ECLI:NL:RBDHA:2018:4477
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag Egyptische eiser op grond van onvoldoende aannemelijkheid van vervolging bij terugkeer naar Egypte
Op 18 april 2018 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van een Egyptische eiser die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiser stelde dat hij vrees had voor vervolging bij terugkeer naar Egypte, omdat hij bedreigd was door zijn oom na de verkoop van een stuk grond. De rechtbank oordeelde dat eiser onvoldoende aannemelijk had gemaakt dat zijn vrees voor vervolging reëel was. Eiser had tussen 2008 en 2011 in Spanje verbleven en was sinds 2011 illegaal in Nederland, maar had nooit om internationale bescherming gevraagd. De rechtbank concludeerde dat de problemen die eiser ondervond met zijn oom in de privésfeer lagen en dat hij niet had aangetoond dat hij geen bescherming van de Egyptische autoriteiten kon inroepen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de afwijzing van de asielaanvraag.