ECLI:NL:RBDHA:2018:4297

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 april 2018
Publicatiedatum
12 april 2018
Zaaknummer
09/827493-17 en 09/837271-17 en 10/661148-16 (tul)
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor bedreiging met zware mishandeling, opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en verkeersovertredingen

Op 12 april 2018 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die op 19 augustus 2017 in Delft en Schiedam verschillende strafbare feiten heeft gepleegd. De verdachte, die zonder rijbewijs reed op een scooter, heeft geprobeerd te ontkomen aan de politie. Tijdens deze achtervolging heeft hij een motoragent bedreigd door met hoge snelheid recht op hem af te rijden. Dit leidde tot de tenlastelegging van bedreiging met zware mishandeling. Daarnaast werd de verdachte beschuldigd van het vervoeren van 434 gram hasj, het negeren van verkeerslichten, en het rijden zonder rijbewijs. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de bedreiging en het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet, maar heeft hem vrijgesproken van enkele andere tenlastegelegde feiten wegens gebrek aan bewijs. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, met daarnaast taakstraffen voor de verkeersovertredingen. De rechtbank heeft ook de proeftijd van een eerder opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie verlengd en bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht en behandeling voor zijn drugsverslaving.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummers: 09/827493-17 en 09/837271-17 en 10/661148-16 (tul)
Datum uitspraak: 27 februari 2018
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 13 februari 2018. In de zaak met parketnummer 09/827493-17 heeft ook op 24 november 2017 een (pro forma) zitting plaatsgevonden.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. M. Kampen en van hetgeen door verdachte en zijn raadsman mr. G.B. van de Bunt naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
Parketnummer 09/827493-17:
1.
hij op of omstreeks 19 augustus 2017 te Delft ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen rijdend op een bromfiets/scooter recht op die [slachtoffer 1] is afgereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 19 augustus 2017 te Delft [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door rijdend op een bromfiets/scooter recht op die [slachtoffer 1] af te rijden;
2.
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 14 augustus 2017 tot en met 19 augustus 2017 te Capelle aan den IJssel en/of Delft, in elk geval in Nederland, opzettelijk een scooter/bromfiets (merk Yamaha, kenteken [nummer kenteken] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als huurder/lener/houder, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
3.
hij op of omstreeks 19 augustus 2017 te Delft opzettelijk heeft afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van ongeveer 434 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram, hennep/hasjiesj, zijnde hennep/hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4.
hij op of omstreeks 19 augustus 2017 te Delft en/of Schiedam als bestuurder van een voertuig, (een scooter/bromfiets (merk Yamaha, kenteken [nummer kenteken] )), dit voertuig heeft bestuurd , terwijl hij verkeerde onder zodanige invloed van een stof, te weten hasj, waarvan hij wist of redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik daarvan - al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof - de rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht;
5.
hij op of omstreeks 19 augustus 2017 te Delft en/of te Schiedam als bestuurder van een voertuig (een scooter/bromfiets (merk Yamaha, kenteken [nummer kenteken] )), daarmee rijdende op de weg,
- met een gezien de situatie ter plaatse onverantwoord hoge snelheid, op het fietspad, parallel aan de Prinses Beatrixlaan te Delft heeft gereden en/of
- op de kruising van de Prinses Beatrixlaan met de Westlandseweg te Delft een rood verkeerslicht heeft genegeerd en/of
- op het fietspad langs de Voorhofdreef te Delft rakelings langs twee fietsers is gereden en/of
- op de kruising van de Voorhofdreef met de Kruithuisweg te Delft een rood verkeerslicht heeft genegeerd en/of die kruising tegen de richting in heeft overgestoken en/of
- in het recreatiegebied Abtswoude te Delft met een gezien de situatie ter plaatse onverantwoord hoge snelheid heeft gereden en/of
- op het voetpad tussen de Groenelaan en het Odinholm te Schiedam rakelings langs twee voetgangers is gereden,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg Werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
6.
hij op of omstreeks 19 augustus 2017 te Delft en/of Schiedam als bestuurder van een motorrijtuig (een scooter/bromfiets (merk Yamaha, kenteken [nummer kenteken] )) heeft gereden op de weg, te weten de Prinses Beatrixlaan en/of het Componistenpad en/of de Voorhofdreef en/of het Odinholm en/of het Thorholm, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde.
