ECLI:NL:RBDHA:2018:4395
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en Dublinverordening: Verantwoordelijkheid Italië voor behandeling
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 april 2018 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft aangevraagd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, heeft de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 12 april 2018 is eiser verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, en is er een tolk aanwezig geweest.
De rechtbank overweegt dat eiser op 16 december 2017 een asielaanvraag heeft ingediend en dat uit Eurodac blijkt dat hij eerder in Italië en Duitsland een verzoek om internationale bescherming heeft ingediend. De Italiaanse autoriteiten hebben op 12 januari 2018 ingestemd met de terugname van eiser op basis van de Dublinverordening. De rechtbank stelt vast dat verweerder, op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, mag aannemen dat Italië zich houdt aan internationale verplichtingen. Eiser heeft onvoldoende aangetoond dat er sprake is van tekortkomingen in het asiel- en opvangsysteem in Italië die een risico op een onmenselijke behandeling met zich meebrengen.
De rechtbank concludeert dat de Italiaanse autoriteiten, door het claimakkoord, hebben bevestigd dat eiser toegang heeft tot de asielprocedure en dat er geen reden is om te twijfelen aan de zorg die hij daar zal ontvangen. Eiser heeft niet aangetoond dat zijn medische situatie hem kwetsbaar maakt in de context van de overdracht aan Italië. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door rechter J.M. Ghrib, in aanwezigheid van griffier M.E. Pluymaekers.