ECLI:NL:RBDHA:2018:4232
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Machtiging tot voorlopig verblijf nareis voor meerderjarig kind met verbroken feitelijke gezinsband
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 februari 2018 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de aanvraag van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor een meerderjarig kind. Eiseres, geboren in 1981 en van Syrische nationaliteit, heeft de aanvraag ingediend via haar referente, die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft. De aanvraag werd door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie afgewezen, omdat de feitelijke gezinsband tussen eiseres en referente als verbroken werd beschouwd. Dit was het gevolg van het huwelijk van eiseres in 2001, waardoor zij een zelfstandig gezin met haar echtgenoot heeft gevormd. De rechtbank oordeelde dat, ondanks de scheiding van eiseres en haar echtgenoot in 2015 en haar tijdelijke terugkeer naar referente, er geen herstel van de gezinsband kon worden aangenomen. Eiseres voerde aan dat er een sterke afhankelijkheidsrelatie met referente bestond en dat verweerder ten onrechte niet had getoetst aan artikel 8 van het EVRM. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris de aanvraag terecht had afgewezen, omdat de feitelijke gezinsband niet meer bestond en er geen grond was voor verlening van de mvv. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en de rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.