Parketnummer: 09/837271-17:
hij, als degene die al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig betrokken was geweest bij een verkeersongeval dat had plaatsgevonden in Leiden op/aan de Churchilllaan, op of omstreeks 18 augustus 2017 de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan
een ander (te weten [slachtoffer 3] ) letsel en/of schade was toegebracht.

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding
De feiten van parketnummer 09/827493-17 zijn genummerd omdat het meerdere feiten betreft. Het feit met parketnummer 09/837271-17 is niet genummerd omdat het 1 feit betreft. Als hierna genummerde feiten worden beschreven, dan gaat het om de onder parketnummer 09/827493-17 tenlastegelegde feiten.
Op 14 augustus 2017 heeft verdachte de scooter met het kenteken [nummer kenteken] van [slachtoffer 2] geleend. Nadat [slachtoffer 2] op 17 augustus 2017 aangifte had gedaan van verduistering (feit 2) van die scooter, zagen verbalisanten verdachte op 19 augustus 2017 rijden op die scooter. Verbalisanten probeerden verdachte aan te houden waarbij motoragent [slachtoffer 1] - vanuit tegenovergestelde richting - verdachte een stopteken gaf en verdachte probeerde klem te rijden. Verdachte is niet gestopt en is de motoragent gepasseerd. Deze manoeuvre is ten laste gelegd als een poging zware mishandeling (feit 1, primair) dan wel bedreiging (feit 1, subsidiair). Tijdens zijn vlucht voor de politie zou verdachte een aantal verkeersovertredingen hebben begaan (feit 5) zonder dat hij in het bezit was van een rijbewijs (feit 6) en terwijl hij onder invloed was van hasj (feit 4). Na zijn aanhouding werd in de scooter 434 gram hasj aangetroffen (feit 3). Na de aanhouding van verdachte bleek dat op 18 augustus 2017 aangifte was gedaan van een aanrijding tussen een auto en een scooter met het kenteken [nummer kenteken] waarbij de bestuurder van scooter de plaats van het ongeval is ontvlucht. De aangever heeft een foto aan de politie gegeven van degene die de scooter bestuurde ten tijde van de botsing (feit met parketnummer 09/837271-17).
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle tenlastegelegde feiten, met uitzondering van feit 4, wettig en overtuigend kunnen worden bewezen. Ter onderbouwing heeft zij ten aanzien van feit 1 primair aangevoerd dat uit de verklaringen van de verbalisanten volgt dat verdachte extra gas gaf en (vervolgens) met ongeveer 40 kilometer per uur recht op motoragent [slachtoffer 1] afreed, waarop [slachtoffer 1] verdachte maar ternauwernood kon ontwijken. Door zo te handelen heeft verdachte voorwaardelijke opzet gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Ten aanzien van feit 2 heeft de officier van justitie aangevoerd dat verdachte de scooter niet op de afgesproken tijd had teruggebracht en niet meer reageerde op WhatsAppberichten.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de aan hem tenlastegelegde feiten 1 (zowel primair als subsidiair), 2, 4 en voorts van hetgeen hem onder parketnummer 09/837271-17 ten laste is gelegd. Ten aanzien van de feiten 3, 5 en 6 heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsman betoogd dat verdachte niet alleen geen kwade opzet, maar ook geen voorwaardelijk opzet had op zwaar lichamelijk letsel noch op bedreiging. Verdachte heeft zich kwetsbaar gemaakt door zijn helm weg te gooien en heeft naar links gestuurd om een botsing te voorkomen. Het handelen van de verbalisanten is daarentegen onnodig gevaarzettend geweest, aldus de raadsman.
