ECLI:NL:RBDHA:2018:4006

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 maart 2018
Publicatiedatum
9 april 2018
Zaaknummer
17.1738
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag en proceskostenveroordeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 maart 2018 uitspraak gedaan in een beroep tegen een brief van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin de opvolgende asielaanvraag van eiseres werd afgewezen. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. R.C. Van den Berg, had beroep ingesteld tegen de brief van 24 maart 2017, die betrekking had op haar asielaanvraag van 23 oktober 2014. De rechtbank heeft vastgesteld dat de brief van verweerder niet gericht was op rechtsgevolg, waardoor het beroep niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank heeft ook overwogen dat de afwijzing van de asielaanvraag in rechte vaststaat, aangezien eerdere uitspraken van de rechtbank en de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State deze afwijzing hebben bevestigd.

Tijdens de zitting op 31 januari 2018 in Breda was eiseres aanwezig, bijgestaan door haar gemachtigde, en was er een tolk aanwezig. De rechtbank heeft verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 1.002,-. De beslissing is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid om binnen vier weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL17.1738

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 maart 2018 in de zaak tussen

[eiseres], hierna: eiseres

(gemachtigde: mr. R.C. Van den Berg),
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, daaronder begrepen diens rechtsvoorgangers, verweerder
(gemachtigde: mr. H.P. Kallenbach).

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiseres een brief van 24 maart 2017 toegestuurd. Deze brief had
betrekking op de opvolgende asielaanvraag van eiseres van 23 oktober 2014.
Eiseres heeft tegen deze brief beroep ingesteld bij de rechtbank.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 31 januari 2018 in Breda. Eiseres is
verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen K. Mustafa.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Verweerder heeft de opvolgende asielaanvraag van 23 oktober 2014 afgewezen bij besluit
van 4 november 2015. Het door eiseres ingestelde beroep tegen dit besluit is door deze
rechtbank en zittingsplaats, bij uitspraak van 26 november 2015 (zaaknummer NL15.105),
voor zover thans van belang, ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 14 januari 2016
(zaaknummer 201508853/1/V2) heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van
State de uitspraak van de rechtbank bevestigd. Dit betekent dat de afwijzing van de
opvolgende asielaanvraag in rechte vaststaat.
Hieruit volgt dat de brief van verweerder van 24 maart 2017, luidende dat de asielaanvraag
van 23 oktober 2014 wordt afgewezen, niet op enig rechtsgevolg kan zijn gericht. Gelet
hierop is geen beroep bij de bestuursrechter mogelijk. Het beroep is om die reden niet-
ontvankelijk.
De rechtbank ziet aanleiding verweerder te veroordelen in de proceskosten van eisers. Deze
kosten zijn op voet van het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op
€ 1.002,- in verband met het beroep (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het
verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 501,- en een wegingsfactor 1).
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres van € 1.002,- (éénduizendtwee euro), te betalen aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W. Toekoen, rechter, in tegenwoordigheid van mr. M.I.P. Buteijn, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 14 maart 2018.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.