2.3In het bestreden besluit heeft verweerder het advies van de bezwaaradviescommissie gevolgd en het bezwaar tegen het ontslagbesluit ongegrond verklaard. In dat advies is onder meer opgenomen dat verweerder het plichtsverzuim tijdens de hoorzitting voldoende heeft onderbouwd.
Het bezwaar gericht tegen het schorsingsbesluit heeft verweerder gegrond verklaard, omdat het instellen van een nader onderzoek niet noodzakelijk was om een besluit te kunnen nemen over het opleggen van een disciplinaire maatregel. Verweerder heeft het schorsingsbesluit herroepen en eiser alsnog geschorst met ingang van 8 februari 2017 in verband met het voornemen tot bestraffing met onvoorwaardelijk ontslag (artikel 8:15:1, aanhef en onder a CAR/UWO).
Ter zitting heeft verweerder toegelicht dat ten tijde van het uitbrengen van het voornemen, mede gelet op de mogelijkheid van eiser om een zienswijze in te brengen en de daaropvolgende heroverweging, nog niet zeker was dat eiser zou worden ontslagen. Vervolgens is het onrechtmatige internetgebruik van eiser boven water gekomen. Deze factoren tezamen hebben geleid tot het disciplinaire ontslag.
3. Eiser betoogt dat conclusies van de bezwaaradviescommissie, die verweerder in het bestreden besluit heeft overgenomen, ondeugdelijk zijn gemotiveerd. Verweerder is niet ingegaan op hetgeen hij in zijn zienswijzen en in bezwaar naar voren heeft gebracht omtrent
het fiscale formulier voor verrekening reiskosten woon-werkverkeer, de tegenwerping dat hij zich niet zou hebben gehouden aan de dagelijkse werktijden, dat hij te weinig verlof zou hebben afgeschreven en dat hij onrechtmatig wiskundemateriaal geprobeerd heeft te printen voor zijn dochter. Verweerder heeft zich volgens eiser onterecht toegang verschaft tot zijn gemeentelijke emailaccount. Het geconstateerde vermeende onrechtmatige internetgebruik had niet aan het ontslag ten grondslag mogen worden gelegd. Aangezien het vermeende onrechtmatige internetgebruik niet aan het voornemen ten grondslag is gelegd, is volgens eiser onduidelijk waarom hij niet op grond van het voornemen is ontslagen. Het strafontslag is volgens eiser disproportioneel. Verweerder heeft onvoldoende rekening gehouden met zijn persoonlijke situatie.
Ten slotte betoogt eiser dat verweerder het schorsingsbesluit in strijd met artikel 7:11 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) heeft herroepen.
4. Ingevolge artikel 8:15:1, eerste lid, aanhef en onder a, van de CAR/UWO kan de ambtenaar, onverminderd het bepaalde in art 16:1:2 door het college worden geschorst wanneer hem het voornemen tot bestraffing met onvoorwaardelijk ontslag is te kennen gegeven of hem van de oplegging van deze straf mededeling is gedaan.
Ingevolge artikel 8:15:1, eerste lid, aanhef en onder d, kan de ambtenaar voorts worden geschorst in andere gevallen waarin schorsing wordt gevorderd door het belang van de dienst.
Ingevolge artikel 8:13 van de CAR/UWO kan als disciplinaire straf aan de ambtenaar ongevraagd ontslag verleend worden.
Ingevolge artikel 7:11, eerste lid, van de Awb vindt, indien het bezwaar ontvankelijk is, op grondslag daarvan een heroverweging van het bestreden besluit plaats.
Ingevolge het tweede lid herroept het bestuursorgaan, voor zover de heroverweging daartoe aanleiding geeft, het bestreden besluit en neemt het voor zover nodig in de plaats daarvan een nieuw besluit.
5. De rechtbank overweegt als volgt.