ECLI:NL:RBDHA:2018:45

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 januari 2018
Publicatiedatum
5 januari 2018
Zaaknummer
NL17.14775
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvragen van Roma-eisers uit Servië op grond van veilig land van herkomst

Op 5 januari 2018 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tegen een groep Roma-eisers uit Servië. De rechtbank heeft de aanvragen van eisers tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank baseert zich op eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin is overwogen dat Servië als veilig land van herkomst kan worden aangemerkt. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om anders te oordelen dan de Afdeling, ondanks de argumenten van eisers over hun persoonlijke situatie en de problemen die zij ondervinden in Servië.

Eisers hebben aangevoerd dat zij in Servië worden gediscrimineerd vanwege hun Roma-identiteit en dat zij onvoldoende toegang hebben tot medische voorzieningen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verklaringen van eisers onvoldoende onderbouwd zijn en dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat het relaas van eisers ongeloofwaardig is. De rechtbank heeft vastgesteld dat eisers eerder asielaanvragen in andere landen hebben ingediend, die niet tot de gewenste bescherming hebben geleid.

De rechtbank heeft ook overwogen dat eisers voldoende gelegenheid hebben gehad om hun relaas te doen tijdens de gehoren en dat verweerder niet in strijd heeft gehandeld met de Procedurerichtlijn of het Vreemdelingenbesluit. De rechtbank heeft geconcludeerd dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij bescherming nodig hebben en dat de aanvragen terecht zijn afgewezen. De beroepen zijn ongegrond verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL17.14775, NL17.14777, NL17.14779 en NL17.14781

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 januari 2018 in de zaak tussen

[eiser 1], eiser 1,
[eiseres 1], eiseres 1,
[eiseres 2], eiseres 2, en
[eiser 2], eiser 2, tezamen: eisers.
(gemachtigde: mr. N. Vollebergh),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. A.H. Noordeloos).

ProcesverloopBij besluiten van 12 december 2017 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de aanvragen van eisers tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eisers hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaken NL17.14776, NL17.14778, NL17.14780 en NL17.14782, plaatsgevonden op 4 januari 2018. Beide partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde.

