3.3.Schatting wederrechtelijk verkregen voordeel
De rechtbank stelt voorop dat de omstandigheid dat veroordeelde geen aandeelhouder was van [onderneming] dan wel dat veroordeelde geen feitelijk leidinggevende zou zijn geweest van [onderneming] , een ontneming van wederrechtelijk voordeel in onderhavige zaak niet in de weg staat.
Afkoopsom/vast contract
Veroordeelde heeft verklaard dat hij aan zijn partner, medeveroordeelde [medeveroordeelde] , had aangegeven dat hij wilde stoppen met zijn werkzaamheden voor [onderneming] . In dat kader zou hij een afkoopvergoeding van € 60.000 ontvangen.De rechtbank is van oordeel dat het onaannemelijk is dat er een afkoopsom aan een werknemer wordt betaald indien de werknemer op
eigen initiatiefzijn dienstbetrekking wenst te beëindigen. De rechtbank acht het daarentegen aannemelijk dat dit bedrag is betaald voor de toen reeds uitgevoerde werkzaamheden ten behoeve van de zorgfraude. Dit vindt bevestiging in de omstandigheid dat verdachte - volgens zijn eigen verklaring – na het ontvangen van het afkoopbedrag niet gestopt is met zijn werkzaamheden voor [onderneming] , maar het wel mocht houden.
Aflossing lening
Veroordeelde heeft over de betalingen van € 10.500,- en € 7.000,-, die door [onderneming] ten titel van ‘aflossing lening’ aan hem zijn voldaan, verklaard dat het eigenlijk een lening van medeveroordeelde [medeveroordeelde] aan hem betrof, maar dat er nooit wat op papier is gezet.Naar het oordeel van de rechtbank is het gelet hierop aannemelijk dat veroordeelde deze gelden als wederrechtelijk verkregen voordeel heeft genoten. Dat deze bedragen betaald zouden zijn
in het kader van de dienstbetrekking(zoals door de raadsvrouw is aangevoerd) blijkt uit niets en is bovendien strijdig met de verklaring van de veroordeelde zelf.
Vergoeding en reservering belasting
Veroordeelde heeft verklaard dat hij namens [onderneming] de facturatie verzorgde van PGB-cliënten van medeveroordeelde [medeveroordeelde] .Ook heeft veroordeelde verklaard dat hij een vergoeding ontving in de vorm van administratiekosten.
Bij medeveroordeelde [medeveroordeelde] is een digitaal document aangetroffen waarin een winstverdeling van de inkomsten van de zorgfraude was opgenomen. Na aftrek van een reservering van te betalen belasting werd het restant als volgt verdeeld: veroordeelde 37,5%, medeveroordeelde [medeveroordeelde] 37,5% en [onderneming] 25%.
In 2010 is ten name van [medeveroordeelde] - [verdachte] , [persoon 2] en [persoon 3] € 80.481,00 overgemaakt naar de bankrekening van [onderneming]
.In 2011 is van PGB-cliënten van [medeveroordeelde] € 75.902,25 overgemaakt naar de bankrekening van [onderneming] .
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het aannemelijk is dat veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft genoten overeenkomstig de aangetroffen winstverdeling. Het verweer dat veroordeelde geen voordelen heeft genoten is niet onderbouwd en het kan, mede gelet op het voorgaande, dan ook niet slagen.
De rechtbank acht het – anders dan het openbaar ministerie – niet aannemelijk geworden dat veroordeelde de reservering voor af te dragen belasting als wederrechtelijk verkregen voordeel heeft genoten. Evenmin zijn er in het dossier aanwijzingen te vinden dat veroordeelde voordeel heeft genoten uit de bij PT&W ondergebrachte PGB-cliënten van medeveroordeelde [medeveroordeelde] . Dit was immers het zorgbureau van de broer van veroordeelde, [broer] , die heeft verklaard dat de facturen door de PGB-cliënten aan PT&W werden betaald en dat hij het geld contant opnam van de bankrekening.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de berekening van AMB/091 waarnaar in het ontnemingsrapport wordt verwezen, met uitzondering van de posten
te reserveren belastingen
inkomsten uit PT&W,volgen. Dit betekent dat over 2010 € 22.122,21 in aanmerking wordt genomen en over 2011 € 19.203.
Investeringskosten
Ten aanzien van de investeringskosten overweegt de rechtbank dat uit het ontnemingsrapport en de berekening die daaraan ten grondslag ligt, zoals opgenomen in AMB/091, volgt dat er geen rekening is gehouden met ‘investeringskosten’. Met investeringskosten wordt bedoeld: de betaling aan medeveroordeelde [medeveroordeelde 2] , de CIZ-ambtenaar die de valse indicatiestellingen verzorgde; deze heeft volgens zijn eigen verklaring € 6.000 ontvangen.Medeveroordeelde [medeveroordeelde] heeft dit bevestigd.
De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan die verklaringen.
Gelet op de omstandigheid dat veroordeelde en medeveroordeelde [medeveroordeelde] gelijkelijk in de winst van de PGB zorgfraude deelden, zal de rechtbank de kosten gelijkelijk over hen verdelen. De rechtbank zal € 3.000 als kosten in aanmerking nemen.
Berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank op de volgende berekening.
Opbrengsten
Afkoopsom
€ 60.000,00
Aflossingen lening
€ 17.500,00
+/+
administratie vergoeding 2010
€ 22.122,21
+/+
administratie vergoeding 2011
€ 19.203,00
+/+
€ 118.825,21
Kosten
1/2 investeringskosten [medeveroordeelde 2]
€ 3.000,00
€ 3.000,00
-/-
Wederrechtelijk verkregen voordeel
€ 115.825,21
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel kan worden geschat op € 115.825,21.