Ten aanzien van feit 2 is er onvoldoende bewijs is om te komen tot een veroordeling. Immers, er is alleen een verklaring van de aangever die niet wordt ondersteund door enig ander bewijs. Dat geldt ook voor hetgeen verdachte onder parketnummer 09/837271-17 ten laste is gelegd.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
Parketnummer 09/827493-17
Vrijspraak feiten 2 en 4
Feit 2
Op grond van het dossier stelt de rechtbank vast dat verdachte op 14 augustus 2017 de scooter met kenteken [nummer kenteken] leende van [slachtoffer 2] . De verdenking jegens verdachte komt erop neer dat hij de afspraak met [slachtoffer 2] om de scooter terug te brengen niet is nagekomen en ook niet (langer) heeft gereageerd op berichten van [slachtoffer 2] dat hij zijn scooter terug wilde. Nu die verdenking enkel wordt ondersteund door de aangifte van [slachtoffer 2] , is er naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende bewijs om te komen tot een bewezenverklaring van dit feit. De rechtbank merkt nog op dat deze beslissing anders had kunnen uitvallen indien [slachtoffer 2] bijvoorbeeld schermafdrukken had overgelegd van de WhatsAppgesprekken die hij over (het terugbrengen van) zijn scooter met verdachte heeft gevoerd. Uit het dossier volgt echter dat [slachtoffer 2] een week na zijn aangifte heeft verklaard dat hij deze gesprekken met verdachte heeft gewist.
Gelet op het voorgaande zal de verdachte van feit 2 worden vrijgesproken.
Feit 4
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat er, gelet op de constatering van het NFI dat er in het bloed van verdachte geen sporen van hasj zijn aangetroffen, onvoldoende wettig bewijs is voor een bewezenverklaring. De rechtbank zal verdachte vrijspreken van hetgeen hem onder feit 4 ten laste is gelegd.
Feit 1
Feit 1 primair: vrijspraak
De rechtbank stelt voorop dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg aanwezig is indien de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dat gevolg zal intreden.
Om te kunnen oordelen of daar sprake van is geweest, dient de feitelijke gang van zaken te worden vastgesteld.
De verdachte reed op een scooter, de motoragent op een (zwaardere) motor. Uit de aangifte van de motoragent volgt dat hij de verdachte – die in tegenovergestelde richting reed - probeerde klem te rijden tegen de vangrail en dat verdachte vervolgens – al rijdende - zijn helm afgooide en recht op de motoragent afstuurde. [2] Over wie er vervolgens is uitgeweken – verdachte of de motoragent – hebben verschillende verbalisanten verschillend verklaard. De verbalisanten die in de surveillanceauto achter verdachte reden, hebben verklaard dat verdachte uitweek voor de motoragent [3] en de motoragent heeft verklaard dat hij degene was die uitweek [4] . Nu daarover twijfel bestaat, houdt de rechtbank het ervoor dat zowel de verdachte als de motoragent zijn uitgeweken voor elkaar en elkaar links zijn gepasseerd. Dat ook verdachte is uitgeweken, vindt steun in de omstandigheid dat verdachte kort daarvoor zijn helm had weggegooid en mede daardoor bij een botsing substantieel meer kans had op (zwaarder) letsel dan de motoragent. De motoragent en verdachte hadden ten tijde van dit voorval beiden een snelheid van ongeveer 40 kilometer per uur. [5]
Deze gang van zaken leidt de rechtbank tot het volgende oordeel.
