ECLI:NL:RBDHA:2018:4238
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en Dublinverordening: Verantwoordelijkheid van Polen
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 februari 2018 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een staatloze man geboren in Libanon, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag niet in behandeling genomen, met als argument dat Polen verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk. Tijdens de zitting heeft eiser zijn situatie toegelicht, waarbij hij benadrukte dat zijn broer in Nederland woont en dat hij een vertrouwensband met hem heeft. Eiser heeft ook zijn kwetsbaarheid en psychische problemen aangekaart, en stelde dat de opvang in Polen ontoereikend is.
De rechtbank heeft overwogen dat de staatssecretaris zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiser niet voldoende heeft aangetoond dat er een afhankelijkheidsrelatie met zijn broer bestaat. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de argumenten van eiser over zijn gezondheidstoestand en de opvang in Polen niet overtuigend genoeg waren om de beslissing van de staatssecretaris te weerleggen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het beroep ongegrond is en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid om hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.