ECLI:NL:RBDHA:2018:4247

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 april 2018
Publicatiedatum
12 april 2018
Zaaknummer
NL18.906
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Algerijnse eiser die niet meewerkt aan de asielprocedure en geen psychische stoornis is vastgesteld

Op 10 april 2018 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van een Algerijnse eiser die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De aanvraag was door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 15 januari 2018 buiten behandeling gesteld, omdat de eiser niet meewerkte aan de asielprocedure. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 6 februari 2018 heeft de rechtbank het onderzoek heropend om nadere medische informatie over eiser te verkrijgen, aangezien hij was overgeplaatst naar een centrum voor transculturele psychiatrie. Eiser was echter niet verschenen op uitnodigingen voor gesprekken in het centrum, waardoor er geen toestemming was om medische informatie te delen.

De gemachtigde van eiser heeft wel informatie overgelegd, maar de rechtbank oordeelde dat er geen diagnose was gesteld en dat de stelling van de gemachtigde dat de regievoerder naar eiser had moeten gaan om hem te bewegen de toestemmingsverklaring te tekenen, niet houdbaar was. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris op goede gronden de aanvraag buiten behandeling had gesteld, omdat er geen bewijs was dat een psychiatrisch probleem de weigering om mee te werken aan de procedure rechtvaardigde. Eiser had eerder een terugkeerbesluit en een inreisverbod gekregen, en de rechtbank verklaarde het beroep ongegrond.

De uitspraak werd gedaan door rechter E.S.G. Jongeneel, in aanwezigheid van griffier C.E.B. Davis, en is openbaar uitgesproken op 10 april 2018. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL18.906

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 april 2018 in de zaak tussen

[eiser], eiser

(gemachtigde: mr. M.R. Verdoner),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. S. Rennen).

ProcesverloopBij besluit van 15 januari 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure buiten behandeling gesteld.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft ter zitting gemotiveerd verweer gevoerd.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL18.907, plaatsgevonden op 6 februari 2018. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde. Het onderzoek is vervolgens gesloten.
Bij beslissing van 13 februari 2018 heeft de rechtbank het onderzoek heropend om nadere (medische) informatie over eiser in te winnen. Gebleken is dat eiser is overgeplaatst van de PI in [plaats], naar het centrum voor transculturele psychiatrie '[centrum]', te [plaats].
Bij brief van 7 maart 2018 heeft verweerder bericht dat eiser sinds 6 februari 2018 in [centrum] verblijft. Eisers regievoerder bij de Dienst Terugkeer en Vertrek heeft eiser op 20 en 27 februari 2018 uitgenodigd voor een gesprek in een spreekkamer te [centrum], met onder andere het doel eiser te vragen de toestemmingsverklaring voor het verstrekken van medische informatie te tekenen. Eiser is beide keren niet verschenen. Bij gebrek aan een toestemmingsverklaring kan verweerder geen nadere informatie over eiser verstrekken.
De gemachtigde van eiser heeft bij brief van 14 maart 2018 gereageerd op de brief van verweerder. Daarin geeft zij aan dat eiser aan haar wel toestemming heeft gegeven om medische gegevens te delen. Eiser heeft grote angsten ten aanzien van medewerkers van of via verweerder. Dit heeft mogelijk te maken met zijn psychiatrisch probleem. Met de informatie die nu is overgelegd bij de brief van 14 maart 2018 kan volgens de gemachtigde van eiser wel alsnog een (nader) medisch-psychiatrisch onderzoek worden gelast waarbij zo mogelijk een diagnose wordt gesteld. De gemachtigde stelt voorts dat het beter was geweest als verweerder naar het verblijf van eiser was gekomen om het belang van een dergelijk onderzoek uit te leggen, eventueel met de gemachtigde daarbij aanwezig, zodat een veilige ruimte voor hem kon worden gecreëerd. Daarvan is echter niet gebleken.
Partijen hebben toestemming gegeven uitspraak te doen zonder nadere zitting. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Overwegingen

De rechtbank handhaaft hetgeen ze heeft overwogen in de heropeningsuitspraak van 13 februari 2018.
De rechtbank stelt vast dat verweerder geen nadere informatie over eiser heeft overgelegd bij gebrek aan toestemming van eiser. Eisers gemachtigde heeft wel nadere informatie overgelegd. Haar stelling dat de regievoerder samen met haar naar eisers verblijf had moeten gaan om eiser te bewegen de toestemmingsverklaring te tekenen, faalt reeds omdat de regievoerder – zoals verweerder onbetwist heeft verklaard – alleen contact met eiser mag hebben in de spreekkamer. Daarbij is niet gebleken dat de gemachtigde van eiser geen gelegenheid had om eiser zelf tot het tekenen van de toestemmingsverklaring te bewegen.
Verweerder kan geen nadere medische informatie over eiser overleggen. Uit de door eisers gemachtigde overgelegde medische stukken blijkt geen diagnose, hooguit een werkhypothese op 6 maart 2018 (depressie naast mogelijke – zo begrijpt de rechtbank –persoonlijkheidsproblematiek).
Gezien het voorgaande acht de rechtbank verweerders conclusie in het bestreden besluit dat eiser de Nederlandse procedures frustreert, gerechtvaardigd. Dat hieraan een psychiatrisch ziektebeeld ten grondslag ligt is niet gebleken. Verweerder heeft de aanvraag van eiser op goede gronden buiten behandeling gesteld.
Bij beschikking van 7 februari 2015 is tegen eiser een terugkeerbesluit en een inreisverbod van 2 jaar uitgevaardigd. Eiser dient thans het grondgebied van de EU, EER en Zwitserland onmiddellijk te verlaten.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.S.G. Jongeneel, rechter, in aanwezigheid van mr. C.E.B. Davis, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 10 april 2018.
griffier
rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Rechtsmiddel