ECLI:NL:RBDHA:2018:4107
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van asielaanvraag en verzoek om voorlopige voorziening in het bestuursrecht
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 maart 2018 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. Verzoekster, een Algerijnse, had een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 9 februari 2018 was afgewezen als kennelijk ongegrond. Verzoekster heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De zitting vond plaats op 7 maart 2018 in Breda, waar partijen zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. De rechtbank heeft in haar overwegingen aangegeven dat het verzoek om voorlopige voorziening niet meer nodig was, omdat het beroep in de bodemzaak (zaaknummer NL18.2857) ongegrond was verklaard. Dit betekent dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand blijft en er geen aanleiding is voor het treffen van een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter, mr. W. Toekoen, heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen en aangegeven dat er geen proceskostenveroordeling zal plaatsvinden. De uitspraak is openbaar uitgesproken op dezelfde datum, 9 maart 2018, en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.