Bewezen kan worden dat er een aanmerkelijke kans bestond dat een frontale botsing tussen de verdachte en de motoragent zou plaatsvinden en dat de motoragent daarbij zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Door een frontale aanrijding met de scooter van verdachte kon de motoragent, mede gelet op de snelheid waarmee werd gereden, immers van zijn motor vallen of zelfs worden gelanceerd en daardoor zwaar letsel oplopen. Het verschil in gewicht tussen de motor en de scooter doet daaraan niet af.
In de omstandigheden van het geval kan echter niet worden bewezen dat verdachte deze aanmerkelijke kans bewust heeft aanvaard. Immers is (ook) de verdachte uiteindelijk uitgeweken voor de motoragent en heeft hij voorts korte tijd daarvoor zijn helm afgegooid, juist met het idee dat hij daardoor niet ten val zou kunnen worden gebracht door de politie. Deze omstandigheden duiden erop dat de verdachte niet uit was op een frontale botsing. Van bewuste aanvaarding van de genoemde aanmerkelijke kans kan dan geen sprake zijn.
De rechtbank zal de verdachte vrijspreken van het onder 1 primair aan hem tenlastegelegde feit.
Feit 1 subsidiair
De rechtbank is van oordeel dat wel bewezen is dat de verdachte door middel van zijn handelen motoragent [slachtoffer 1] heeft bedreigd met zware mishandeling. Zoals hiervoor reeds overwogen, is de verdachte met zijn scooter met een behoorlijke snelheid (40 kilometer per uur) recht op motoragent [slachtoffer 1] afgereden. Pas op het laatste moment is, doordat de verdachte en de motoragent uitweken, een frontale botsing voorkomen. Gelet op de aard van het gedrag van de verdachte en de omstandigheden waaronder dit plaatsvond – een achtervolging waarbij de verdachte uit handen van de politie trachtte te blijven – kon bij de motoragent de redelijke vrees ontstaan dat hij als gevolg van een botsing met de verdachte zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Op grond van de genoemde aard van het gedrag en de omstandigheden waaronder dit plaatsvond is de rechtbank voorts van oordeel dat de verdachte minst genomen voorwaardelijk opzet moet hebben gehad op het vreeswekkende karakter van zijn optreden.
De rechtbank zal de aan de verdachte tenlastegelegde bedreiging op na te melden wijze bewezen verklaren.
Feit 3
De rechtbank overweegt dat, als het gaat om feit 3, er sprake is van een bekennende verdachte in de zin van artikel 359, derde lid, laatste volzin, Sv. De raadsman heeft voor dit feit geen vrijspraak bepleit. De rechtbank zal daarom volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 13 februari 2018;
- het proces-verbaal van bevindingen van 19 augustus 2017, p. 48;
- het proces-verbaal van 24 augustus 2017, p. 69 -72.
Feit 5
De rechtbank overweegt dat, ook als het gaat om feit 5, er sprake is van een bekennende verdachte in de zin van artikel 359, derde lid, laatste volzin, Sv. De raadsman heeft voor dit feit geen vrijspraak bepleit. De rechtbank zal daarom volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 13 februari 2018;
- het proces-verbaal van bevindingen van 20 augustus 2017, p. 44 en 45.
Feit 6
De rechtbank overweegt dat, ook als het gaat om feit 6, er sprake is van een bekennende verdachte in de zin van artikel 359, derde lid, laatste volzin, Sv. De raadsman heeft voor dit feit geen vrijspraak bepleit. De rechtbank zal daarom volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 13 februari 2018;
- het proces-verbaal van rijden onder invloed van 20 augustus 2017, p. 57.
