ECLI:NL:RBDHA:2018:4571
Rechtbank Den Haag
- Mondelinge uitspraak
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en verantwoordelijkheid Italië onder Dublinverordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 maart 2018 uitspraak gedaan in een bodemprocedure betreffende de asielaanvraag van een Algerijnse eiser. De eiser had op 28 november 2017 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Echter, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Italië verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Italiaanse autoriteiten op 11 december 2017 door Nederland zijn verzocht om de eiser terug te nemen, maar niet binnen de gestelde termijn van twee weken hebben gereageerd. Hierdoor is de verantwoordelijkheid van Italië per 26 december 2017 vastgesteld.
De rechtbank heeft in haar overwegingen het interstatelijk vertrouwensbeginsel besproken, waarbij zij zich baseert op jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. Ondanks de problemen in de opvang van asielzoekers in Italië, oordeelt de rechtbank dat de situatie daar niet vergelijkbaar is met die in Griekenland, waardoor verweerder nog steeds mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De rechtbank concludeert dat er geen bijzondere individuele feiten of omstandigheden zijn die aanleiding geven om de asielaanvraag van de eiser op grond van artikel 17 van de Dublinverordening aan zich te trekken.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep van de eiser ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid om hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na verzending van het proces-verbaal.