ECLI:NL:RBDHA:2018:4589
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en beoordeling van nieuw asielmotief in het bestuursrecht
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 19 april 2018 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een eiser van Gambiaanse nationaliteit. Eiser had eerder een asielaanvraag ingediend die op 8 december 2017 was afgewezen. In zijn opvolgende aanvraag, ingediend op 18 januari 2018, beroept eiser zich op nieuwe elementen, waaronder zijn homoseksuele geaardheid en de betrokkenheid van zijn vader bij een offervereniging. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag echter niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiser geen nieuw gebleken elementen had aangedragen die aanleiding gaven tot een ander oordeel dan in de eerdere afwijzing. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening om zijn uitzetting te verbieden totdat op het beroep was beslist.
Tijdens de zitting op 4 april 2018 heeft de rechtbank de zaak behandeld. Eiser heeft verklaard dat hij vreest voor zijn leven bij terugkeer naar Gambia, vooral vanwege zijn betrokkenheid bij de offervereniging en zijn seksuele geaardheid. De rechtbank heeft overwogen dat de staatssecretaris ten onrechte de verklaringen van eiser over de offervereniging niet als nieuw asielmotief heeft aangemerkt. De rechtbank oordeelt dat deze verklaringen inhoudelijk beoordeeld hadden moeten worden, ondanks dat eiser deze niet eerder naar voren had gebracht. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en draagt de staatssecretaris op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen op de aanvraag, met inachtneming van deze uitspraak. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen, en de staatssecretaris wordt veroordeeld in de proceskosten van eiser.