ECLI:NL:RBDHA:2018:4572

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 maart 2018
Publicatiedatum
18 april 2018
Zaaknummer
NL18.5373
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag en verzoek voorlopige voorziening in het bestuursrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 maart 2018 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. J.C.A. Koen, een beroep heeft ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Het bestreden besluit, genomen op 16 maart 2018, verklaarde de asielaanvraag van eiser niet-ontvankelijk. Eiser verzocht tevens om een voorlopige voorziening om uitzetting te voorkomen terwijl het beroep nog liep. Tijdens de zitting op 29 maart 2018 was de eiser aanwezig, maar de verweerder verscheen niet.

De rechtbank heeft in haar uitspraak geoordeeld dat eiser internationale bescherming geniet in Italië, waar hij een geldige vergunning heeft tot 6 juli 2022. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris terecht heeft gesteld dat eiser sterke banden met Italië heeft en dat er geen onderbouwing was voor de stelling van eiser dat hij familie in Nederland heeft. De rechtbank heeft ook overwogen dat Italië als veilig derde land kan worden aangemerkt, en dat de door eiser aangevoerde argumenten niet voldoende waren om aan te tonen dat Italië niet veilig is voor hem.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid om hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na verzending van het proces-verbaal.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummers: NL18.5373 en NL18.5374
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter van 29 maart 2018 in de zaak tussen

[naam] , eiser en verzoeker, hierna: ‘eiser’,

(gemachtigde: mr. J.C.A. Koen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 16 maart 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Tevens is een voorlopige voorziening verzocht ter voorkoming van uitzetting hangende het beroep.
De zitting heeft plaatsgevonden op 29 maart 2018. Eiser is verschenen bij zijn gemachtigde. Verweerder is na voorafgaand bericht niet verschenen.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank in de zaak NL18.5373: verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter in de zaak NL18.5374: wijst het verzoek af.

Overwegingen

1. Vaststaat dat eiser internationale bescherming geniet in Italië en daar een vergunning heeft die geldig is tot 6 juli 2022.
2. Verweerder heeft zich daarom op het standpunt kunnen stellen dat eiser sterke(re) banden met Italië heeft. Weliswaar stelt eiser dat hij familie (vader) hier te lande heeft, maar deze stelling is in het geheel niet onderbouwd. Van banden met Nederland is dus niet gebleken.
3. Verweerder heeft terecht overwogen dat volgens de heersende rechtspraak ten aanzien van Italië uitgegaan mag worden van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De door eiser aangehaalde uitspraak van de Afdeling [1] heeft betrekking op de vraag of Rusland als veilig derde land mag worden aangemerkt. Deze uitspraak is in de zaak van eiser, die internationale bescherming heeft gekregen in Italië, een lidstaat van de Europese Unie, niet van belang. Bovendien gaat het hier om de toepassing van een andere bepaling [2] .
4. Eiser heeft niet verklaard dat Italië voor hem niet veilig is. Eiser heeft meermalen verklaard dat hij Italië heeft verlaten omdat hij familie heeft in Nederland. Ook blijkt uit zijn verklaringen dat hij opvang, eten en medische zorg heeft gekregen in Italië. Anders dan eiser heeft betoogd, blijkt uit het bestreden besluit dat verweerder wel de door eiser gestelde moeilijkheden op het gebied van integratie in de beoordeling heeft betrokken. Hieruit volgt niet dat Italië haar internationale verplichtingen jegens eiser niet nakomt, nu van enige inspanning van eiser op dat vlak niet is gebleken. Daarbij geldt dat eiser bij problemen de hulp in kan roepen van de Italiaanse autoriteiten en ook bij deze autoriteiten kan klagen. Derhalve bestond er, anders dan eiser heeft betoogd, geen aanleiding voor verweerder om onderzoek te doen naar de situatie in Italië.
5. Het beroep is ongegrond. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter en voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S. van der Hell, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 29 maart 2018.
griffier
rechter en voorzieningenrechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van verzending van het proces-verbaal van deze uitspraak of na de dag van plaatsing daarvan in het digitale dossier. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 13 december 2017, ECLI:NL:RVS:2017:3378.
2.Niet 30a, eerste lid, aanhef en onder c (veilig derde land), maar 30a, eerste lid, aanhef en onder a (bescherming in een andere lidstaat van de Europese Unie), van de Vreemdelingenwet 2000.