Overwegingen

1. Eisers hebben eerder in Zweden, Duitsland en Frankrijk een asielaanvraag gedaan. Geen van deze aanvragen heeft geleid tot de door eisers gevraagde internationale bescherming.
2. Eisers hebben – samengevat weergegeven – aan hun asielaanvragen ten grondslag gelegd dat zij problemen hebben met een schuldeiser van wie eiser 1 geld heeft geleend om een operatie van de oudste dochter te betalen. Eiser 1 is diverse keren mishandeld en heeft daarvoor geen hulp gekregen bij de politie. Daarnaast stellen eisers dat zij worden gediscrimineerd omdat zij Roma zijn, en dat zij als gevolg daarvan en vanwege corruptie in Servië onvoldoende toegang hebben tot de door hen benodigde medische voorzieningen.
3. Verweerder heeft de aanvragen afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) jo. artikel 30b, eerste lid aanhef en onder b, van de Vw 2000. Verweerder heeft de asielrelazen deels ongeloofwaardig geacht en zich op het standpunt gesteld dat Servië een veilig land van herkomst is.
4. Eisers kunnen zich hiermee niet verenigen en voeren – samengevat weergegeven – het volgende aan. Verweerder handelt in strijd met het Vreemdelingenbesluit en de Procedurerichtlijn, nu daaruit volgt dat een vreemdeling tijdens de gehoren de gelegenheid moet krijgen om uitleg te geven over eventueel ontbrekende elementen of inconsistenties. Hieruit volgt dat hierover reeds tijdens het gehoor een beoordeling gemaakt moet worden. Met de ingebrachte verklaring en rapporten aangaande Roma en de gezondheidszorg hebben eisers hun relazen op essentiële punten onderbouwd. Eisers lopen bij een terugkeer een reëel risico op een behandeling in strijd met artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
Verweerder heeft ten onrechte geen toepassing gegeven aan artikel 64 van de Vw. Uit de overgelegde documenten blijkt dat eiseres 1 in Frankrijk en Duitsland in behandeling was. Gemachtigde heeft reeds op 6 december 2017 om een FMMU/BMA-onderzoek gevraagd, maar verweerder heeft daar op geen enkele wijze gevolg aan gegeven. Een terugkeer zal waarschijnlijk leiden tot een medische noodsituatie. Eisers hebben aannemelijk gemaakt dat Roma feitelijk geen toegang hebben tot de gezondheidszorg, maar verweerder heeft niet om garanties gevraagd in het land van herkomst. Eisers verwijzen in dit kader naar het arrest Paposhvili en naar het rapport ‘Roma Health Rights in Macedonia, Romania and Serbia. Het besluit is daarom onvoldoende gemotiveerd.
5. De rechtbank overweegt het volgende.
6. De nationaliteit, identiteit en herkomst van eisers is door verweerder geloofwaardig bevonden. Dit relevante element is derhalve niet in geschil.
7. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in de uitspraken van 12 januari 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:13) en 3 augustus 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:2115) overwogen dat verweerder Servië als veilig land van herkomst heeft mogen aanwijzen. In hetgeen eisers naar voren hebben gebracht ziet de rechtbank geen aanleiding om anders dan de Afdeling te oordelen. De door eisers overgelegde rapporten zijn van voor de Afdelingsuitspraken en voegen derhalve geen nieuwe elementen toe. Daarom bestaat ook in het geval van eisers een algemeen rechtsvermoeden dat zij geen bescherming nodig hebben. De rechtbank overweegt dat het aan eisers is om aannemelijk te maken dat zij wel bescherming nodig hebben.
7.1
Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser 1 vaag en summier heeft verklaard omtrent het geleende geld. Zo weet eiser slechts de naam ‘[naam]’ te noemen, en spreekt hij verder over meerdere personen zonder dit nader te concretiseren. Verweerder heeft zich daarnaast niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat van eiser meer gedetailleerde verklaringen verwacht mochten worden omtrent de mishandelingen. Zo weet eiser 1 bijvoorbeeld geen data te noemen waarop de gestelde mishandelingen hebben plaatsgevonden. Met betrekking tot de overgelegde aangifte overweegt de rechtbank dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat hieruit niet blijkt dat de mishandeling gerelateerd is aan het relaas zoals eiser 1 het naar voren heeft gebracht. Verweerder heeft zich dan ook niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat dit element ongeloofwaardig is. De verklaringen van de overige eisers brengen daar naar het oordeel van de rechtbank geen verandering in, nu zij evenmin kunnen concretiseren van wie zij geld hebben geleend en wanneer de mishandelingen hebben plaatsgevonden.
7.2
De rechtbank overweegt voorts dat uit de gehoren blijkt dat eisers voldoende in de gelegenheid zijn gesteld om hun relaas te doen. Ook ziet de rechtbank geen aanleiding in de verslagen van de gehoren om te oordelen dat de gehoormedewerker eiser onvoldoende heeft bevraagd op zijn asielmotieven. Verweerder heeft voorts terecht opgemerkt dat eisers via de correcties en aanvullingen en het indienen van een zienswijze hun relaas nader kunnen toelichten en aanvullen. Het betoog dat verweerder in strijd met de Procedurerichtlijn en het Vreemdelingenbesluit heeft gehandeld slaagt derhalve niet.
7.3
Eisers hebben verklaard dat zij in Servië niet de benodigde medisch zorg krijgen omdat zij Roma zijn. Verder hebben zij erop gewezen dat de gezondheidszorg corrupt is. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat geen van de eisers hun medische situatie, dan wel (al dan niet geweigerde) behandeling in Servië met documenten heeft onderbouwd. Daarnaast heeft verweerder er terecht op gewezen dat eiseres 2 heeft verklaard dat zij wel door artsen is ontvangen. De rechtbank overweegt dat niet is gebleken dat dit bij een terugkeer naar Servië anders zal zijn. De – algemene – rapporten waarnaar door eisers is verwezen is daartoe naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende. De rechtbank overweegt voorts dat verweerder niet was gehouden om nader onderzoek in te stellen, nu eiseres 1 niet in Nederland onder behandeling staat. Ook heeft eiseres niet onderbouwd dat bij terugkeer een medische noodsituatie zal ontstaan. De overgelegde behandelbriefjes zijn daartoe naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende.
8. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat het relaas van eisers ongeloofwaardig is. Eisers hebben dan ook niet aannemelijk gemaakt dat Servië in hun geval niet is aan te merken als veilig land van herkomst. Daarom heeft verweerder terecht aan eisers tegengeworpen dat zij afkomstig zijn uit een veilig land van herkomst. Verweerder heeft de aanvragen dan ook kennelijk ongegrond mogen verklaren.
9. De beroepen zijn ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Ghrib, rechter, in aanwezigheid van mr. J.P. Brand, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 5 januari 2018.
griffier
rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Rechtsmiddel