Parketnummer 09/837271-17
[slachtoffer 3] heeft verklaard dat hij op 18 augustus 2017 op de Churchillaan te Leiden ter hoogte van de fietstunnel in de richting van N206 wachtte voor het verkeerslicht. Toen hij begon te rijden, hoorde hij klap. Nadat hij was uitgestapt zag hij achter de auto een zwarte scooter op de grond en iemand die probeerde op te staan. De vriendin van [slachtoffer 3] heeft een foto van de man met de scooter gemaakt. Deze foto is aan de aangifte gehecht. [slachtoffer 3] stelde aan de man voor om gegevens uit te wisselen maar de man ging er vandoor. Van een getuige hoorde [slachtoffer 3] dat de man op de scooter door rood was gereden voordat hij tegen de auto van [slachtoffer 3] aanreed. Aan de auto van [slachtoffer 3] was blikschade, het achterlicht was kapot en de bumper was beschadigd. Van de schade zijn foto’s bij de aangifte gevoegd. [6] Verbalisant [verbalisant] herkende verdachte op de foto bij de aangifte. [7] Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij degene is die te zien is op de foto bij de aangifte. [8]
De rechtbank overweegt dat op de bij aangifte gevoegde foto te zien is dat verdachte zit op een scooter met het kenteken [nummer kenteken] . Dit is de scooter die verdachte van [slachtoffer 2] op 14 augustus 2017 had geleend en waar verdachte op reed voordat hij werd aangehouden op 19 augustus 2017. [9] De rechtbank stelt – na raadpleging van
Googlemaps [10] – vast dat de op de foto afgebeelde verkeerssituatie – waarop ook verdachte is te zien – overeenkomt met de locatie waar het ongeval heeft plaatsgevonden volgens aangever. Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft gepleegd.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat:
Parketnummer 09/827493-17:
1.
hij op 19 augustus 2017 te Delft [slachtoffer 1] heeft bedreigd met zware mishandeling, door rijdend op een scooter recht op die [slachtoffer 1] af te rijden;
3.
hij op 19 augustus 2017 te Delft opzettelijk heeft vervoerd 434 gram hasjiesj, zijnde hasjiesj
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
5.
hij op 19 augustus 2017 te Delft en/of te Schiedam als bestuurder van een voertuig (een scooter
,merk Yamaha, kenteken [nummer kenteken] ), daarmee rijdende op de weg,
- met een gezien de situatie ter plaatse onverantwoord hoge snelheid, op het fietspad, parallel aan de Prinses Beatrixlaan te Delft heeft gereden en
- op de kruising van de Prinses Beatrixlaan met de Westlandseweg te Delft een rood verkeerslicht heeft genegeerd en
- op het fietspad langs de Voorhofdreef te Delft rakelings langs twee fietsers is gereden en
- op de kruising van de Voorhofdreef met de Kruithuisweg te Delft een rood verkeerslicht heeft genegeerd en
/ofdie kruising tegen de richting in heeft overgestoken en
- in het recreatiegebied Abtswoude te Delft met een gezien de situatie ter plaatse onverantwoord hoge snelheid heeft gereden en
- op het voetpad tussen de Groenelaan en het Odinholm te Schiedam rakelings langs twee voetgangers is gereden,
door welke gedragingen van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt en/of het verkeer op die weg werd gehinderd;
6.
hij op 19 augustus 2017 te Delft en/of Schiedam als bestuurder van een motorrijtuig (een scooter
,merk Yamaha, kenteken [nummer kenteken] ) heeft gereden op de weg, te weten de Prinses Beatrixlaan en het Componistenpad en de Voorhofdreef en het Odinholm en het Thorholm,
zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde.
Parketnummer: 09/837271-17:
hij, als degene die als bestuurder van een motorrijtuig betrokken was geweest bij een verkeersongeval dat had plaatsgevonden in Leiden op de Churchilllaan, op 18 augustus 2017 de voornoemde plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten [slachtoffer 3] ) schade was toegebracht.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, waarvan 78 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en de bijzondere voorwaarden: meldplicht, behandelverplichting Bouman GGZ inclusief een korte klinische opname van maximaal 7 weken, drugsverbod, locatieverbod, locatiegebod, meewerken aan dagbesteding en meewerken aan psychologisch onderzoek en een taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis.
