ECLI:NL:RBDHA:2018:4791
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- M.M. Meijers
- J.C. de Grauw
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak met betrekking tot verblijfsvergunning
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 23 april 2018 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van een verzoeker, die een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd had aangevraagd. Het primaire besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, gedateerd 18 mei 2017, wees deze aanvraag af. De verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening om uitzetting te voorkomen totdat op het bezwaarschrift was beslist.
Tijdens de zitting op 9 april 2018 zijn partijen niet verschenen. De voorzieningenrechter overweegt dat, op basis van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), een voorlopige voorziening kan worden getroffen indien onverwijlde spoed dat vereist. De staatssecretaris heeft in een fax van 22 maart 2018 aangegeven zich niet te verzetten tegen toewijzing van het verzoek.
De voorzieningenrechter concludeert dat de werking van het primaire besluit niet wordt geschorst, ook niet bij bezwaar. Echter, omdat er overeenstemming is dat uitzetting van de verzoeker moet worden voorkomen, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen. Tevens wordt de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van de verzoeker, vastgesteld op € 501,-. De voorzieningenrechter heeft besloten om het griffierecht niet te heffen, gezien het beroep op betalingsonmacht van de verzoeker.
De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.