. 501
59.Proces-verbaal van bevindingen, ZD 2, p. 539.
60.Proces-verbaal van bevindingen, ZD 2, p. 530
61.Proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 9] , ZD 4 p. 508, en de verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 10 april 2018.
62.Proces-verbaal van bevindingen, ZD 2, p. 502 en een geschrift, te weten een lijst van verkochte boeken via [website] , ZD 2, p 508-520.
63.Proces-verbaal van bevindingen, ZD 2, p. 502.
64.Proces-verbaal van bevindingen, ZD 2, p. 574.
65.Proces-verbaal van aangifte, ZD 7, p. 14-17.
66.Proces-verbaal van bevindingen, ZD 7, p. 36-37.
67.Proces-verbaal van bevindingen, ZD 7, p. 36.
68.Proces-verbaal van telefoongesprek [benadeelde.] . ZD 7, p. 56