Voor de overtredingen, als onder de feiten 5 en 6 ten laste gelegd heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf van 20 uren, subsidiair 10 dagen vervangende hechtenis. Daarnaast heeft de officier van justitie ter zake van de feiten 5 en 6 een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 12 maanden gevorderd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om de gevorderde werkstraf te matigen en geheel voorwaardelijk op te leggen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan
Verdachte heeft geprobeerd om te ontkomen aan de politie. Daarbij is hij recht op een motoragent afgereden waardoor deze zich bedreigd voelde. Tijdens de achtervolging die daarop volgde heeft verdachte de verkeersveiligheid in gevaar gebracht. Daarnaast beschikte verdachte niet over een rijbewijs en vervoerde 434 gram hasj. Bovendien is hij in botsing gekomen met een auto, waarbij schade is ontstaan, heeft hij verzuimd op de plaats van het ongeval te blijven om zijn persoonsgegevens aan de ander kenbaar te maken.
De persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport van de reclassering d.d. 13 november 2017 over verdachte. De reclassering schrijft dat verdachte beïnvloedbaar en impulsief is, hij kan de gevolgen van zijn eigen gedrag niet overzien en heeft beperkt inzicht in de eigen mogelijkheden en beperkingen. Daarnaast vormen het middelengebruik, het negatieve sociaal netwerk en het niet hebben van dagbesteding een risico. De reclassering schat de kans op recidive hoog in.
Voorts heeft de rechtbank kennis genomen van het voortgangsverslag toezicht van de reclassering van 12 februari 2018. In dit rapport staat onder meer dat verdachte gedurende het toezicht mentaal onstabiel overkwam, met een softdrugs-verslaving lijkt te kampen, onzeker overkomt en zich door zijn stotteren lastig verbaal uitdrukt. Van belang is, zo staat in het rapport, dat verdachte klinisch wordt opgenomen in verband met zijn softdrugs-verslaving en dat hij zich laat behandelen voor zijn stotteren, dat hij dagbesteding heeft en dat hij leert om verantwoordelijkheid te nemen.
In genoemd rapport van 12 februari 2018 adviseert de reclassering om een forse deels voorwaardelijke straf op te leggen met de volgende bijzondere voorwaarden: meldplicht, ambulante behandeling (met de mogelijkheid van een kortdurende klinische opname), drugsverbod, locatieverbod (met elektronische controle), een locatiegebod, meewerken aan dagbesteding en het meewerken aan psychologisch onderzoek.
Blijkens het uittreksel justitiële documentatie van 19 januari 2018 is verdachte op 23 juni 2017 door de meervoudige kamer van de rechtbank Rotterdam veroordeeld tot zes maanden voorwaardelijke jeugddetentie in verband met wapenbezit. Verdachte liep dus nog in een proeftijd tijdens de bewezenverklaarde feiten. Daarnaast is verdachte in 2016 door de politierechter veroordeeld voor belediging van politieagenten, in 2015 voor woninginbraak en het bezit van verboden wapens en in 2014 voor diefstallen.
De rechtbank heeft meegewogen dat verdachte ter terechtzitting op 13 februari 2018 heeft aangegeven dat het zijn voorkeur heeft om klinisch opgenomen te worden om van zijn drugsverslaving af te komen.
Conclusie
Ten aanzien van de feiten 1 subsidiair en 3 van parketnummer 09/827493-17 en het feit van parketnummer 09/837271-17 concludeert de rechtbank het volgende.
Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank – met inachtneming van de LOVS oriëntatiepunten – een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden met aftrek van voorarrest passend en geboden. Omdat de rechtbank minder feiten bewezen verklaart dan de officier van justitie legt zij een lagere straf op dan door de officier van justitie is gevorderd en ziet zij voorts geen aanleiding om voor deze feiten een werkstraf aan verdachte op te leggen.
