ECLI:NL:RBDHA:2018:3961
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Weigering toegang tot Nederland op basis van vervalst visum
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 april 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een Congolese vrouw, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres had op 2 november 2016 de toegang tot Nederland geweigerd gekregen op de luchthaven Schiphol, omdat zij een reisdocument bij zich had met een vals Indiaas visum. Eiseres stelde dat haar ten onrechte de toegang was geweigerd, omdat de Koninklijke Marechaussee haar in december 2016 met hetzelfde paspoort terug naar Congo had laten reizen. Ze voerde aan dat het administratief beroep ten onrechte als kennelijk ongegrond was verklaard en dat het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd was. Daarnaast was eiseres van mening dat zij ten onrechte niet was gehoord.
De rechtbank overwoog dat er geen reden was om het besluit van de staatssecretaris als onvoldoende gemotiveerd te beschouwen. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris, gezien het belang van grensbewaking, de toegang van eiseres terecht had geweigerd. Wat betreft de hoorplicht stelde de rechtbank vast dat, op basis van de Algemene wet bestuursrecht, van het horen van belanghebbenden kon worden afgezien als het administratief beroep kennelijk ongegrond was. De rechtbank concludeerde dat de stellingen van eiseres niet voldoende onderbouwd waren om aan te nemen dat het besluit onterecht was.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 6 april 2018, en eiseres heeft de mogelijkheid om binnen vier weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.