ECLI:NL:RBDHA:2018:4580

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 maart 2018
Publicatiedatum
18 april 2018
Zaaknummer
C/09/523506 / FA RK 16-9468
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uitoefenen van het recht van erfgenaam in een nalatenschap met onbekende erfgenamen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 maart 2018 een beschikking gegeven inzake een verzoek tot machtiging tot het uitoefenen van het recht van erfgenaam. Het verzoek is ingediend door zeven verzoekers, die allen erfgenamen zijn uit de moederlijke linie van de erflater, die op [datum overlijden] is overleden. De erflater had geen afstammelingen en heeft geen testament in Nederland achtergelaten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoekers ontvankelijk zijn in hun verzoek, aangezien zij de wettige erfgenamen zijn.

De rechtbank heeft de bevoegdheid om van het verzoek kennis te nemen, omdat de woonplaats van de vermiste erfgenaam niet kon worden vastgesteld. De verzoekers hebben aangegeven dat het bestaan van de vermiste erfgenaam onzeker is, en hebben onderzoek laten verrichten naar zijn mogelijke nakomelingen. De rechtbank heeft echter geconcludeerd dat de verzoekers onvoldoende hebben aangetoond dat het bestaan van de vermiste erfgenaam onzeker is, en dat er een erfdeel is opgekomen aan de zoon van de vermiste, die niet als belanghebbende in de procedure is opgenomen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek afgewezen, omdat het verzoek niet volledig was en de verzoekers niet voldoende bewijs hebben geleverd dat het bestaan van de zoon van de vermiste onzeker is. De beschikking is gegeven door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de rechters J.M. Vink, H. Dragtsma en J.C. Sluymer betrokken waren, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Meervoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 16-9468
Zaaknummer: C/09/523506
Datum beschikking: 29 maart 2018
Machtiging tot het uitoefenen van het recht van erfgenaam
Beschikkingop het op 12 december 2016 ingekomen verzoekschrift van:

1.[1.verzoeker]

wonende te [woonplaats] (Canada),

2.[2. verzoeker] ,

wonende te [woonplaats] ,

3.[3. verzoeker] ,

wonende te [woonplaats] (NH),

4.[4. verzoeker] ,

wonende te [woonplaats] (België),

5.[5. verzoeker]

wonende te [woonplaats] (Canada),

6.[6. verzoeker] ,

wonende te [woonplaats] (Canada),

7.[7. verzoeker]

wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoekers,
advocaat: mr. W.S. Santema te Drachten.
Procedure
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift;
- het F9-formulier van verzoekers van 10 januari 2017, met bijlagen;
- het faxbericht van verzoekers van 16 maart 2017, met bijlage;
- het F9-formulier van verzoekers van 5 mei 2017, met bijlagen;
- het faxbericht van verzoekers van 16 februari 2018.
Op 20 februari 2018 heeft de mondelinge behandeling ter terechtzitting plaatsgevonden ten overstaan van mr. J.M. Vink. Verzoekers zijn, met voorafgaand bericht, niet ter terechtzitting verschenen.
De rechtbank heeft de zaak, overeenkomstig het bepaalde in artikel 15 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), voor de verdere afdoening verwezen naar de meervoudige kamer van de rechtbank.
Verzoek
Het verzoek strekt ertoe dat de rechtbank aan verzoekers machtiging zal verlenen tot het uitoefenen van het recht van erfgenaam als bedoeld in artikel 1:412, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW), kosten rechtens.
Feiten
- Op [datum overlijden] is te [plaats van overlijden] overleden [naam overledene] , geboren op
[geboortedatum] te [geboorteplaats] (hierna: erflater).
- Erflater was ten tijde van het overlijden niet gehuwd of als partner (in de zin van de Wet op het geregistreerd partnerschap) geregistreerd. Erflater had geen afstammelingen in de rechte lijn.
- Erflater heeft niet in Nederland bij testament over zijn nalatenschap beschikt, mitsdien op grond van de Nederlandse wet als zijn erfgenamen nalatend, bij plaatsvervulling en staaksgewijs, de afstammelingen van zijn ouders.
- Erflater is geboren uit het huwelijk van [vader erflater] en [moeder erflater] die beiden zijn vooroverleden. Uit dit huwelijk is tevens geboren [broer erflater] , vooroverleden, zonder achterlating van kinderen.
- [moeder erflater] is geboren uit het huwelijk van [vader van moeder erflater] en [moeder van moeder erflater] . Uit dit huwelijk is tevens geboren mevrouw [zus erflater] vooroverleden, uit wie (onder meer) geboren is de heer [neef erflater, tevens vermiste] (hierna: de vermiste), op [geboortedatum] .
- Verzoekers zijn allen erfgenamen uit de moederlijke linie van erflater. Erflater heeft uit de vaderlijke linie geen erfgenamen achtergelaten.
- Bij beschikking van 29 april 2014 van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, is [naam] te [plaatsnaam] benoemd tot vereffenaar van de nalatenschap van erflater.
Beoordeling
Bevoegdheid
Ingevolge artikel 267 Rv is in zaken van afwezigheid of vermissing bevoegd de rechter van de verlaten woonplaats van de afwezige of vermiste. Deze bepaling wordt aangevuld door artikel 269 Rv, inhoudende dat indien de artikelen 262 tot en met 268 geen bevoegde rechter aanwijzen de rechter te ’s-Gravenhage bevoegd is. In de onderhavige zaak kon van de afwezige of vermiste de verlaten woonplaats niet worden vastgesteld. Deze rechtbank is dus bevoegd om van het verzoek kennis te nemen.
Ontvankelijkheid
Verzoekers zijn, naast de vermiste, de wettige erfgenamen in de nalatenschap van de erflater en zijn om die reden ontvankelijk in hun verzoek.
Inhoudelijke beoordeling
Ingevolge artikel 1:412 van het BW verleent de rechtbank, wanneer aan een persoon wiens bestaan onzeker is een erfdeel of een legaat opkomt, waartoe, indien hij niet in leven mocht zijn, anderen zouden zijn gerechtigd, aan die anderen op hun verzoek machtiging tot de uitoefening van het recht van erfgenaam of legataris.
De rechtbank gaat bij de beoordeling van dit geschil uit van het navolgende.
Blijkens de stukken is aan de vermiste een erfdeel opgekomen. Verzoekers hebben te kennen gegeven dat het bestaan van de vermiste onzeker is. Van vermiste is bekend dat hij op [geboortedatum] te [geboorteplaats] is geboren en dat hij op 13 juli 1946 is geëmigreerd. Het contact tussen hem en de familie is daarna verloren gegaan. Verzoekers stellen dat er, gelet op de gemiddelde levensverwachting, een reële kans is dat vermiste (die thans 95 jaar oud zou zijn) niet meer in leven is. Verzoekers hebben voor het ervenonderzoek naar de vermiste, dan wel zijn eventuele afstammelingen, onderzoek laten verrichten door het Centraal Bureau voor Genealogie en gebruik gemaakt van de diensten van Stichting Luminis.
De rechtbank overweegt dat uit voornoemd ervenonderzoek is gebleken dat de vermiste een zoon had, genaamd [naam zoon erflater tevens vermiste] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Duitsland). Ook is bekend geworden dat de vermiste op [datum huwelijk] te [plaatsnaam] is gehuwd met [echtgenote neef erflater tevens vermiste] . Het gezin is vervolgens in 1963 naar Australië vertrokken. De gezinsleden zijn bij het Australische archief bekend tot 1979. De onderzoekers geven aan dat verdere onderzoekpogingen zijn vastgelopen en dat het opsporen van de vermiste in Australië moeilijk is, omdat vermiste en zijn gezin hun geslachtnaam mogelijk hebben laten wijzigen. Navraag bij het archief van New South Wales (Australië) naar nakomelingen van [neef erflater, tevens vermiste] (of [neef erflater, tevens vermiste] ) over de periode van januari 1979 tot december 1988 heeft de onderzoekers ook geen verdere informatie opgeleverd.
De rechtbank is van oordeel dat verzoekers voldoende aannemelijk hebben gemaakt dat het bestaan van de vermiste onzeker is.
De rechtbank stelt echter ook vast dat, indien de vermiste niet meer in leven mocht zijn, [naam zoon erflater tevens vermiste] krachtens erfopvolging gerechtigd is tot een erfdeel in de onderhavige nalatenschap.
Voor zover het erfdeel is opgekomen aan [naam zoon erflater tevens vermiste] , stelt de rechtbank vast dat [naam zoon erflater tevens vermiste] door verzoekers niet is opgevoerd als erfgenaam/belanghebbende in deze procedure. Dit betekent dat het verzoek niet volledig is en om die reden zou moeten worden afgewezen.
Voor zover verzoekers zich op het standpunt stellen dat het bestaan van [naam zoon erflater tevens vermiste] onzeker is overweegt de rechtbank als volgt. Verzoekers gingen er in het verzoekschrift nog vanuit dat vermiste geen nakomeling(en) had. De rechtbank heeft verzoekers in de gelegenheid gesteld om aan te geven op welke wijze specifiek gezocht is naar het wel of niet in leven zijn van [naam zoon erflater tevens vermiste] . Verzoekers hebben in hun berichten van respectievelijk
5 mei 2017 en 16 februari 2018 verwezen naar de reeds ingediende stukken en het verslag van het Centraal Bureau voor Genealogie voor de wijze waarop is gezocht naar het gezin [naam zoon erflater tevens vermiste] . Kort samengevat, zo stellen verzoekers in hun faxbericht van 16 februari 2018, is er na 1979 geen spoor meer te vinden van het echtpaar (bedoeld worden de vermiste en zijn echtgenote [echtgenote neef erflater tevens vermiste] ). De rechtbank leidt hieruit af dat niet specifiek is gezocht naar [naam zoon erflater tevens vermiste] , dan wel dat daartoe geen verdere pogingen zijn ondernomen. Naar het oordeel van de rechtbank hebben verzoekers met de thans overgelegde stukken en hun toelichting daarop onvoldoende aannemelijk gemaakt dat het bestaan van [naam zoon erflater tevens vermiste] onzeker is. De rechtbank zal het verzoek om die reden afwijzen.
Beslissing
De rechtbank:
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.M. Vink, H. Dragtsma en J.C. Sluymer, bijgestaan door mr. K. Veelenturf-Beukhof als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
29 maart 2018.