Voor de feiten 5 en 6 van parketnummer 09/827493-17 dient een afzonderlijke straf te worden opgelegd omdat dit overtredingen zijn. De rechtbank acht het – mede gelet op de overige op te leggen straffen en bijzondere voorwaarden en de omstandigheid dat verdachte niet over een rijbewijs beschikt en op grond daarvan geen motorvoertuigen mag besturen - niet opportuun om de maatregel van ontzegging van de rijbevoegdheid op te leggen. De rechtbank zal - gelet op het bovenstaande en met inachtneming van de LOVS oriëntatiepunten – een werkstraf van vijfentwintig uren per overtreding opleggen.

7.De vordering van de benadeelde partij

[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 1.310,34 inhoudende materiële schade.
7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 1.310,34 Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 1.310,34 ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 2] . Ter onderbouwing heeft de officier van justitie aangevoerd dat er schade is ontstaan aan de scooter door het ongeval.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om de vordering van benadeelde partij niet ontvankelijk te verklaren gelet op de bepleite vrijspraak.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien verdachte ten aanzien van het tenlastegelegde feit waarop de vordering betrekking heeft (feit 2), zal worden vrijgesproken.
Dit brengt mee, dat de benadeelde partij dient te worden veroordeeld in de kosten die verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil.

8.De inbeslaggenomen goederen

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de scooter aan de rechthebbende ( [slachtoffer 2] ) wordt teruggegeven en de weegschaal verbeurd wordt verklaard.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Nu het belang van strafvordering zich daartegen niet meer verzet, zal de rechtbank de teruggave aan de rechthebbende [slachtoffer 2] van de scooter van het merk YAMAHA met kenteken [nummer kenteken] en de teruggave aan verdachte van een zwarte weegschaal gelasten.

9.De vordering tenuitvoerlegging

9.1
De vordering van de officier van justitie
Bij de stukken bevindt zich een vordering tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de rechtbank Rotterdam van 23 juni 2017 voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie voor de duur van 6 maanden, met een proeftijd van twee jaren. De officier van justitie heeft ter terechtzitting op 13 februari 2018 gevorderd om de proeftijd met een jaar te verlengen.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de vordering af te wijzen.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan strafbare feiten heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt in de verdere inhoud van dit vonnis. Deze vordering ligt dan ook voor toewijzing gereed.
Gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte, is tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf naar het oordeel van de rechtbank op dit moment niet aangewezen. De rechtbank zal de proeftijd van de voorwaardelijk opgelegde straf met één jaar verlengen, met wijziging van de daaraan verbonden voorwaarden zoals door Reclassering Nederland is geadviseerd. Deze wijziging heeft onder meer tot doel dat verdachte zich laat behandelen, waarbij een klinische opname om van zijn wietverslaving af te komen, nadrukkelijk tot de mogelijkheden behoort.

