ECLI:NL:RBDHA:2018:4589

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 april 2018
Publicatiedatum
19 april 2018
Zaaknummer
NL18.3912
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en beoordeling van nieuw asielmotief in het bestuursrecht

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 19 april 2018 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een eiser van Gambiaanse nationaliteit. Eiser had eerder een asielaanvraag ingediend die op 8 december 2017 was afgewezen. In zijn opvolgende aanvraag, ingediend op 18 januari 2018, beroept eiser zich op nieuwe elementen, waaronder zijn homoseksuele geaardheid en de betrokkenheid van zijn vader bij een offervereniging. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag echter niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiser geen nieuw gebleken elementen had aangedragen die aanleiding gaven tot een ander oordeel dan in de eerdere afwijzing. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening om zijn uitzetting te verbieden totdat op het beroep was beslist.

Tijdens de zitting op 4 april 2018 heeft de rechtbank de zaak behandeld. Eiser heeft verklaard dat hij vreest voor zijn leven bij terugkeer naar Gambia, vooral vanwege zijn betrokkenheid bij de offervereniging en zijn seksuele geaardheid. De rechtbank heeft overwogen dat de staatssecretaris ten onrechte de verklaringen van eiser over de offervereniging niet als nieuw asielmotief heeft aangemerkt. De rechtbank oordeelt dat deze verklaringen inhoudelijk beoordeeld hadden moeten worden, ondanks dat eiser deze niet eerder naar voren had gebracht. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en draagt de staatssecretaris op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen op de aanvraag, met inachtneming van deze uitspraak. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen, en de staatssecretaris wordt veroordeeld in de proceskosten van eiser.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
zaaknummers: NL18.3912 (beroep) en NL18.3913 (voorlopige voorziening)
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter van 19 april 2018 in de zaak tussen

[eiser],

geboren op [geboortedatum], van Gambiaanse nationaliteit, eiser/verzoeker, hierna: eiser,
(gemachtigde: mr. R.S. Sewdajal),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. S.M.G. Bouma).

ProcesverloopBij besluit van 20 februari 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure niet-ontvankelijk verklaard.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen die ertoe strekt zijn uitzetting te verbieden totdat op het beroep is beslist.
Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden op 4 april 2018. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen P.M. Cuijpers. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank/voorzieningenrechter (hierna: rechtbank) heeft het onderzoek op de zitting gesloten.

