ECLI:NL:RBDHA:2018:4104

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 maart 2018
Publicatiedatum
10 april 2018
Zaaknummer
NL18.4042
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet in behandeling nemen van asielaanvraag op grond van Dublin-regelgeving

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 maart 2018 uitspraak gedaan in een beroep van eiser tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling werd genomen. De staatssecretaris stelde dat Zwitserland verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, waarbij hij werd bijgestaan door zijn gemachtigde. Tijdens de zitting was er een probleem met de tolk, waardoor een telefonische tolk werd ingeschakeld. De rechtbank heeft ter zitting onmiddellijk uitspraak gedaan.

De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en vernietigde het bestreden besluit, omdat de staatssecretaris niet deugdelijk had gemotiveerd waarom geen gebruik was gemaakt van een registertolk. De rechtbank oordeelde dat de motivering van de staatssecretaris over de spoedeisendheid van de zaak niet voldeed, omdat de aanvraag in de Dublin procedure was afgedaan, waar andere termijnen gelden dan in de algemene asielprocedure. Ondanks het motiveringsgebrek besloot de rechtbank de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand te laten, omdat eiser niet had aangetoond dat hij door het gebruik van de niet-beëdigde tolk in de problemen was gekomen.

De rechtbank oordeelde verder dat de staatssecretaris zich terecht had beroepen op informatie uit Zwitserland over de meerderjarigheid van eiser, en dat de door eiser overgelegde doopakte niet voldoende was om zijn minderjarigheid aan te tonen. De rechtbank veroordeelde de staatssecretaris in de proceskosten van eiser, die op € 1.002,- werden vastgesteld. Deze uitspraak is gedaan door rechter E.S.G. Jongeneel, in aanwezigheid van griffier M.E. Pluymaekers.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats 's-Gravenhage
Bestuursrecht
zaaknummer: NL18.4042
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 maart 2018 in de zaak tussen

[eiser], eiser

(gemachtigde: mr. M.A. Krikke),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. E. Groenendijk).

Procesverloop

Bij besluit van 27 februari 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Zwitserland verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL18.4043, plaatsgevonden op 27 maart 2018. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Wegens afwezigheid van de door eiser gereserveerde tolk, is gebruik gemaakt van een telefonische tolk. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk ter zitting uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit, voor zover daarin niet deugdelijk staat gemotiveerd waarom geen gebruik is gemaakt van een registertolk;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde gedeelte van het bestreden besluit in stand blijven;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.002,-.

Overwegingen

De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
De rechtbank volgt eiser in zijn standpunt dat verweerder tijdens het aanmeldgehoor en in het bestreden besluit niet op juiste wijze heeft gemotiveerd waarom geen gebruik is gemaakt van een registertolk en waarom sprake was van de vereiste spoed die het gebruik van een niet-beëdigde tolk rechtvaardigt. In het bestreden besluit staat dat sprake was van spoed omdat eisers aanvraag in de algemene asielprocedure is afgedaan, waardoor de strikte termijnen van deze procedure golden. Eiser heeft terecht aangevoerd dat zijn aanvraag niet in de algemene asielprocedure maar in de Dublin procedure is afgedaan, dat daarin andere termijnen gelden en dat verweerders motivering van spoedeisendheid dan ook niet volstaat. Het beroep is wegens dit motiveringsgebrek gegrond. Nu eiser voorafgaand aan en na afloop van het aanmeldgehoor heeft verklaard de tolk goed te verstaan en begrijpen en eiser ook niet heeft aangevoerd dat er misverstanden zijn ontstaan wegens het gebruik van de niet-beëdigde tolk, ziet de rechtbank echter aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten.
Verder is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich terecht onder verwijzing naar uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op het standpunt heeft gesteld dat informatie uit Zwitserland waaruit blijkt dat eiser meerderjarig is, volstaat om eiser ook in Nederland meerderjarig te verklaren, mits in Nederland geen authentieke, identificerende documenten zijn overgelegd. De originele doopakte zonder foto die eiser ter onderbouwing van zijn gestelde minderjarigheid heeft overgelegd, heeft verweerder terecht op basis van jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State onvoldoende geacht. Eiser heeft niet aangetoond dat hij op geen enkele andere wijze zijn leeftijd kan onderbouwen. Daarbij merkt de rechtbank op dat eiser zijn doopakte niet bij de Zwitserse autoriteiten heeft overgelegd, om hen te overtuigen van zijn gestelde minderjarigheid.
De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.002,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 501,- en een wegingsfactor 1).
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.S.G. Jongeneel, rechter, in aanwezigheid van mr. M.E. Pluymaekers, griffier, op 27 maart 2018.
griffier
rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van verzending van deze uitspraak of na de dag van plaatsing daarvan in het digitale dossier. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.