ECLI:NL:RBDHA:2018:4225

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 maart 2018
Publicatiedatum
12 april 2018
Zaaknummer
NL18.3866
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en Dublinverordening: beroep ongegrond verklaard

Op 20 maart 2018 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van een eiser die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, had de aanvraag niet in behandeling genomen op basis van de Dublinverordening, omdat Spanje verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. Eiser, die niet ter zitting verscheen, betwistte dat hij in Spanje asiel had aangevraagd en vreesde voor een schending van zijn rechten bij een mogelijke overdracht aan Spanje. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris zich niet ten onrechte op het standpunt had gesteld dat Spanje de aanvraag zou behandelen en dat de vrees van eiser voor schending van artikel 3 van het EVRM niet onderbouwd was. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om proceskostenvergoeding af.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL18.3866
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 maart 2018 in de zaak tussen

[eiser], eiser

(gemachtigde: mr. H. Yousef),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J.K. Bekink).

Procesverloop

Bij besluit van 23 februari 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft ter zitting gemotiveerd verweer gevoerd.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL18.3867, plaatsgevonden op 20 maart 2018. Eiser is, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Het verzoek om een proceskostenvergoeding wordt afgewezen.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] 1994 en de Syrische nationaliteit te hebben. Eiser heeft op 5 december 2017 een asielaanvraag ingediend.
2. Verweerder heeft deze aanvraag niet in behandeling genomen en heeft dat gebaseerd op artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Daarin is bepaald dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd niet in behandeling wordt genomen indien op grond van de Dublinverordening is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. Deze verordening is de Verordening (EU) nr. 604/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat door een onderdaan van een derde land of een staatloze bij een van de lidstaten wordt ingediend (de Dublinverordening). In dit geval heeft Nederland op 11 december 2017 bij Spanje een verzoek om terugname gedaan omdat uit Eurodac is gebleken dat betrokkene op 12 augustus 2017 in Spanje een verzoek om internationale bescherming heeft ingediend. Spanje heeft dit verzoek op 15 december 2017 aanvaard.
3. Eiser betwist dat hij in Spanje asiel heeft aangevraagd. Voor het indienen van een asielaanvraag dienen vingerafdrukken te worden afgenomen en dient de vreemdeling zijn handtekening te zetten. Eiser heeft geen vingerafdrukken gegeven en hij heeft geen papieren ondertekend waaruit zou moeten blijken dat hij daadwerkelijk asiel heeft aangevraagd in Spanje. Eiser vreest voorts bij een overdracht aan Spanje een reëel risico te lopen op een behandeling in strijd met artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Hij is een kwetsbaar persoon en aan hem zal in Spanje geen, dan wel slechte opvang geboden worden. De asielprocedure in Spanje toont op dat punt tekortkomingen. Eiser beroept zich in dit kader op het arrest Tarakhel, van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) van 4 november 2014, nr. 2921712.
4. Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat ten aanzien van Spanje uitgegaan mag worden van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Spanje heeft middels het claimakkoord gegarandeerd eisers asielverzoek in behandeling te zullen nemen. Eisers enkele stelling dat hij geen asiel in Spanje heeft aangevraagd leidt daarom niet tot een ander oordeel. Voorts heeft eiser zijn stellingen ten aanzien van zijn vrees voor schending van artikel 3 van het EVRM in het geheel niet onderbouwd, waardoor deze grond reeds daarom niet kunnen slagen. Daarnaast heeft eiser niet onderbouwd waarom hij aangemerkt zou moeten worden als kwetsbaar persoon, waardoor zijn beroep op het arrest Tarakhel ook niet slaagt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Soffers, rechter, in aanwezigheid van mr. C.E.B. Davis, griffier.
griffier
rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van verzending van het proces-verbaal van deze uitspraak of na de dag van plaatsing daarvan in het digitale dossier. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.