Overwegingen

Asielrelaas
1. Eisers eerste asielaanvraag van 18 juli 2017 is bij besluit van 8 december 2017 door verweerder afgewezen. Het daartegen ingestelde beroep [1] is door deze rechtbank, zittingsplaats Rotterdam, op 3 januari 2018 ongegrond verklaard. Die uitspraak is door de Afdeling [2] op 19 januari 2018 bevestigd.
2. Op 18 januari 2018 heeft eiser onderhavige opvolgende aanvraag ingediend. Eiser beroept zich daarbij op zijn eerdere asielrelaas en dus op zijn homoseksuele geaardheid. Verder voert eiser aan dat zijn vader lid was van een offervereniging en dat zijn vader voor zijn dood de belofte heeft gedaan dat eiser zijn plek in zou nemen. Als eiser dat niet doet zullen ze met hem afrekenen. Eiser is met zijn moeder naar een Maribu gegaan (iemand met speciale gaven die de toekomst kan voorspellen). De volgende dag is deze Maribu overleden. Zijn moeder is bij drie Maribu’s geweest en elke keer overleed de Maribu nadat zijn moeder er mee had gesproken. Eiser heeft de plek van bijeenkomst van de offervereniging in brand gestoken en is gevlucht. Eiser vreest voor zijn leven bij terugkeer, vanwege de brandstichting, omdat hij de plek van zijn vader niet wil innemen, omdat hij hun geheim nu heeft doorverteld en tenslotte omdat hij gevlucht is en daarmee de belofte heeft gebroken. Ter onderbouwing hiervan heeft eiser twee artikelen overgelegd, afkomstig van de Telegraph Media Group Limited en Gainako Radio.
Het bestreden besluit
3. Bij het bestreden besluit heeft verweerder eisers aanvraag niet-ontvankelijk verklaard op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw), omdat hij geen nieuw gebleken elementen of bevindingen aan zijn aanvraag ten grondslag heeft gelegd die aanleiding moeten geven tot een ander oordeel dan is weergegeven in het eerdere afwijzende besluit. Eiser heeft zich beroepen op zijn eerdere asielrelaas. Dit relaas is echter bij besluit van 8 december 2017 ongeloofwaardig bevonden, welk besluit inmiddels in rechte is komen vast te staan. Dit is dan ook geen nieuw gebleken element of bevinding. Wat eiser heeft verklaard over de offervereniging en de plek van zijn vader die hij zou moeten innemen, is dat evenmin. Eiser heeft dit niet eerder naar voren gebracht, terwijl hij hiertoe wel de gelegenheid heeft gehad in zijn eerdere asielaanvraag. Dat eiser dit niet eerder naar voren heeft gebracht, terwijl hij dit wel had kunnen doen, komt voor rekening en risico van eiser. De door eiser opgegeven reden dat hij hier niet eerder over heeft verklaard, namelijk dat hij niet durfde, omdat hij bang was dat zijn zus zou komen te overlijden als hij er over sprak omdat zijn moeder ook is overleden nadat hij hierover gesproken heeft, doet hier niet aan af.
Beoordeling rechtbank
4. Eiser voert aan dat verweerder hem moet overdragen aan Italië, omdat eiser in het bezit is geweest van een Italiaanse verblijfsvergunning. Die verblijfsvergunning verliep toen eiser in Nederland gedetineerd was, waardoor hij de verblijfsvergunning niet tijdig heeft kunnen verlengen. Zoals verweerder in het bestreden besluit en op de zitting heeft toegelicht, kan er een overnameverzoek aan Italië worden gedaan op grond van artikel 12 van de Dublinverordening. Echter, de termijn waarbinnen een dergelijk verzoek gedaan kon worden, was ten tijde van de vorige asielprocedure al verstreken. Er kan dan ook geen overnameverzoek meer worden gedaan. Daarbij heeft Nederland eisers asielaanvraag in behandeling genomen en is dus verantwoordelijk geworden op grond van de Dublinverordening voor eisers opvolgende asielaanvraag. Ten overvloede merkt de rechtbank op dat eiser dit in de vorige procedure naar voren had moeten brengen. De beroepsgrond slaagt niet.
5. Eiser voert verder aan dat hij bij terugkeer naar Gambia gevaar loopt vanwege zijn seksuele geaardheid. Eiser gaat in zijn beroepschrift uitvoerig in op de situatie van homoseksuelen in Gambia. De rechtbank is van oordeel dat verweerder eisers beroep op zijn eerdere asielrelaas, waaronder zijn seksuele geaardheid, terecht niet heeft aangemerkt als nieuwe element of bevinding. Immers, de ongeloofwaardigheid van dit asielrelaas is in rechte komen vast te staan en eiser heeft ten aanzien van zijn eerdere asielrelaas geen nieuw gebleken elementen of bevindingen naar voren gebracht die af kunnen doen aan de eerdere afwijzende beschikking. Deze beroepsgrond slaagt dus evenmin.
6. Eiser voert verder aan dat zijn verklaringen omtrent de offervereniging wel degelijk nieuw zijn en dat hij met de overgelegde artikelen heeft onderbouwd dat het offeren van mensen in Gambia praktijk is. Verweerder had daarom dit nieuwe asielmotief van eiser inhoudelijk moeten beoordelen. De rechtbank volgt eiser in zijn betoog. Eiser heeft in zijn vorige asielprocedure niet verklaard over de offervereniging. Zijn verklaringen hieromtrent in deze procedure had verweerder dan ook moeten aanmerken als een nieuwe asielmotief en dus inhoudelijk moeten beoordelen. Dat eiser dit asielmotief eerder naar voren had kunnen en moeten brengen, is een omstandigheid die verweerder kan betrekken bij de geloofwaardigheidsbeoordeling van dit asielmotief. Verweerder heeft dit dus ten onrechte niet aangemerkt als een nieuw asielmotief en de aanvraag dus ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard.
Conclusie
7. Gelet op het voorgaande verklaart de rechtbank het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen op de aanvraag met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken.
8. Omdat op het beroep is beslist, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen.
9. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze
kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door
een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.503,- (1 punt voor het indienen
van het beroepschrift, 1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 501,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
in de zaak met nummer NL18.3912
- verklaart het beroep ongegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak of na de dag van plaatsing daarvan in het digitale dossier een nieuw
besluit te nemen op de aanvraag met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.503,-;
in de zaak met nummer NL18.3913
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.H. Waller, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. N. Vreede, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 april 2018.
griffier
rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Rechtsmiddel

Voetnoten

1.NL17.14743.
2.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 201800137/1/V2.