10.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen:
- 14 a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 57, 62, 285 van het Wetboek van Strafrecht;
- 5, 7, 107, 176 en 177 van de Wegenverkeerswet 1994;
- 3 en 11 van de Opiumwet, en de daarbij behorende lijst II;
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

11.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de bij dagvaarding met parketnummer 09/827493-17 onder 1 primair, 2 en 4 tenlastegelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij dagvaarding met parketnummer 09/827493-17 onder 1 subsidiair, 3, 5 en 6 feiten alsmede het onder parketnummer 09/837271-17 tenlastegelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
parketnummer 09/827493-17:
ten aanzien van feit 1 subsidiair:
bedreiging met zware mishandeling;
ten aanzien van feit 3;
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet
gegeven verbod;
ten aanzien van feit 5;
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994;
ten aanzien van feit 6;
overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
parketnummer 09/837271-17:
overtreding van artikel 7, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte ten aanzien van de feiten 1 subsidiair en 3 van parketnummer 09/827493-17 en het feit met parketnummer 09/837271-17 tot:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (DRIE) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte ten aanzien van feit 5 van parketnummer 09/827493-17 voorts tot:
een taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de tijd van 2
5 (vijfentwintig) UREN;
veroordeelt de verdachte ten aanzien van feit 6 van parketnummer 09/827493-17 voorts tot:
een taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de tijd van 25 (vijfentwintig) UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraffen niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van
25 (vijfentwintig) DAGEN;
verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet ontvankelijk in zijn vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
gelast de teruggave aan de rechthebbende [slachtoffer 2] van een bromfiets van het merk YAMAHA met kenteken [nummer kenteken] en aan verdachte van een zwarte weegschaal;
verlengt de proeftijd van de bij vonnis van de meervoudige kamer in de rechtbank Rotterdam van 23 juni 2017, gewezen onder parketnummer 10/661148-16, opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie van 6 maanden met één jaar;
wijzigt de voorwaarden, verbonden aan die voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie in die zin dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
- ter vaststelling van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- zich gedurende de proeftijd niet bevindt in de gemeente Leiden, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht; waarbij de veroordeelde zich onder elektronisch toezicht stelt ter nakoming van deze bijzondere voorwaarde;
- gedurende de proeftijd op vooraf vastgestelde tijdstippen aanwezig is op de navolgende locatie: [adres] , zolang de reclassering dit noodzakelijk acht, waarbij de veroordeelde zich onder elektronisch toezicht stelt ter nakoming van deze bijzondere voorwaarde;
- zich gedurende de proeftijd meldt bij de Reclassering Bouman GGZ Marconistraat 2 te (3029 AK) te Rotterdam op door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zolang deze de reclassering dat noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd onthoudt van het gebruik van drugs en zich verplicht ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan bloedonderzoek of urineonderzoek;
- zich gedurende de proeftijd onder behandeling stelt van Bouman GGZ of soortgelijke zorgverlener zoals De Waag of Ready for change, te bepalen door de reclassering, op de tijden en plaatsen als door of namens die zorginstelling aan te geven, teneinde mee te werken aan een psychologisch onderzoek en zich te laten behandelen, waarbij het innemen van medicijnen onderdeel kan zijn van de behandeling en waarbij tevens een kortdurende klinische opname voor de duur van maximaal zeven weken ten behoeve van detoxificatie tot de mogelijkheden behoort indien dit door de reclassering noodzakelijk wordt geacht;
geeft opdracht aan Reclassering Bouman GGZ tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis in de zaak met parketnummer 09/827493-17.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.P. Verbeek, voorzitter,
mr. M. Rootring, rechter,
mr. W.M. Limborgh, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. B. Schaafsma, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 27 februari 2018.
Mrs. G.P. Verbeek en W.M. Limborgh zijn buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2017236652, van de politie eenheid Den Haag, district Westland Delft, het proces-verbaal met het nummer PL1500-2017260192 van de politie eenheid Rotterdam, district Rijnmond-Oost en het proces-verbaal met het nummer PL1500-2017241989 van de politie eenheid Den Haag, district Leiden – Bollenstrreek allen met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 92).
2.Proces-verbaal aangifte, p. 40.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 47
4.Proces-verbaal aangifte, p. 40 alsmede proces-verbaal van bevindingen, p. 44.
5.De snelheid van de motoragent volgt uit het proces-verbaal aangifte, p. 40. De snelheid van verdachte ontleent de rechtbank aan de ter terechtzitting van 13 februari 2018 door verdachte afgelegde verklaring.
6.Proces-verbaal van aangifte, p. 78 e.v.
7.Proces-verbaal van bevindingen, p. 88.
8.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 13 februari 2018.
9.Proces-verbaal van bevindingen, p. 47.
10.https://www.google.nl/maps/@52.1398081,4.4786447,3a,37.5y,342.77h,94.35t/data=!3m6!1e1!3m4!1sV-6zaXRmk3QE6Vq6DVh1qw!2e0!7i13312!8i6656